Afspraken over inkomsten en uitgaven van de overheid

Het kabinet maakt aan het begin van een regeerperiode afspraken over inkomsten en uitgaven. Dit begrotingsbeleid is de basis van de Nederlandse overheidsfinanciën.  

Doelen begrotingsbeleid

Het kabinet maakt afspraken over het begrotingsbeleid en de budgetten zodat:

  • de overheid de economische groei kan versterken;
  • het duidelijk is waar het belastinggeld naar toe gaat.

3 belangrijke afspraken over inkomsten en uitgaven

De belangrijkste afspraken in het begrotingsbeleid gaan over: 

1.    Maximale uitgaven Rijksoverheid 

Het kabinet spreekt bij de start van de regeerperiode af hoeveel het elk jaar maximaal mag uitgeven. Ministers mogen niet meer uitgeven dan vooraf is afgesproken. Heeft een minister meer geld nodig voor iets dan verwacht? Dan moet de minister die tegenvaller zelf oplossen. Er is dan minder geld voor andere zaken op de begroting van het ministerie. 

Als er juist geldt overblijft, dan mag een minister dat gebruiken voor iets anders op de begroting waar het geld nodig is. Het geld dat overblijft mag niet naar nieuwe plannen gaan. 

Afspraken over hoogte belastingen

Het kabinet spreekt ook af hoe hoog de belastingen moeten zijn. Gaat de ene belasting omlaag, dan moet een andere belasting omhoog. Dit voorkomt dat de inkomsten van de overheid dalen. Zo schuift het kabinet geen rekeningen door naar volgende generaties.

2.    Besluiten over waar het geld naar toe gaat

Het kabinet kiest op 1 moment in het jaar waar het geld naar toe gaat. Dat gebeurt in de Voorjaarsnota. Door dat vaste moment voorkomt het kabinet dat er steeds weer discussies zijn over geld. Ook heeft het kabinet zo een jaar de tijd tot om het eens te worden over hoe het belastinggeld wordt uitgegeven. Omdat elke euro maar 1 keer kan worden uitgeven, moet het kabinet prioriteiten stellen en keuzes maken. 

3.    Geen extra uitgaven of bezuinigingen

Uitgaven niet hoger als economie goed is 

In goede economische tijden ontvangt het kabinet meer belasting omdat mensen meer kopen. Ook hebben minder mensen een uitkering van de overheid nodig. Er blijft overheidsgeld over. Dit extra geld gebruikt de overheid niet voor extra uitgaven, maar om de overheidsschuld af te lossen. Er is altijd een overheidsschuld.

Geen bezuinigingen als economie minder goed gaat 

Als het economisch minder goed gaat krijgt de overheid minder belastinggeld omdat mensen minder kunnen kopen. Ook hebben meer mensen dan een uitkering van de overheid nodig. Dan is er een tekort. Toch geeft de overheid dan niet minder uit, maar leent het geld. De overheidsschuld wordt dan weer groter.

Trendmatig begroten

De afspraken over de inkomsten en uitgaven aan het begin van een regeerperiode heet trendmatig begrotingsbeleid: Dat betekent dat het kabinet de begroting inzet om de economie te stabiliseren: in goede economische tijden bouwt het kabinet buffers op. In slechte tijden houdt het kabinet de uitgaven op peil. Dit staat in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën. De wet houdt ook rekening met de Europese begrotingsafspraken.