Toespraak van vicepremier en minister De Jonge tijdens dodenherdenking bij Ereveld Loenen

Op maandag 4 mei 2020 sprak vicepremier en minister De Jonge (VWS) tijdens de dodenherdenking bij Ereveld Loenen.

Beste mensen,

Vrijdag 21 januari 1944 was een bitterkoude winterdag. Er stond een gure wind, de zon liet zich maar heel soms zien. Zo’n dag waarop het voorjaar nog ongelooflijk ver weg leek. Niet in de laatste plaats omdat de bezetting zijn 4e jaar inging, het einde leek verder weg dan ooit. En voor de 24-jarige Han Gelder, was dat misschien ook wel zo.

Han zat in het 1e jaar van zijn studie toen de Duitsers ons land binnenvielen. En zijn vrijheden werden beetje bij beetje afgenomen. Maar Han zag ook dat de 1 zoveel grotere offers bracht, dan de ander. Zijn Joodse klasgenoten mochten niet meer naar college komen. Joodse docenten konden hun biezen pakken. En de universiteit waar hij zijn studie begon, moest de deuren sluiten.

Niets doen kón Han gewoon niet. En dus sloot zich al vroeg in de oorlog aan bij het studentenverzet. Hij zorgde voor illegale kranten, stond aan de wieg van verzetskrant Ons Volk. Regelde bonkaarten en persoonsbewijzen voor onderduikers. Han was zo ongelooflijk jong nog. En toch had hij dag na dag het lot van zoveel anderen in handen.

Op die koude januaridag in 1944 vertrok de student naar een illegale drukkerij in de Schilderswijk in Den Haag. Gevaarlijk werk. Toen Han aanbelde, was het niet 1 van zijn contacten die opendeed. Hij stond oog in oog met een agent van de Sicherheitsdienst.

Han was een zwijgzame jongen, zou een vriendin later zeggen. Maar als hij wat zei, dan luisterde iedereen, Han had gezag. En Han wist wat het betekende als hij in handen viel van de bezetter. Hij wist zo ongelooflijk veel. Maar wat hij niet wist, was of hij zijn mond zou kunnen houden. Han had al veel eerder besloten nooit levend in handen van de nazi’s te vallen. Hij trok zijn revolver en schoot zichzelf neer. De hoogste prijs om anderen buiten schot te houden.

Han is 1 van de oorlogsslachtoffers die hier begraven ligt. We herdenken ook de politieman die in 1940 met een revolver in de hand een groep Duitse soldaten tegemoet liep – ze waren net met watervliegtuigen geland op de Nieuwe Maas. We staan stil bij het lot van de dwangarbeider, die in Duitsland omkwam tijdens een van de bombardementen. We eren de militair, veel te jong gestorven. Omgekomen ver van huis. En 4000 anderen, net zoals zij.

Hier, op dit vredige ereveld, is het alsof de natuur hun de laatste eer wil bewijzen. Aan hen, op het oog gewone mensen zoals u en ik. Gewone mensen die de domme pech hadden op het verkeerde moment, op de verkeerde plek te zijn. Gewone mensen die verstrikt raakten in de rommelige realiteit van de oorlog, hier, in Nederlands-Indië en elders. Gewone mensen die besloten bijzondere dingen te doen. Allemaal gewone mensen met nog een heel leven te leven.

De bezetting van Nederland, het onrecht dat mensen werd aangedaan, het had Han Gelder woedend gemaakt. En onrecht was er veel. Mensen mochten niet meer zeggen wat ze vonden, houden van wie ze wilden en zijn wie ze waren. Joden, Sinti, Roma, homoseksuelen werden als groepen geïsoleerd. En vervolgens werden die mannen, vrouwen en kinderen beetje bij beetje ontdaan van hun menselijkheid. In glijdende schaal gewantrouwd en verketterd om wat ze vonden, om wat ze geloofden en om wie ze waren. Opgejaagd, opgepakt, omgebracht. Ook mensen die in verzet kwamen verdwenen in nacht en in nevel. Slechts een enkeling keerde terug.
 

Als we het hebben over de oorlog, dan doen we dat vaak in tegenstellingen. Mensen waren goed of fout. Waren helden of schurken. Slachtoffer of dader.

Maar ook al zijn de meeste beelden van de Tweede Wereldoorlog in zwart-wit afgedrukt, de werkelijkheid was veelkleurig. Zeker, er waren vast mensen die onversneden goed of onversneden fout waren. Maar toch zeker ook mensen die een beetje van beide waren. Mensen die goede én foute dingen deden. Het zijn de ongemakkelijke waarheden die horen bij de oorlog. Ongemakkelijk is het dat er ook mensen waren die niets deden. Die hun blik afwendden omdat het de enige manier leek om het hoofd boven water te houden. Die zich liever nergens mee bemoeiden. Of erger: die het koud leek te laten, onverschillig.

De Joods-Amerikaanse schrijver Eli Wiesel, die Auschwitz overleefde, heeft in de boeken die hij schreef over de gruwelen van de Holocaust juist deze groep ter verantwoording geroepen.

'Niet haat,' zei Eli Wiesel, 'maar onverschilligheid is het tegenovergestelde van liefde.'

En dus hebben we ons voor onverschilligheid te behoeden, hebben we ons tegen onverschilligheid te verzetten, te wapenen. De uitspraak van Eli Wiesel is er 1 die voor ons allemaal van betekenis moet zijn. Elke dag. Vandaag. Morgen. Op 15 augustus. En op al die andere dagen.

Want nu de meeste getuigen van de Tweede Wereldoorlog niet meer leven, zijn wij de vaandeldragers van vrede en vrijheid geworden. Een vrijheid die de meesten van ons in de wieg cadeau kregen en waar we weinig voor hoefden te doen. Vrijheid als vanzelfsprekendheid. Nu we allemaal zoveel mogelijk thuis moeten blijven, hebben we meer tijd om te beseffen hoe rijk we zijn met alle vrijheden die ooit zo duur betaald zijn. Misschien voelen we sterker hoe belangrijk het is om tegenwicht te bieden aan alles wat onze vrede en vrijheid bedreigt.

We herdenken hier vandaag ook alle militairen die sinds 1945 zijn omgekomen bij missies in het buitenland. We eren ze voor de prijs die ze betaalden voor een kans op vrijheid en democratie elders. Net als Han Gelder waren ze vaak nog zo jong, toen ze hun leven in de waagschaal legden om het lot van anderen te keren.

Toen ze besloten om niet onverschillig te zijn. Toen ze besloten op te staan tegen onrecht. Hun moed geeft ons de dure plicht om onze vrijheid op waarde te schatten, die niet te verkwanselen maar juist te koesteren als ons kostbaarste bezit. Een geschenk zo kostbaar en zo dierbaar dat mensen bereid zijn hun leven te geven opdat anderen het kunnen verkrijgen. 75 jaar vrijheid kunnen vieren is ongekend, dat is op veel plekken ter wereld ondenkbaar. En ook hier is dat niet vanzelfsprekend. Daar mogen we nooit lichtzinnig over denken. Dat mag ons nooit onverschillig laten.

Laten we in deze tijd waarin we zelf onze vrijheden moeten beperken ook stilstaan bij wat het betekent om onder dwang en dictatuur te leven. En in alles pal te staan voor vrede, vrijheid en rechtvaardigheid.