Verduurzaming basisindustrie; een kans voor Nederland

Het Nederlandse, Europese en mondiale klimaatbeleid betekent een fundamentele verandering voor de industrie. Richting 2050 moet industriële productie klimaatneutraal worden. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat de wereld in 2050 nog steeds behoefte heeft aan industriële basisproducten. We zullen blijven rijden, reizen, ons kleden, medicijnen gebruiken; allemaal mogelijk dankzij de basisindustrie.

De COVID-19 uitbraak heeft laten zien dat de basisindustrie ook veel producten levert die noodzakelijk zijn voor het voorkomen en bestrijden van besmetting en het behandelen van patiënten.  Juist in deze onzekere tijden is het voor zowel private partijen als overheden belangrijk om over het langere- termijnperspectief van de economie na te denken en voorbereidingen te treffen voor de klimaat- en energietransitie. Deze visie voor 2050 geeft industriële bedrijven en investeerders richting over de koers die Nederland langjarig wil varen en draagt  ook bij aan de kabinetsinzet om de economische gevolgen van het covid-19 virus zoveel mogelijk te beperken.

Nederland heeft de ambitie en de kans om de (Europese) vestigingsplaats te zijn voor duurzame (basis)industrie. We hebben hier alles voor in huis: van een hoogopgeleide technische beroepsbevolking tot een gunstige ligging voor verhandeling en transport van industriële grondstoffen en goederen; van de mogelijkheden die de Noordzee biedt voor productie van grootschalige groene elektriciteit, tot de aanwezigheid van lege gasvelden voor opslag van waterstof en CO2 (CCS) en een buizennetwerk dat ooit is aangelegd voor aardgas maar dat ook geschikt is voor waterstof en groen gas. Of we deze kans gaan benutten is afhankelijk van de keuzes die we nu maken. Wachten leidt tot meer onzekerheid en een toenemende kans dat de grote, noodzakelijke investeringen ergens anders plaatsvinden. De ministerraad heeft op voorstel van minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat ingestemd met de visie op de toekomst van de Nederlandse basisindustrie. 

De inzet van Nederland op een duurzame industrie is met het Klimaatakkoord gericht op sneller te starten met een ambitieuzer klimaatbeleid dan de rest van de EU. Door eerder te starten, kunnen Nederlandse bedrijven een koploperspositie krijgen bij het duurzaam produceren. Niet alleen de basisindustrie zelf, ook toeleveranciers van kennis en machines. Dit vergroot onze exportkansen. Voor een koploperspositie is het belangrijk dat alle partijen in beweging komen om zo synergie-effecten te optimaliseren. De verstandige CO2-heffing moet zorgen dat de emissies richting 2030 te verminderen, waarbij het kabinet extra rekening houdt met de economische situatie bij bedrijven als gevolg van COVID-19. CO2-neutrale productie vraagt van private partijen grote investeringen. Om te zorgen dat de basisindustrie succesvol klimaatneutraal wordt, moet de overheid op vier punten de regie pakken: innovatie, opschaling, infrastructuur en wetgeving. 

De beschikbaarheid van nieuwe technologieën is belangrijk bij de op- en ombouw van een duurzame basisindustrie. Sommige technieken zijn nog in een vroeg stadium van ontwikkeling. Hiervoor zijn in samenwerking met bedrijven en kennisinstellingen industrieroutes opgesteld voor het missie gedreven Topsectoren- en innovatiebeleid en worden sleuteltechnologieën langjarig ondersteund. Sommige technieken zijn dichter bij het punt om op grote schaal te worden toegepast, maar kennen hoge kosten en risico's die bedrijven niet alleen kunnen dragen. Het kabinet wil opschaling op nieuwe manieren kunnen ondersteunen en zet daarbij in op een aantal belangrijke technische ontwikkelingen: waterstof, CCS, elektrificatie en circulaire technieken, zoals chemische recycling. Deze worden breed gezien als potentieel kansrijke opties voor verduurzaming en het Nederlandse verdienvermogen. De overheid neemt hier bewust een risico om van bepaalde technologieën de ontwikkeling te versnellen en dit niet alleen aan de markt over te laten. De infrastructuur voor de aan- en afvoer van duurzame energie en grondstoffen, warmte en (rest)gassen, moet aangepast worden op de behoeften van de industrie in een klimaatneutrale toekomst. Daarmee moeten we nu beginnen, want dit is een bepalende factor voor de keuze van industriële bedrijven waar men voor de komende decennia investeert in duurzame productie. Net als in het verleden met dijken en spoorwegen past het de overheid om daarbij als dat nodig is een deel van de risico’s te dragen. Ook moet de overheid de mogelijke coördinatieproblemen oplossen door partijen actief bij elkaar te brengen.

Met deze visie  schetst het kabinet een nieuw perspectief voor een duurzame, klimaatneutrale basisindustrie in Nederland. De transitie naar klimaatneutraliteit vraagt nog grote inspanningen van bedrijven en overheid, financieel en qua samenwerking, met een actieve regierol voor de Rijksoverheid. Daar tegenover staan enorme kansen voor de Nederlandse economie én voor de Nederlandse bijdrage aan het oplossen van de uitdagingen van klimaatverandering. Nederland kan met een transitie van de eigen basisindustrie de kweekvijver en accelerator worden voor duurzame industrie wereldwijd en tegelijkertijd haar strategische positie in industriële waardeketens versterken.