Toespraak van minister Wiersma bij de start van het nieuwe schooljaar

Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) sprak bij de start van het schooljaar, op 22 augustus 2022 op het Stedelijk Dalton Lyceum VMBO, in Dordrecht.

Het gesproken woord geldt!

Beste leerlingen, leraren, directie, en alle andere aanwezigen,

Het jaar is weer begonnen! Vol energie en stuiterend uit de zomervakantie… of juist nog even zin maken en weer even wennen. Of misschien wel een beetje van allebei.

Ik heb in elk geval uitgekeken naar deze dag. 22 augustus. Jullie 1e schooldag. Nieuwe schriften, een leeg bord, helemaal vers opnieuw beginnen.

Als leerling vond ik dit ook best een spannend moment. Want... je nieuwe rooster in de agenda. Kijken welke leraren je dit jaar hebt. Nieuwe boeken, misschien heb je ze zelf wel gekaft…

We zagen het al in het filmpje zonet: school is een heel belangrijke plek. Je leert er de basis: goed lezen, rekenen en schrijven en je leert er hoe we in dit land met elkaar omgaan en samenwerken.

Maar je leert er hopelijk nog zoveel meer:

  • Hoe je dat zelfstandig doet, problemen oplosen binnen een groep.
  • Hoe je meningsverschillen overbrugt.
  • En hopelijk ook… hoe je in elkaar zit en waar je goed in bent.
     

[De minister richtte zich tot de leraren in de zaal:]

Leraren, jullie dus, spelen hierin een heel belangrijke rol. Voor het bijbrengen van een stevige basis, maar ook door er voor leerlingen te zijn als het even extra nodig is.

Jullie kijken iedere dag weer naar al die koppies in de klas.  Of het goed gaat. Of er misschien dingen spelen waardoor kinderen minder aandacht hebben in de klas. En natuurlijk ook of een kind zich goed kan ontwikkelen.

Maar daar kunnen jullie als leraren nooit alléén verantwoordelijk voor zijn. Want jullie weten, je kan als leraar nog zo je best doen, maar hoe goed het lukt om kinderen klaar te stomen om voorbereid de wereld in de stappen, hangt ook af van wat er thuis en in de rest van de omgeving van kinderen gebeurt.

Daarom is het belangrijk dat we de verantwoordelijkheid om leerlingen te helpen het beste uit zichzelf te halen, meer samen gaan delen. Dat gaan we doen met het programma dat we hier vandaag ook aftrappen. Samen werken aan gelijke kansen voor onze leerlingen, door school, thuis en samenleving nog meer aan elkaar te verbinden.

Toen ik zelf naar de middelbare school ging, waren mijn ouders net gescheiden. Dat voelde heel… [nou, ik sta in een school dus laat ik het netjes houden…] vervelend. Dan zit je niet lekker in je vel. En toch was school de plek waar ik mij toen juist fijn voelde. Door leraren die toen voor mij een hele belangrijke rol hebben gespeeld in mijn leven. 

In het bijzonder was dat mijn leraar geschiedenis op de middelbare school, [meneer Haarsma]. Zijn lessen maakten dat ik graag naar school ging. Dat gevoel dat je niet alleen les krijgt om je toets en het vak te halen. Maar er ook zo’n vonkje overslaat om nog beter je best te doen en er weer zin in te hebben.

Dat gun ik iedereen. Ook op deze school zijn er genoeg meneer Haarsma's of mevrouw Haarsma's.

Nu is het bij mij onder meer wel goed gekomen omdat ik de juiste mensen trof die mij zagen staan. Maar dat is vaak ook toeval (of geluk).

Maar dat het juist leraren zijn die je zien staan… dat is geen toeval. Want jullie zien leerlingen echt. En toch.  Als het alleen van jullie moet komen, is het niet genoeg.

We hebben met z’n allen die plicht. Want dat het uitmaakt wat de opleiding en het inkomen van je ouders zijn, komt helaas uit bijna elk onderzoek. Leerlingen uit arme en rijke gezinnen zitten steeds minder vaak bij elkaar in de klas. Een paar jaar terug werd bekend dat dit hier nog erger is dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk...

Achter zo’n gegeven zitten pijnlijke verhalen.

Verhalen van jongeren die ’s ochtends op eigen kracht uit bed moeten komen, omdat niemand ze aanspoort om dat te doen. En dat valt niet mee in de pubertijd…

Ik denk ook aan leerlingen die na school geen gelegenheid hebben om huiswerk te maken omdat ze bijvoorbeeld moeten zorgen voor hun broertjes of zusjes. Gezinnen waar ouders niet standaard checken óf je dat huiswerk wel hebt gemaakt. Waar soms weinig geld is, om naast school aan sport te doen of een instrument te bespelen.

Ik denk dat we allemaal liever zouden willen dat dit niet zo is. Dat het niet uit zou mogen maken wie je ouders zijn, hoeveel ze verdienen of waar je naar school gaat. Dat je allemaal recht hebt op dezelfde kansen voor de toekomst. Datzelfde klaslokaal.

Dat kan ik hier best nog een keer vertellen, en dan zijn we het allemaal eens. Maar wat verandert dat? Want als we dat allemaal vinden, waarom neemt zo'n tweedeling tussen scholen en leerlingen dan toe?

Waarom is de kwaliteit van onderwijs zo ongelijk dat steeds meer mensen hun kinderen naar privaat onderwijs brengen en bijles regelen, als ze dat tenminste kunnen betalen? Waarom accepteren we dat?

Als we echt vinden dat iedereen een gelijke kans verdient, moeten we dat beter organiseren. Moeten we juist zorgen dat het vangnet breder is, waar jongeren dat het hardste nodig hebben. Kan het niet zo zijn dat juist die leerling die na school wat geholpen moet worden, voor een dichte deur staat. Moeten we niet accepteren dat het kind van wie de ouders geen geld hebben voor een schoolreisje, de bus doodleuk voor zijn neus ziet wegrijden.

Wat mij betreft helpen we juist die school die iedere dag stappen extra zet voor hun leerlingen, en het nu het lastigst heeft om dat georganiseerd te krijgen.

Als we die gelijke kansen werkelijk zo belangrijk vinden, moeten we hierover na durven denken en het gesprek hebben.

En laten we het dan zo organiseren dat leerlingen die een extra steuntje nodig hebben, om welke reden dan ook, niet alleen maar bij elkaar zitten. Maar zich juist ook kunnen optrekken aan de leerling die wat steviger staat. Want een klas vol stevig staande leerlingen is prachtig, maar zo ziet onze samenleving er ook niet uit.

We zullen moeten kijken naar wat voor álle kinderen goed is. En ja, dat gesprek zullen we in de politiek, op de scholen, en ook met ouders moeten voeren.

Als we werkelijk vinden dat ieder kind diezelfde kans verdient, moeten we eraan werken dat scholen die afspiegeling van de samenleving nog beter voor ogen houden.

Dan accepteren we geen kansrijke en kansarme scholen.

Dan gebruiken we de ouderbijdrage - die nota bene vrijwillig is - niet als verkapt selectiecriterium.

Dan zorgen we dat de beste leraar misschien wel juist op de school werkt waar hij het hardste nodig is.

Dan zorgen we dat in de buurt alle kinderen even veel kans hebben op die ene school, in plaats van ingewikkelde hoepels waar alleen sommige ouders doorheen kunnen springen.

Dan dragen we met elkaar de verantwoordelijkheid om het leven van ieder kind een goede basis te geven.

En niet alleen maar onze éigen kinderen! Want wat blijft er over van de gedachte dat iedereen telt, als de 1 kansen krijgt en ze verzilvert, en de ander die kansen niet heeft, ziet of voelt?

Ik daag iedereen in deze zaal en daarbuiten uit om hier met elkaar over na te denken en nog belangrijker, naar te handelen. En hoe ongezellig ook: ik zal blijven herhalen hoe gebrekkig het is als we deze handschoen alleen door de overheid laten oppakken.

Gelijke kansen is niet iets wat alléén leraren of alléén het ministerie opgelost krijgt. De 1e stap vandaag begint met het verrijken van de schooldagen op scholen waar leerlingen daar het meeste aan hebben, met het programma ‘School en Omgeving’. Samen zoeken naar acties om kinderen extra kansen te bieden én om leerlingen dat vonkje te geven.

Beste allemaal,

In mijn ideale wereld stelt iedere ouder zich nog steeds de vraag: 'Wat is het beste voor mijn kind?' Maar stellen we ons óók gezamenlijk de vraag wat het beste is voor ál onze kinderen. En handelen we hier naar.

We zijn er pas als het met álle kinderen goed gaat. En daar zijn we nu niet.

We worden niet beter van een samenleving waar op de ene school het vooral normaal wordt gevonden om 3 keer per week uiteten te gaan, terwijl de ouders van de leerlingen op een andere school 3 keer in de week moeten aankloppen bij de voedselbank.

Sinds ik actief ben in de politiek, is het mij wel gaan opvallen dat veel mensen vrij goed zijn geworden in het benoemen van wat we niet willen, maar tegelijkertijd ook best goed zijn in het bevechten van waar je zelf en je kinderen recht op hebben. Meestal zonder kwade opzet trouwens. Want natuurlijk ga je voor je kind tot het gaatje.

En het gebeurt ook niet lang niet overal. Misschien valt er op dit vlak binnen de Randstad nog wel iets te leren van scholen en samenleving buiten de Randstad.

Laten we ons optrekken aan de goede voorbeelden, aan de plaatsen in ons land waar iedereen zich bezig houdt met de toekomst van álle jongeren.  Het is onze opdracht om hier door het hele land de komende jaren samen aan te werken en elkaar aan te herinneren.

Ouders en verzorgers, aan de keukentafel en op het schoolplein.

Buren, die elkaar op straat of in de speeltuin tegenkomen.

Leraren en bestuurders, die jaar in jaar uit zien wat er beter kan. Wat er nodig is.

Politici, in Kamer en kabinet. Zodat we het verschil maken voor al die leerlingen.


[De minister richtte zich tot de aanwezige leerlingen:]

Jullie zijn waarom ik hier vandaag ben. Jullie zijn de reden dat ik deze baan heb aangenomen.

Want dat het voor jullie toekomst zoveel kan uitmaken waar je opgroeit, waar je op school zit, welk werk je ouders hebben… dat geeft me eigenlijk een knoop in m’n maag. En het wordt hoog tijd dat we die uit elkaar halen.

Met het programma ‘School en Omgeving’ zetten we een eerste stap. Eigenlijk hebben we daarmee het beginnetje van het weghalen van die knoop gevonden. Maar meer, veel meer, is nodig. Zodat het echt gaat lukken om al jullie levens zo mooi mogelijk te laten zijn!  Dat jullie en al die leerlingen die na jullie komen, er echt het beste van kunnen maken.

Vandaag start het nieuwe jaar. Dat is weer zo'n moment. Ik zou zeggen tegen jullie allemaal: pak alle kansen die gaan komen en maak er iets moois van met elkaar.

Heel veel succes. Dank jullie wel.