Toespraak door minister Yeşilgöz-Zegerius tijdens de jaarlijkse Brandweerherdenking

Toespraak door minister Yeşilgöz-Zegerius (JenV) bij de jaarlijks herdenking bij het Nationaal Brandweermonument in Arnhem, 18 juni 2022. Het monument is van en voor alle brandweermensen en hun naasten. Het is bedoeld als aanvulling op de herdenkingsplaatsen die in de eigen gemeente of kazerne zijn ingericht voor omgekomen collega’s. 

Dames en heren,

Ik vind het bijzonder om vandaag bij deze jaarlijkse herdenking te zijn en hier te mogen spreken.

Ik bladerde ter voorbereiding door wat bundels met mooie gedichten en stuitte op een klassieker van Rutger Kopland. Die deed me denken aan de omgekomen brandweermensen, die vandaag in onze gedachten zijn. Ik wil het graag voorlezen. Het heet ‘Weggaan’.

Weggaan is iets anders

dan het huis uitsluipen

zacht de deur dichttrekken achter je bestaan en niet terugkeren. Je blijft iemand op wie wordt gewacht.

W
eggaan kun je beschrijven als

een soort van blijven. Niemand

wacht want je bent er nog.

Niemand neemt afscheid

want je gaat niet weg.

De mensen die we vandaag herdenken, zijn allemaal op zeker moment de deur uitgegaan met het idee dat ze gewoon weer terug zouden keren. Dat ze weer aan tafel zouden zitten in hun eigen huis, zouden rommelen in hun eigen schuur, zouden slapen in hun eigen bed. Ze waren maar voor even weggegaan.

Toen sloeg het noodlot toe. Niemand had daar op kunnen inspelen. Niemand had dat fatale moment kunnen voorzien. Niemand had haar of zijn hart erop kunnen voorbereiden.  Want ze gingen maar even weg.

Als je op die manier iemand verliest, kan ik me voorstellen dat je soms heel even, een fractie van een seconde maar, vergeet dat je geliefde man, vader of zoon er niet meer is. En dan realiseer je je weer dat het anders is. Dat er voor altijd een lijn is doorgesneden.

En of het nou kort of alweer langer geleden is, die realisatie moet dan opnieuw pijn doen. Hij hád weer thuis moeten komen. Maar het mocht niet zo zijn. Tot grote spijt van ons allemaal hier.

Waar zoek je dan verlichting, waar vind je dan troost? Misschien wel in een gedicht, in de woorden van iemand die aanraakt wat jij voelt. En zeker in gesprekken met mensen, die naar je willen luisteren en willen begrijpen wat je meemaakt.

Ik weet dat de mensen van de brandweer een hechte familie vormen, waarin iedereen zich veilig kan voelen. Die brandweerfamilie staat om u, om de nabestaanden heen. Op die familie kunt u altijd rekenen.

Deze jaarlijkse plechtigheid waarbij we de gevallenen herdenken, vind ik een waardevol ritueel. Ik hoop dat het water dat straks de lucht in spuit, al glinsterend een gevoel brengt van verlossing en van hoop. U bent er nog. En u bent niet alleen.

Ik heb de afgelopen tijd verschillende brandweermensen gesproken. Jullie zijn doeners, bescheiden, praktisch en wars van opsmuk. Ik kreeg vooraf op het hart gedrukt vooral niet aan heldenverering te gaan doen. U zegt zelf: ‘We doen gewoon ons werk’.

Die nuchtere houding helpt u bij wat u doet. Maar tóch even, u doet veel meer dan gewoon uw werk. U doet uw werk buitengewoon. Buitengewoon gedreven en zorgvuldig.

Elke brandweervrouw of –man is bezig met de risico’s, voor de omgeving, voor de collega’s en voor zichzelf. En omdat u dat zo goed doet en altijd de veiligheid voorop stelt, keren de meesten van u na het werk weer gewoon naar huis. Gelukkig.

Vandaag herdenken we hen die niet meer thuiskwamen. We herdenken hun moed, we herinneren hun daden, we eren wie ze waren.

Ik wens u allemaal kracht en sterkte. Dat deze herdenking u verlichting mag brengen.