Toespraak minister Van Gennip bij Jaarbijeenkomst Goldschmeding Foundation

Toespraak van minister Van Gennip (SZW) bij de Jaarbijeenkomst Goldschmeding Foundation op 1 juni 2022.

(Het gesproken woord geldt)

Dames en heren,

Er is veel te zeggen over het meest recente boek van journalist Joris Luyendijk ‘De zeven vinkjes’. En dat is ook uitgebreid gebeurd - van twitter tot Buitenhof. Vandaag gebruik ik het boek als vertrekpunt van mijn verhaal.

Even vooraf: natuurlijk, de gedachten uit Joris boek zijn niet nieuw. Hij staat op de schouders van vrouwen als Gloria Wekker. Vrouwen met dezelfde boodschap maar die veel minder gehoord werden dan hij, witte man. It is sadly proving the point. En er is ook heus wat af te dingen op de keuze van de zeven vinkjes. Als je doof en blind geboren wordt in het Gooi met rijke ouders, kun je er toch gewoon zeven hebben. En alleen al door uit Maastricht te komen, gaan er waarschijnlijk twee vinkjes vanaf.

En toch, en toch. Het mooie van het boek is dat Joris een ingewikkelde discussie over privilege en inclusie voor iedereen dichtbij heeft gebracht. En vooral inzichten heeft gebracht bij degenen die er zes of zeven hebben. Hij heeft er in zekere zin een conversational van gemaakt.

“Hoeveel vinkjes heb jij?”

Vanaf nu hebben we deze ene simpele vraag. En met die simpele vraag gaat het grote vraagstuk eerst eens over onszelf. Dat is altijd een goed vertrekpunt. Ook vandaag, ook hier. Daarom, en omdat ik het leuk vind om eens wat nader met u kennis te maken, wilde ik vandaag eens beginnen met vinkjes tellen – als begin van een gedachte die ik wil ontvouwen. Een gedachte over het belang van gelijk speelveld, waarom dat zo belangrijk is, en hoe we daar kunnen komen. 

Bent u er klaar voor? Voor het gemak, en voor wie niet meer helemaal weet hoe het ook al weer zat, heb ik zijn zeven vinkjes hier geprojecteerd:

  • minstens een hoogopgeleide en/of welgestelde ouder
  • minstens een in Nederland geboren ouder
  • man
  • hetero
  • wit
  • gymnasium of VWO
  • universiteit.

Dit zijn de zeven sociaal-economische persoonlijkheidskenmerken die, zo analyseert Joris in zijn boek, in het Nederland van vandaag en gisteren een mens vooruithelpen. Zitten we allemaal goed? Waar zullen we beginnen, helemaal onderaan bij 1 vinkje of ergens in het midden? Oké, we beginnen bij vier. Wil iedereen opstaan die denkt vier of meer vinkjes te hebben?

Ten eerste: Applaus voor de mensen die zijn blijven zitten. U hebt het met minder vinkjes moeten doen, en u zit toch maar mooi hier. Bij mij heeft u een flinke streep voor! Want mensen zoals u weten hoe is het om aan een ongelijke wedstrijd te beginnen. En dan door te duwen tot die deur wel opengaat. Die zijn vaak extra slim, extra gemotiveerd. En die weten ook wat het kan betekenen als iemand ze op het juiste moment een klein zetje geeft.

Oké, dan nu vijf. Alleen de mensen met vijf of meer vinkjes blijven staan. De rest gaat zitten. Dank u.

Zelfde voor zes. Kijk, nu hebben we nog wat vrouwen. Maar dat gaat nu veranderen, want ik ga iedereen die niet tot zeven komt, vragen om te gaan zitten. Interessant. Kijk allemaal even rond, of je nou staat of zit, en laat het beeld even inwerken. En dan mag u nu allemaal weer gaan zitten. Dank u wel!

Wat zagen we net gebeuren? Misschien zit ik ernaast, ik wil u niet ontrieven. Elk leven is anders en iedereen kent ups-and-downs. Niet elke zevenvinker heeft het makkelijk. Maar in deze zaal bleven relatief veel mensen lang staan. En wie lang bleef staan, die is geprivilegieerd. Die kreeg toegang tot onderwijs, tot kapitaal, tot netwerken. Deuren gingen open die voor anderen gesloten bleven. U behaalde, according to Joris,

successen en schreef die misschien lang op eigen conto, voordat u inzag op welke schouders u staat. Heel lang bent u de norm geweest, de maat der dingen. Maar wat is normaal?

Dames en heren,

Vinkjes tellen, dat is een beginpunt. Laten we het over het vervolg hebben. Want de meeste van de zeven vinkjes hebben een nogal statisch karakter: een gegeven waar je het mee hebt te doen. Interessanter is het om te bezien wat wij er mee doen. Individueel, als persoon (American Dream verhalen van krantenjongen tot miljonair). Maar vooral: wat doen we ermee als maatschappij? Hoe maken we samen het speelveld steeds een stukje gelijker?

Daar hebben we allemaal een rol. Ik als minister. U als ondernemers, investeerders, leiders van organisaties, spelers in het maatschappelijk middenveld. Allemaal staan we wat mij betreft voor dezelfde opdracht: het speelveld stap voor stap gelijker maken. Een samenleving van gelijkwaardigheid: een equitable society.

Gelukkig zitten hier in de zaal heel veel mensen en organisaties die daar volop mee bezig zijn. Dat is het mooie van de Goldschmeding Foundation. Onze ambities lopen parallel. En u brengt dat met heel veel zinvolle projecten in praktijk.

Dames en heren,

Ter gelegenheid van internationale vrouwendag schreef ik in het Financiele Dagblad een ingezonden stuk over dat ongelijke speelveld, en waarom het beter moet. De belangrijkste sleutel is natuurlijk onderwijs.

Maar ook daarna, op de arbeidsmarkt, kan het nog zoveel beter.

Voor vrouwen bijvoorbeeld, zij hebben nog steeds meer en grotere uitdagingen te bevechten (net als mensen van kleur, of met een niet Nederlands klinkende achternaam).

De cartoon van Hein de Kort die bij mijn stuk werd geplaatst liet dat heel kernachtig zien:

[cartoon van man en vrouw in renbaan met ongelijke finish]

Laat dit even op u inwerken. En dan begrijpt u waarom ik er van overtuigd ben – mijn unconscious bias! – dat die vrouw die bij mij komt solliciteren, zoveel beter is dan die man. Zij heeft zich dubbel en dwars moeten bewijzen. Ze moest creatief zijn om – met panty en hoge hakken – al die hordes te nemen. Over het prikkeldraad, door de modderpoel. Dat gaat niet zonder doorzettingsvermogen. Daarmee heeft ze bovendien extra vaardigheden en ervaringen opgedaan.

Dat is wat ik zie. Terwijl u wellicht een vrouw ziet, die over problemen en moeilijkheden praat. Of die opschept over grote zaken, die u maar een klein hekje vond. Want u zit in die rechterbaan.

Dit speelveld moet gelijker. We werken daar bij sociale zaken gestaag aan verder. Steeds wissels omzettend in de juiste richting. Met gerichte maatregelen op het gebied van geboorteverlof, het in stapjes bijna gratis maken van kinderopvang, uitbreiding van het ouderschapsverlof, bestrijden van zwangerschapsdiscriminatie, verkleinen van de loonkloof man/vrouw.

Maar, zoals ik in diezelfde ingezonden brief ook betoogde: inclusie is zoveel breder dan man-vrouw verhoudingen. En daarom heb ik straks nog een derde plaatje voor u.

Maar voor ik u op dat derde plaatje trakteer… even het volgende. Misschien verwachtte u van mij een college over wetgeving, CAO’s, pensioenakkoorden. Misschien denkt u wel, wat staat die minister nou hip en woke te doen met haar inclusie. Ik kan u geruststellen: ik ben niet hip! Als u twijfelt, kunt u het een van mijn vier dochters vragen.

Gelijkwaardige kansen voor iedereen, dat is voor mij geen modieus hobbydingetje of een mooie profileringskans. Inclusie is een levensmotto dat als een rode draad door mijn hele leven en loopbaan gaat. Een van de hoofdredenen waarom ik ja heb gezegd tegen deze verantwoordelijkheid. Een groot voorrecht. Waarbij voor mij de hoofdvraag is: wat voor samenleving willen we zijn? Hoe maken we het mogelijk dat zo veel mogelijk mensen het beste uit zichzelf halen? Zich deel voelen van onze gezamenlijke toekomst? Zich thuis voelen in deze samenleving en een eigen toekomst kunnen opbouwen?

Daarvoor zijn drie zaken belangrijk in mijn beleid, waarop ik alles baseer. Een samenleving die mensen gelijkwaardige kansen biedt. Waar inzet en prestaties worden beloond. En waar we kunnen rekenen op een vangnet als het tegenzit.

Dat zijn voor mij de belangrijkste steunpilaren van een sterke en veerkrachtige samenleving. Ze vormen het fundament van onze maatschappij en economie. En geven de middenklasse perspectief. Want als je niet gelooft dat je kinderen het beter gaan hebben dan jij, dan geef je het een beetje op.

Alles wat we doen moet eraan bijdragen dat dat fundament geloofwaardig overeind blijft. En daar is werk aan de winkel. Want nee, dat sterke en veerkrachtige Nederland is niet af. Sterker nog: het onderhoud is er hier en daar zelfs een beetje bij ingeschoten. We staan wat dat betreft op een kruispunt in ons denken. Misschien dachten we de afgelopen decennia net iets te vaak: de markt lost het wel op… Voor een heel groot deel is dat ook zeker waar. Ik geloof in de kracht van de markt. Marktwerking zorgt voor innovaties, oplossingen, vooruitgang, werk. Inkomen voor Nederland. Maar als je de markt zijn gang laat gaan, komt het niet automatisch goed. Ook dat hebben we de afgelopen tijd gezien.

Denk aan de situatie van arbeidsmigranten waarop het rapport van Emiel Roemer de schijnwerpers heeft gezet. Mensen in stapelbedden slapen tussen de kakkerlakken. We zijn met al zijn aanbevelingen aan de slag.

Denk aan de gevallen van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer, waar we nu een regeringscommissaris voor hebben aangezocht.

Bij dit soort zaken hebben we niks aan een overheid die zegt ‘’laat maar gaan, komt wel goed’’. Maar aan een overheid die zich uitspreekt, normeert en corrigeert. Die aanwezig is. Die het gesprek aangaat, visie heeft en beleid uitzet. Een beetje activistisch misschien – en precies zo’n minister wil ik zijn.

Zeker nu, in tijden waarin er zo veel aan de hand is, beweegt. Waarin we in drie jaar tijd werden geconfronteerd met twee grote crises (de pandemie en de invasie van Oekraine). En nu een wereldwijde voedselcrisis dreigt. Inflatie. Terwijl we daarvoor al kampten met grote uitdagingen. Krapte op de woningmarkt, de arbeidsmarkt… Stikstof… En dan heb ik de klimaatcrisis nog niet eens genoemd.

Het is een tijd waarin mensen zich onzeker voelen. Dat heeft gevolgen.

Het SCP heeft geconstateerd dat jongere generaties steeds langer aarzelen om hun leven vorm te geven. Zaken die lang vanzelfsprekend leken, lijken minder haalbaar. Jongere generaties krijgen daardoor later kinderen. Kopen later een huis. Krijgen later een vaste baan. Een optelsom van factoren maakt ze onzeker stappen te zetten.

Juist in zo’n tijd geldt: politiek doet ertoe. Yes, politics matters. Kan richting geven. En tegelijkertijd: politiek kan ook weinig alleen. Als we iets willen bereiken op deze grote onderwerpen, hebben we de hele samenleving nodig. U, en al die burgers die misschien denken: dit is mijn samenleving niet meer. En dat werkt alleen als er voldoende draagvlak is. Zonder draagvlak geen gezamenlijkheid. Precies dat heb je als maatschappij nodig wanneer je voor zulke uitdagingen staat: het potentieel om, geconfronteerd met problemen die ons allemaal aangaan, gezamenlijk oplossingen te bedenken en die uit te voeren.

Ook op mijn portefeuille gaan we dat draagvlak keihard nodig hebben.

Want er op verschillende terreinen is er flink werk aan de winkel, ik noem er vijf:

  1. Macro-economisch: het waarborgen van inkomenszekerheid en bestaanszekerheid. Zeker met de huidige inflatie. Door bijvoorbeeld het wettelijk minimumloon te verhogen, maar ook versterkt in te zetten op een leven lang leren. Door gericht in te spelen op de gevolgen van krapte en inflatie, met extra aandacht voor de meest kwetsbare groepen.
  2. Transformatie van de arbeidsmarkt: die moet evenwichtiger. Met voldoende zekerheid voor werknemers en voldoende wendbaarheid voor ondernemers.  
  3. Onderhoud op de arbeidsmarkt – met maatregelen die zorgen dat de normering beter in balans is. Om de positie van arbeidsmigranten verbeteren of kansengelijkwaardigheid te vergroten.
  4. Integratie en inburgering, via het nieuwe stelsel dat een beter evenwicht biedt voor nieuwkomers tussen ondersteuning en eigen verantwoordelijkheid.
  5. Een kinderopvangstelsel dat op nieuwe leest wordt geschoeid, zodat het vooral goedkoper wordt voor midden- en lage inkomens.

Het is me nogal een opdracht, ik heb tot december 2024. Twee en een half jaar.

Dames en heren,

Ten aanzien van die arbeidsmarkt. Dat is de draaischijf waarop het allemaal gebeurt. Daar ligt het zwaartepunt van mijn opdracht. Daar krijgen individuele en maatschappelijke ambities vorm. Zorgt men voor inkomen. Maar ook voor sociale contacten. Daar leer je. Zingeving, inspiratie, ontwikkeling, waardering en groei.

Onze arbeidsmarkt is niet goed in evenwicht en dat is een breed gedeelde conclusie. Ik benoem twee problemen. Er is grote krapte, in de IT-sector, in de zorg, in het onderwijs. Tegelijkertijd staan allerlei mensen om verschillende redenen aan de kant. En daarmee verspillen we onnodig veel menselijk kapitaal. Ook door de grote aantallen deeltijders (volgens McKinsey werken vrouwen gemiddeld 27 uur per week, 4 uur onder het Europese gemiddelde).

Ten tweede zien we dat de risico’s tussen hoge en lage inkomens, tussen vast, flex en zzp ongelijk zijn verdeeld. De verschillen in bescherming tussen zelfstandigen en werknemers, en werknemers onderling zijn sterk toegenomen. En dat werkt een tweedeling tussen cans en cannots in de hand. Tussen mensen voor wie die arbeidsmarkt kansen en zekerheid biedt, en mensen die telkens aan het kortste eind trekken. Daar is de balans echt zoekgeraakt. U kunt dat elke dag in de krant lezen.

Dat betekent bijvoorbeeld dat vast personeel in de zorg of in het onderwijs wordt weggekocht om via constructies terug te keren in hetzelfde werk. En dat mensen aan de onderkant niet of nauwelijks zicht hebben op vast werk. Ik zeg het de SER na: we moeten niet willen dat flexibiliteit betekent: ‘beschikbaar voor alles, recht op niets’.

Het is waarschijnlijk allemaal legaal, begrijpelijk, maar leidt tot maatschappelijke problemen. Een verbreding van de kloof tussen haves en havenots. Onwenselijk dus.

De commissie Borstlap en de WRR zetten hier al vòòr de coronacrisis de schijnwerpers op. En met haar advies voor de middellange termijn heeft de SER de basis verder verstevigd, om te beginnen met bouwen aan de arbeidsmarkt van de toekomst. Daarom hebben we het ook in het Regeerakkoord opgenomen. Een evenwichtige arbeidsmarkt waar voor iedereen kwalitatief goed werk is met voldoende zekerheid; alleen zo blijft ook het verdienvermogen van Nederland op peil.

Dat betekent dat we de regels rondom werk zo moeten vormgeven dat we zowel zekerheid bieden voor mensen op de arbeidsmarkt als voldoende wendbaarheid voor ondernemingen.

Hier hoort bij dat we bepaalde contractvormen zoals oproep-, uitzend- en tijdelijk beter moeten reguleren. Dat we toe moeten naar een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP-ers. Dat we schijnzelfstandigheid tegengaan. Dat we verder gaan inzetten op de Regionale Mobiliteitsteams die goed werk doen in het begeleiden van mensen naar werk. Dat we het ondersteunen van wendbaarheid via een deeltijd WW gaan onderzoeken. En dat we doorgaan met de uitwerking en invoering van de conclusies van het rapport Roemer over arbeidsmigratie.

Een lange lijst opdrachten, en hij is niet compleet. We hebben dat niet allemaal morgen geregeld. Hervorming van de arbeidsmarkt is een kwestie is van het verzetten van vele bakens. En dat vraagt tijd.

Dames en heren,

Besturen is vooruitzien. Lange lijnen uitzetten, flink doorlopen. Lange adem, volhouden, en zoveel tijd is er niet: ik heb voor deze zaken nog tot december 2024, twee en een half jaar. Soms lijkt het of we van crisis naar crisis hollen en ik moet heel eerlijk zeggen dat als we niet uitkijken het zicht op deze lange lijnen ons af en toe best een beetje ontnomen wordt. En dan zijn er de Haagse processen. Ik heb er ook weer grondig hernieuwd mee kennisgemaakt. Je moet als minister echt oppassen dat je niet ten onder gaat aan een Death By Onderraad.

Je moet ervoor zorgen dat je op pad gaat en input ophaalt bij de mensen voor wie we het doen. En dat we steeds het doel voor ogen houden: het behouden van die sterke en veerkrachtige samenleving in de toekomst.

Voor onszelf, maar vooral voor volgende generaties, die verwachten dat ze een eerlijke kans geboden wordt. Op een opleiding, op een baan, op een huis. Om het heft in eigen handen te nemen, eigen keuzes te maken, deel te zijn van de toekomst en de eigen toekomst te mogen bepalen.

En dat gunnen we iedereen, zeker als je je best doet. Dat gunnen we ons land. Daarom moeten we meer mensen in hun kracht krijgen. Gelijk speelveld creëren, zorgen dat mensen hun talent kunnen ontplooien en het zelf kunnen doen. En dan kom ik weer terug waar ik begon: bij die gelijkwaardige kansen. En dan krijgt u nu eindelijk dat derde plaatje.

[reality – equality – equity - freedom – reeks van vier plaatjes]

Eigenlijk zijn het er vier, kijkt u maar. U hoort mij steeds zeggen: gelijkwaardige kansen. Dat doe ik bewust. In de Angelsaksische wereld zouden ze het equity noemen. Het gaat er niet om dat we allemaal precies hetzelfde krijgen. Het gaat erom dat iedereen naar vermogen mee kan doen. U kent dit plaatje misschien: mensen die vanachter een houten hek naar een sportwedstrijd proberen te kijken. De ene persoon is lang, en ziet zo zonder hulp over het hek. De ander heeft aan een kratje genoeg. En de kleinste persoon heeft nog een paar extra kratjes nodig om mee te kunnen doen.

Dit beeld vat het goed samen waar we volgens mij naartoe moeten. Dit is inclusie. Het laat ook heel mooi zien wat daarvoor nodig is: kratjes verdelen waar ze nodig zijn. Maatwerk. Niet omdat het leuk is of een hobby, maar omdat het bittere noodzaak is. In ons aller welbegrepen eigenbelang. En daarbij hebben wij allemaal een rol. Vanaf het individuele niveau tot het organisatieniveau tot het samenlevingsniveau. U in de zaal. En ik hier op dit podium.

Ik hoop u vandaag deelgenoot te hebben gemaakt van de visie van waaruit ik dat aanpak. Ik, de kleindochter van een man die echt niet meer dan twee vinkjes had. Die als elfjarige van school moest om op het land te gaan werken. Die het grotendeels op eigen kracht lukte om zijn plek in de samenleving te bevechten. En die zijn zoon, mijn vader, naar school stuurde. Dat zijn de schouders waarop ik sta. Het heeft mij in zekere zin mijn vinkjes gebracht. Het betekent ook dat ik nu kratjes te vergeven heb. Net als u.

Ik heb u vandaag verteld vanuit welke visie ik dat doe. Als minister,

door me in te zetten op al die terreinen die leiden tot een samenleving en arbeidsmarkt in balans. En als werkgever en als mens, door steeds heel goed na te denken hoe ik bepaal wie dat spreekwoordelijke tweede kratje krijgt.

Ja, ook ik heb last van unconscious bias. Als ik een vrouw zie met een technische opleiding dan denk ik: die heeft er drie keer zo hard voor moeten werken en is vijf keer zo slim. Zal wel een topper zijn. Maar is dat wel zo?

Vandaag vraag ik u: met al uw vinkjes… Zet daar tegenover een kratje!

Zo zorgen we ervoor dat mensen net wel over de schutting kunnen zien. Of misschien zorgen we dat de schutting verdwijnt? Zoals Jan-Peter Balkenende de schutting voor mij weghaalde toen hij geen probleem had met een staatssecretaris met een kinderwens?

Dames en heren,

Ik begon vandaag met de vraag: hoeveel vinkjes heb jij? Maar veel belangrijker is de vraag die ik nu als afsluiting aan ons allemaal wil stellen: aan wie geeft u volgende keer dat extra kratje?

Dank u wel!