Kabinet informeert Kamer over stand van zaken Afghanistan

Tussen 26 augustus 2021 en 1 juli zijn 1.801 personen uit Afghanistan naar Nederland overgebracht. Nog 942 personen wachten op overbrenging. Van hen bevinden zich nog 766 in Afghanistan. Dat schrijft minister Hoekstra, mede namens zijn collega’s in een brief met de stand van zaken aan de Tweede Kamer. Daarnaast wordt de Kamer deze week geïnformeerd over de langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan, de opvang en begeleiding die is geboden aan lokale oud-medewerkers van de ambassade in Kaboel en de voortgang van de implementatie van het Verbeterplan naar aanleiding van het rapport van Crisisplan BV.

Stand van zaken overbrenging

Het Kabinet streeft ernaar om alle nog in Afghanistan verblijvende personen die voor overbrenging in aanmerking komen uiterlijk begin september naar Nederland over te brengen. Het blijft echter een bewerkelijk proces waarbij we afhankelijk zijn van de facto Afghaanse autoriteiten en van andere landen. In april was Qatar bereid om te assisteren bij de overhandiging van een vijftigtal Nederlandse paspoorten in Afghanistan. En op 10 juni jl. kwam het positieve bericht van de Pakistaanse autoriteiten dat zij nogmaals de mogelijkheid bieden om groepen Afghanen zonder geldige reisdocumenten op georganiseerde wijze via Pakistan naar Nederland over te brengen. Beide waren het resultaat van maandenlange diplomatieke inspanningen van onder andere Nederlands ambassadepersoneel.

Toekomstige inzet

Afghanistan bevindt zich in een ernstige economische, financiële en humanitaire crisis. De internationale, en daarmee ook Nederlandse, invloed in Afghanistan is sinds de machtsovername sterk afgenomen. Nederland erkent de Taliban niet als vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking en gaat geen officiële diplomatieke banden met het huidige regime aan. Binnen deze context blijft stabiliteit in Afghanistan echter in het Nederlands belang, onder andere om te voorkomen dat Afghanistan weer een uitvalsbasis wordt voor internationaal terrorisme, en om irreguliere migratie tegen te gaan. Daarom zet Nederland zich in internationaal verband en multilaterale fora in voor stabiliteit in Afghanistan. Hierbij ligt de focus op humanitaire hulp en de lediging van basisnoden, het waarborgen van mensenrechten, in het bijzonder vrouwen- en meisjesrechten en het tegengaan van terrorisme; dat schrijven de ministers Hoekstra en Schreinemacher in een brief over de lange termijn visie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan.

Opvang en begeleiding lokale oud-medewerkers

Ook informeert de minister de Kamer over de opvang en begeleiding die is geboden aan lokale oud-medewerkers van de ambassade in Kaboel. Op dit moment hebben zes oud-medewerkers een baan gevonden, waarvan twee bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Nog vier anderen zullen binnenkort een arbeidscontract tekenen. Dit als tussenstand van het project uitgevoerd door SPARK, om lokale medewerkers te begeleiden naar werk op de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarnaast is in de periode van 26 augustus tot 1 mei een project uitgevoerd waarbij aan lokale medewerkers en hun familieleden psychosociale zorg is verleend. Doel hiervan was om hen te begeleiden in hun welzijn en op weg te helpen bij hun nieuwe leven in Nederland.

Crisisorganisatie

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft sinds de evacuatie uit Afghanistan een Departementaal Crisiscentrum (DCC) opgericht met een vaste bezetting tot 8 fte. Daarnaast is onder andere het situationeel inzicht versterkt, zodat men in Den Haag beter op de hoogte is van wat er op de grond in een (pre)crisissituatie gebeurt. Deze stappen zijn gezet als onderdeel van het verbeterplan in reactie op het rapport van Crisisplan BV, waarover het kabinet de Kamer middels een brief informeert. Het DCC heeft naast vaste medewerkers en een crisiscoördinator een flexibele schil van mensen die ruime ervaring hebben vanuit eerdere crisissituaties. Ook wordt structureel aan paraatheid voor een crisis gewerkt door te zorgen voor opleiding en training, evaluatie, monitoring en informatievoorziening op het ministerie.