Toespraak van minister Helder bij de Verenigingsdag van ActiZ

Op 18 mei mei 2022 hield minister Helder (Langdurige zorg en Sport) een toespraak bij de Verenigingsdag van branchevereniging ActiZ. De volledige toespraak is hieronder te lezen.

Goedemiddag,
 
Wat goed jullie te zien. 

Niet alleen omdat we elkaar weer fysiek kunnen ontmoeten na 2 jaar covid, maar ook - en eerlijk gezegd voelt het wat onwennig – om elkaar te zien in deze nieuwe rolverdeling. Ik kreeg in de laatste fase van mijn bestuursrol bij ActiZ de opdracht mee om ‘zichtbaarder te zijn in de media’.  Nou dat is wel gelukt denk ik. 

Maar alle gekheid op een stokje, het voelt een beetje als thuiskomen. Niet alleen omdat ik lang in eenzelfde rol heb gezeten als jullie, maar vooral omdat mijn baan misschien veranderd is, maar mijn overtuiging over wat er moet gebeuren niet. Dus ik ben niet alleen blij om weer veel bekende gezichten te zien, maar vooral ook blij om met elkaar door te praten over hoe nu verder. 

Het waren letterlijk onze gezamenlijke woorden: Kabinet, kom met een goede, doordachte en uitvoerbare visie op de toekomst van de ouderenzorg. En kom daar nu mee. Doe dat niet voor 1 kabinetsperiode, maar kijk daaroverheen. We staan op een kruispunt van wegen en moeten nu bepalen welke afslag we nemen. 

Ik wist toen niet dat ik nu hier zou staan, maar ik ben wel blij met de oproep. Ik geef er graag gehoor aan, maar dan wel samen. Met jullie en met de andere stakeholders, en niet in de laatste plaats met de mensen waar het over gaat. We kiezen samen de route en gaan samen op weg.

Daarbij gaat het allang niet meer alleen over de vraag hoe we zorg organiseren maar veel meer hoe we onze ouderen een goede toekomst kunnen geven die aansluit bij hun verwachtingen. En dat zijn ouderen die fundamenteel anders in het leven staan dan 50 jaar geleden.

De ouderen van nu werken vaak nog, vrijwillig of betaald. Ze zijn mantelzorger, of passen op de kleinkinderen. Niet zelden doen ze allebei.

We kennen allemaal wel ouderen die na het pensioen verzuchten dat ze het eigenlijk drukker hebben dan ervoor. Een oudere is allang niet meer iemand met alleen een verleden. Het is een mens met een toekomst.

Een toekomst met nog veel waardevols in het verschiet. Een toekomst waarin ze zelf de regie voeren en dat graag zo lang mogelijk blijven doen. Op een plek waar ze zich thuis voelen. Op een manier waarop ze zich sterk voelen. 

Maar dat gaat nu nog niet altijd vanzelf. We hebben nog heel wat werk aan de winkel. 

Want het beeld van ‘goede zorg’ verschilt enorm. Ondanks dementie toch zoveel mogelijk vrijheid en regie, er kan veel meer dan we nu doen. Angst voor vallen, incontinent zijn, de weg kwijt raken, niet snel genoeg zijn bij de kassa van de supermarkt.

Allemaal redenen om vooral niet naar buiten te gaan. Te verstillen. Terwijl we weten dat het use it or lose it is. 

Gelukkig zie ik veel voorbeelden van hoe het ook kan. Hoe we reablement inzetten als instrument om vooral die kracht weer terug te winnen. Hoe de supermarkt er op inspeelt met de ‘kletskassa’. 

Maar we moeten vooral van dat beeld af dat we dicteren wat wij ‘goed leven’ vinden voor ouderen.  Want daar gaan ze zelf over. 

Een prachtig voorbeeld vind ik wat Tamara doet. Als er een wlz-indicatie is, samen met de cliënt kijken hoe deze verzilverd wordt. 

Uitgangspunt is dat het mogelijk moet zijn om adequate zorg en ondersteuning te bieden daar waar iemand woont, in plaats van dat de oudere woont waar de zorg wordt verleend. Met hoge tevredenheid van de cliënt en mantelzorger, en als bijvangst minder of op zijn minst andere inzet dan in het verpleeghuis. En geen verblijf.
 
We noemen het wél verpleeghuisplekken, want het concept is wezenlijk anders dan wijkverpleging. 
Een combinatie van sturen op zelfredzaamheid (wat kunt u zelf), de keuze voor de plek (waar wilt u wonen) en aan te vullen met gerichte gespecialiseerde zorg (wat heeft u nodig). Dit is al een uitdaging op zich, maar we hebben meer nodig. 
 
Met een gezamenlijk programma wonen, zorg en ondersteuning voor ouderen - wozo - wil ik met ouderen en iedereen die iets met zorg en ondersteuning te maken heeft, een gezamenlijke stip op de horizon zetten. Méér zorg thuis, beter gebruik van innovatie en eHealth, en fittere ouderen, zowel fysiek als mentaal. 

Hier kunnen we samen naar toe werken en ook deze kabinetsperiode al flinke stappen zetten. Het programma stopt wat mij betreft niet na 3 jaar: het geeft richting voor ouder worden in Nederland voor de langere termijn. Daarover stuur ik in juli een brief naar de Kamer, want ik wil er graag eerst goed over hebben kunnen praten - zeker ook met Actiz.

In dat programma werken we aan goede basiszorg in de wijk, met meer samenwerking, zodat mensen snel de zorg hebben die nodig is. 

We zullen in dat programma ook aandacht besteden aan werken aan het slimmer en anders organiseren van de zorg. Door administratieve lasten terug te blijven dringen. Door te blijven zoeken naar slimme oplossingen, met de inzet van technologie, bijvoorbeeld. En die slimme oplossingen ook te delen.
 
We werken ook aan het stimuleren van wat mensen zelf kunnen doen. Hoe ze samen vitaal en zelfstandig ouder worden. Want we weten allemaal dat dat een keer gebeurt. Dus laten we mensen ook aanmoedigen zich daarop voor te bereiden.

Met gezond eten en voldoende bewegen zijn een hoop chronische kwalen te voorkomen. En bij sportklasjes specifiek voor ouderen wordt niet alleen gewerkt aan fit blijven, je bouwt er ook een netwerk op. 

En ook belangrijk: met regelmatig sporten verbetert je balans. Om te voorkomen dat je een nare val maakt en bijvoorbeeld een heup breekt.

En het helpt ook om op tijd te kijken of het huis dat altijd een thuis was, nog wel passend is. Want voor veel mensen wordt op een gegeven moment de trap te steil. De ruimtes te groot.

Laten we mensen eraan blijven herinneren dat moment vóór te zijn én er voor te zorgen dat ergens terecht kunnen. Daarvoor moeten we kijken naar de inrichting van oude en nieuwe wijken.  Met voldoende passende woningen voor ouderen, dicht bij elkaar. 

En wat bouwen we daar in mee? Kijken we naar het inbouwen van gemeenschappelijke ruimtes of kijken we rond in de wijk of dat er al is. Welke plek gaat het verpleeghuis in die wijk innemen? Hoe kan de buurt helpen om je netwerk in stand te houden of op te bouwen? Daar werk ik samen met Hugo de Jonge hard aan, maar dat is ook geen eenvoudige opgave. 

Overigens gaaf om te zien tot welke resultaten de zoektocht met de designstudio’s geleid heeft. Met een passende leefomgeving kunnen ouderen zelf de touwtjes in handen houden. Dat past bij de ouderen van nu, en de ouderen van straks. En, daar wil ik ook eerlijk over zijn: zo kunnen we met minder mensen de zorg toegankelijk houden. En het bespaart dus ook geld, met name doordat mensen zelf hun woonlasten blijven betalen.

Tenslotte, nog even expliciet de verpleeghuizen. Er zullen uiteindelijk altijd mensen zijn die zorg in een verpleegtehuis nodig hebben. Laat daar geen misverstand over bestaan.

Bijvoorbeeld omdat ze vergevorderde dementie hebben, al dan niet in combinatie met te ingewikkeld gedrag. Of ernstige Parkinson, Korsakov, MS, NAH of ALS. Of gewoon omdat ze geen enkele vorm van ondersteuningsstructuur thuis hebben en dat ook niet te regelen is.
 
En als het zover is, dan hebben ze recht op goede zorg. De zorg  waar al die bevlogen zorgmedewerkers zo goed in zijn.

Het is aan ons om ervoor te zorgen dat ze die zorg ook kunnen geven. Om het hele palet zo in te richten dat we ook goede verpleeghuiszorg kunnen blijven leveren. En dat zal niet gemakkelijk zijn.

Daarom maak ik me er sterk voor om samen keuzes te maken waardoor er ruimte ontstaat. De doorontwikkeling van het kwaliteitskader, scheiden wonen en zorg, en de focus op ondersteuning thuis of dichtbij huis. 

Maar nogmaals: daar hebben we elkaar hard bij nodig. Daar heb ik u allemaal hard bij nodig. Dus laten we daar nu met elkaar het gesprek over voeren. 

Dank u wel.