Wetsvoorstel niet indexeren kinderbijslag aan de Tweede Kamer aangeboden

Het kabinet investeert vanaf 2022 structureel 100 miljoen euro extra in de uitvoering van UWV en SVB. De investering is nodig om de dienstverlening van de uitvoeringsorganisaties aan burgers en bedrijven te kunnen verbeteren. Het kabinet heeft binnen de begroting van SZW gezocht naar dekking van deze investering. Het stelt voor om de kinderbijslag in 2022 en 2023 niet te indexeren en in 2024 met 0,1%-punt minder te indexeren. Demissionair minister Koolmees (SZW) heeft het wetsvoorstel hierover aan de Tweede Kamer aangeboden.

De investeringen in de uitvoeringsorganisaties maken deel uit van een breder pakket aan maatregelen waarin middelen zijn vrijgemaakt voor betere publieke dienstverlening en uitbreiding van het betaald ouderschapsverlof. Het kabinet heeft gezocht naar dekking waarbij de lasten worden verdeeld over werkgevers (door verhoging van de Aof-premie), werkende ouders met kinderen tot 12 jaar (door verlaging van de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting) en alle ouders met kinderen tot 18 jaar (door niet-indexering kinderbijslag).

Het (deels) niet indexeren van de kinderbijslag is een tijdelijke maatregel die door een grote groep ouders met kinderen wordt gedragen en relatief beperkte inkomenseffecten heeft. Door forse extra investeringen in gezinnen met kinderen zijn zij er deze kabinetsperiode structureel op vooruit gegaan. Zo heeft het kabinet deze kabinetsperiode de kinderbijslag met € 250 miljoen, het kindgebonden budget voor paren met € 500 miljoen en recent het kindgebonden budget vanaf het derde kind met € 150 miljoen verhoogd. Het positieve effect hiervan op het inkomen van gezinnen blijft behouden. Het kabinet vindt het (deels) niet-indexeren in samenhang met de structurele verhogingen van de kinderbijslag en het kindgebonden budget daarom aanvaardbaar. Overigens zal het kabinet het algehele koopkrachtbeeld voor 2022 en verder nader bezien naar aanleiding van het Regeerakkoord of bij Prinsjesdag.

Verbeteren publieke dienstverlening

Het kabinet hecht waarde aan goed functionerende uitvoeringsorganisaties. Zij zijn er voor alle burgers en staan dichtbij de burger. De kwaliteit van de dienstverlening van deze uitvoeringsorganisaties is medebepalend voor het vertrouwen in de overheid. Het kabinet zet daarom in op versterking van de uitvoering. Met het traject ‘Werk aan uitvoering’ worden voorstellen gedaan om de dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen te verbeteren en om de wendbaarheid, continuïteit en toekomstbestendigheid van uitvoeringsorganisaties te vergroten. Het kabinet wil zo toe naar betere, persoonlijke dienstverlening met meer oog voor de menselijke maat.