Toespraak minister Hoekstra bij Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019

Toespraak van minister Hoekstra (Financiën) bij de overhandiging van het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019 in de Tweede Kamer in Den Haag op 20 mei 2020.

Mevrouw de voorzitter,

‘Ik trek mij terug en wacht. Dit is de tijd die niet verloren gaat; iedere minuut zet zich in toekomst om.’

Het zijn de beginregels uit het gedicht ‘Eb’ van de Nederlandse dichteres Vasalis. Ze roepen herkenning op in de bijzondere en bizarre tijd die wij nu als land en wereldwijd doormaken. Voor sommigen zal het voelen alsof we in de wachtstand staan. Het openbare leven ligt voor een belangrijk deel stil en de bedrijvigheid staat in sommige sectoren op pauze, terwijl het in andere sectoren drukker is dan ooit. We werken zoveel mogelijk thuis, houden afstand en vermijden drukte. Tegelijkertijd tikt de tijd door.

Op Verantwoordingsdag, de 3e woensdag van mei, zetten we de tijd voor even terug. We kijken naar de stand van de economie en besteding van de overheidsfinanciën in het voorgaande jaar. Vandaag ziet deze dag er anders uit dan anders. Niet alleen omdat de aanwezige leden van uw Kamer onderling afstand houden en in kleinere bezetting bij elkaar zijn – maar ook omdat de staat van de Financiën in 2019 bekeken door de bril van 2020 bijna tot enige weemoed stemt. Wie had eind 2019 of zelfs begin 2020 kunnen bedenken in welke situatie we ons nu zouden bevinden?

Ik in elk geval niet. Toen ik gevraagd werd om minister van Financiën te worden, heb ik mij nog eens verdiept in mijn voorgangers. Ruding, Kok, Zalm en anderen: wat hadden zij meegemaakt op deze post? En ik dacht natuurlijk aan Wouter Bos die tijdens de bankencrisis in 2008 rigoureuze maatregelen moest nemen, die voor een enorme omslag in de begroting zorgden. De huidige periode van hoogconjunctuur leek te voorzien in een geheel andere ambtstermijn. Maar wat er de afgelopen maanden op ons af is gekomen is ongekend. Sneller, heftiger en ingrijpender dan alles wat we sinds de oorlog op financieel-economisch gebied hebben meegemaakt.

Wouter Bos stuurde me er zelfs een appje over, hij schreef: ‘Ik ben mijn record kwijt. Tot nu toe was ik de minister van Financiën die de schuld het hardste liet stijgen.’ Dat is natuurlijk een twijfelachtige eer, die tegelijkertijd een grote verantwoordelijkheid schept.

Vandaag blikken we terug, en die terugblik op 2019 stemt gelukkig ook enigszins positief. Want wat zien we over de stand van het land in het Financieel Jaarverslag van het Rijk dat ik uw Kamer vandaag aanbied? De economie groeide voor het 6e jaar op rij. De werkloosheid bleef historisch laag – en door verdere toename van het aantal vacatures bereikte de krapte op de arbeidsmarkt een recordhoogte. Er was wederom sprake van een overschot op de begroting. En de overheidsschuld daalde verder, naar 48,6 % van het bbp.

Het zijn maar cijfers zou je kunnen zeggen, maar wel cijfers die ons helpen bij de crisis van vandaag. Door in goede tijden de schuld te laten dalen, hebben we buffers opgebouwd voor de mindere tijden waar we ons nu in bevinden.  Het geeft ons de mogelijkheid om de ergste schokken voor de economie op te vangen. Tegelijkertijd weten we helaas ook al dat Verantwoordingsdag 2021 een geheel ander beeld zal geven: een recessie is onvermijdelijk.

Mevrouw de voorzitter, ik zei het zojuist, in 2019 was er wederom sprake van een overschot op de begroting. Maar dat betekent niet dat we op de centen hebben gezeten. Integendeel. We hebben volop geïnvesteerd in onze samenleving, bijvoorbeeld in sectoren als veiligheid en onderwijs.

2019 was eveneens het jaar waarin we het klimaatakkoord en het pensioenakkoord afsloten. Belangrijke mijlpalen, waarmee we een goed pensioen en een leefbare planeet ook voor komende generaties in het vizier houden. Aan dat perspectief op goede voorzieningen blijven we werken. De tijd tikt immers door, iedere minuut zet zich in toekomst om.

Mevrouw de voorzitter,

Vandaag leggen we verantwoording af. De Algemene Rekenkamer heeft zoals elk jaar onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de overheidsbestedingen. En ook dit jaar constateerden zij zoals altijd plussen en minnen. Het is natuurlijk verleidelijk om daar nu al op in te gaan, maar dat is allereerst aan de president van de rekenkamer. Hij zal hierna een uitgebreide toelichting geven op de bevindingen voor dit jaar.

Ik ben hem en zijn collega’s erkentelijk voor hun kritische en constructieve bijdrage, die zo’n belangrijke rol vervult in ons democratische proces. En hierbij alvast de belofte dat mijn collega’s en ik elkaar in 2020 scherp blijven houden op het belang van rechtmatige bestedingen. Zeker met het oog op de diverse noodmaatregelen die nu aan de orde zijn: we werken met de gehele Rijksoverheid hard aan spoedige en rechtmatige invoering daarvan.

Mevrouw de voorzitter,

Voor sommigen in ons land zorgt het doortikken van de tijd van dichteres Vasalis voor angst. Angst om het inkomen, het contract en het voortbestaan van het eigen bedrijf. Tegen hen wil ik zeggen: we zullen de economische uitdagingen samen aangaan. Dat betekent niet dat iedereen er zonder kleerscheuren uit zal komen – verre van. Maar het betekent wel dat de overheid met steunmaatregelen de getroffen mensen, bedrijven en sectoren zo goed mogelijk zal ondersteunen. Zo werken we samen aan een betere toekomst.

Voor nu is het mij een eer en genoegen om u het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019 aan te bieden. Met daarin uitgebreide tekst, beeld en cijfers bij de korte samenvatting die ik u zojuist gaf. Ik verheug me op het debat hierover met uw Kamer volgende week.

Dank u wel.