Toespraak door minister Yeşilgöz-Zegerius bij het congres Platform Internationale Rechtshulp

Toespraak door minister  Yeşilgöz-Zegerius (JenV) bij het congres Platform Internationale Rechtshulp, 2 juni 2022.

Dames en heren,

Op de radio hoorde ik een nieuwslezer zeggen dat het hoge aantal vluchtelingen wereldwijd is te verklaren door - ik citeer - ‘de golven van geweld die op dit moment over de wereld gaan’.

Tsja.  Dat klinkt alsof we het hebben over een natuurverschijnsel. Maar zo is het niet.

Geweld is geen overmacht. Geweld ontstaat niet zomaar. Geweld komt van daders. En daders maken slachtoffers.

Elk misdrijf, of dat nu fysiek, financieel of online is, is gepleegd door een mens. Andere mensen lijden daaronder.

Of het nou gaat om oorlogsmisdrijven, cybercrime, drugshandel, mishandeling of moord en doodslag: het gaat altijd om mensen die andere mensen iets aandoen.

Een hartverscheurend voorbeeld daarvan is wat Nobelprijswinnaar Nadia Murad Basee is overkomen. Vorige maand mocht ik haar ontmoeten, toen ze hier op bezoek was op uitnodiging van de Franse ambassadeur.

Nadia Murad is klein en fragiel van gestalte, maar wát een persoonlijkheid. Misschien kent u haar verhaal. Ze woonde in een dorpje in Irak, was bezig haar school af te maken en hoopte ooit een bedrijfje voor zichzelf te beginnen.

Ze vertelde mij dat ze een kapsalon wilde openen, want die was er nog niet in haar dorp. Want toen ze een keer naar een bruiloft moest, moest ze heel vroeg opstaan om met de bus naar een ander dorp te gaan om zich klaar te maken. Nadia wilde graag dat andere vrouwen zich ook mooi konden voelen en daarom wilde ze graag die kapsalon openen.

IS-terroristen vernietigden die toekomst. Ze vermoordden haar familie, hielden haar vast en misbruikten haar. Nadia Murad ontsnapte, en vecht nu voor de rechten van Jezidi’s in Irak en komt op voor lotgenotes. Als je vraagt wat zij vooral wil, krijg je als antwoord: gerechtigheid.

Dames en heren,

Nadia Murad is in vele opzichten uitzonderlijk. Maar die wens heeft ze gemeen met vele andere slachtoffers en nabestaanden. Of ze nou hier in Nederland wonen of ver daarbuiten. Of ze nou een dierbare door geweld hebben verloren, of hun bedrijf zijn kwijtgeraakt door toedoen van cybercriminelen.

Ze vragen allemaal om erkenning van wat hen is aangedaan.

Ze willen allemaal dat we de daders opsporen zodat die hun straf kunnen ondergaan.

Ze verlangen allemaal naar gerechtigheid.

En dat is waar u, waar wij met elkaar keihard aan werken. Bij het OM, de politie, bij de FIOD, de IND, Buitenlandse Zaken en bij mijn eigen ministerie. Ik vind het mooi om te zien hoe gedreven u daarmee bezig bent. Soms in de vorm van uitgebreide en complexe rechtshulpverzoeken en daaropvolgende mega strafzaken. En er is ook veel relatief klein, maar net zo belangrijk werk.

Soms gaat het om een enkele getuige die nog gehoord moet worden. Misschien haalt het niet de krant, maar dat maakt het niet minder belangrijk. Zonder die stap was het bewijs niet rond. U voorziet vaak in de missing link.

Natuurlijk, al dat werk kan voor de slachtoffers en de nabestaanden niet terugbrengen wie of wat ze zijn verloren. Maar het element van vergelding helpt wel om de balans te herstellen, voor de mensen die direct betrokken zijn en voor de hele samenleving.

Zonder u zouden we er niet best voorstaan in de aanpak en vervolging van criminaliteit. Want misdaad stopt nou eenmaal niet bij de grens. Het is onacceptabel als criminelen zich onaantastbaar wanen in landen waarmee we geen uitleveringsverdrag hebben. Daarom zorgen we dat kindersekstoeristen onze hete adem in hun nek voelen en drijven we internationale drugssmokkelaars in een hoek.

Het is vaak een zaak van lange adem. U geeft niet gauw op. Vorige maand kwam bijvoorbeeld in het nieuws dat in Ermelo een voormalige Rwandese legerofficier is aangehouden die in 1994 een grote rol zou hebben gehad bij de genocide op de Tutsi-bevolking. Dat is een slepende zaak. Wat moet het een opluchting zijn voor de nabestaanden dat het recht nu zijn loop kan hebben. 

Ik heb de afgelopen tijd nagedacht over de rol van mijn ministerie als centrale autoriteit voor de internationale rechtshulp. Samen met de afdeling internationale rechtshulp in strafzaken houd ik de regie over wat er binnenkomt en wat er uitgaat bij de internationale samenwerking met landen buiten de EU. En zo zorgen we dat úw werk het beste tot zijn recht komt.

Gezamenlijk hebben we een grote, urgente taak. Onze expertise wordt steeds relevanter, op verschillende plekken op de wereld. Ik denk bijvoorbeeld aan de bestrijding van de georganiseerde misdaad, waarvoor we nauw samenwerken met diverse internationale partners.

Dit voorjaar was de aanhouding van Mink K. in Libanon groot nieuws. Vorige maand is in Servië nog een Nederlandse verdachte van betrokkenheid bij drugshandel opgepakt. Dat is gelukt na intensief contact tussen politiediensten in diverse landen. Zonder dat specialistische precisiewerk en die nauwe samenwerking zou het niet lukken de drugscriminaliteit terug te dringen.

U werkt vaak binnen de internationale rechtshulpcentra onder tijdsdruk aan diverse zaken tegelijkertijd. Het is ook aan mij om dat mogelijk te maken.

Het landschap waarin we opereren wordt alleen maar complexer. Zowel in eigen land als daarbuiten spelen politieke en diplomatieke belangen een grote rol. Ook moeten we mensenrechten kunnen waarborgen. Dat alles vergt grote tact, haarfijn spel en minutieuze timing. En ik heb ú nodig om daarbij mijn rol te kunnen spelen.

Op het internationale speelveld moet je al je antennes uit hebben staan. En dus moeten we in Den Haag precies weten wat er speelt, wat er aankomt en hoe we dat allemaal zo goed mogelijk kunnen laten lopen.

Er kan bijvoorbeeld reden zijn om met de ene zaak heel even de pas in te houden en een andere net wat te versnellen, om uiteindelijk in beide gevallen het beste resultaat te boeken.

Dat vergt zelfbeheersing en de ogen op de bal. Het betekent ook heel praktisch voor u: even contact voordat een verzoek wordt getekend en vertaald, op tijd advies bij elkaar inwinnen en openstaan voor suggesties en discussie waar dat nodig is.

Ik heb gemerkt dat u al zoveel mogelijk probeert om zo te werken. Maar ik kan me voorstellen dat het in de afgelopen jaren, via het scherm, wat stroever liep. Want het helpt als je elkaar af en toe ook in levenden lijve ontmoet, eens een kop koffiedrinkt, wat uitgebreider met elkaar praat en een goed beeld hebt van wat de ander bezig houdt.

Vandaag starten we dat informele, maar verschrikkelijk belangrijke deel van onze samenwerking weer op.

Ik hoorde dat er enorme animo was voor deze bijeenkomst. Juist omdat iedereen elkaar twee jaar lang op een scherm heeft gezien. Ik begrijp dat jullie blij zijn elkaar weer te ontmoeten en dat jullie veel hebben te bespreken met elkaar. Ik wil mijn eigen mensen een compliment geven voor hoe ze deze conferentie hebben georganiseerd. En de Eurojust’ers wil ik bedanken dat ze ons hebben toegelaten in hun territorium.

Het is bijna lunchtijd. Een mooi moment om met elkaar in gesprek te gaan, ontwikkelingen in het vak te bespreken, elkaar suggesties te doen, en te discussiëren over de wereld van de internationale rechtshulp.

Dames en heren,

Slachtoffers – ook Nadia Murad – voelen zich soms helaas onvoldoende gehoord. Hun zachte stem komt niet altijd boven het gekrakeel van alledag uit. Maar ik weet 1 ding zeker. U hebt uw oren open. U luistert. En als er zich maar een klein spoortje van een mogelijkheid voordoet om straffeloosheid te voorkomen, dan zet u door.

U bent de hoop van iedereen die snakt naar gerechtigheid. Ik roep u vandaag eens te meer op om alles op alles te zetten. We doen het samen, samen laten we daders niet lopen!