Vaccinatietraject vogelgriep gaat door met twee vaccins

Twee nieuwe vaccins tegen hoogpathogene vogelgriep zijn effectief gebleken in een eerste experimentele proef onder gecontroleerde omstandigheden uitgevoerd door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Het onderzoek heeft plaats gevonden in opdracht van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Belangrijk is dat de vaccins pluimvee in het lab niet alleen bescherming geven tegen ziekteverschijnselen, maar ook verspreiding van het vogelgriepvirus tegengaan.

Piet Adema, minister van LNV: “Ik ben blij dat er twee vaccins zijn waarmee we het vaccinatietraject tegen vogelgriep kunnen voortzetten. Ik zet de stappen in het vaccinatietraject zo snel mogelijk, maar wil dit ook zorgvuldig en verantwoord doen vanwege volksgezondheid, diergezondheid, en de impact op pluimveehouders en andere betrokken partijen.

De vogelgriepsituatie met een permanente dreiging vanuit wilde vogels, vraagt een intensievere aanpak. Vaccinatie biedt hiervoor perspectief voor gehouden pluimvee. Daarbij is van belang dat er voldoende draagvlak is: bij andere lidstaten in de Europese Unie, pluimveehouders en marktpartijen, we hebben actieve medewerking van iedereen nodig om het vaccinatietraject te laten slagen.”

Veldproef en pilot

Het kabinet wil vaccinatie op verantwoorde wijze mogelijk maken, vanwege de volks- en diergezondheid. Daarom is een stapsgewijze benadering gekozen. De volgende stap is onderzoeken of de twee nieuwe vaccins ook effectief zijn in een praktijkomgeving. Daarvoor wordt een veldproef op enkele pluimveebedrijven voorbereid. Ook wordt een pilot voorbereid om op grotere schaal pluimveebedrijven in Nederland te vaccineren.

Onder praktijkomstandigheden kan de effectiviteit van een vaccin mogelijk anders zijn dan onder gecontroleerde omstandigheden in een laboratorium. In een pluimveestal zijn bijvoorbeeld de huisvesting en het stalklimaat anders, worden de dieren tegen meer ziekten gevaccineerd en zijn er andere kiemen in de stal aanwezig die de effectiviteit van een vaccin zouden kunnen beïnvloeden.

Monitoring

Er wordt in een tweede onderzoek nagegaan welke risico’s er zijn in het geval vaccinatie een suboptimaal effect heeft en het virus zich ongemerkt kan verspreiden. Als dat gebeurt, is dat een risico voor verdere verspreiding binnen een bedrijf en naar andere bedrijven. Daarom wordt ook een intensief surveillanceprogramma opgezet waarbij de dieren worden gemonitord en gecontroleerd, conform de nieuwe Europese verordening.

De pilot met een groter aantal pluimveebedrijven kan richting geven hoe een vaccinatieprogramma zo verantwoord mogelijk ingericht kan worden. Bij die pilot zal ook veel aandacht zijn voor de effecten van vaccinatie op de handel. Het streven is om de pilot aan het einde van dit jaar te starten, nadat de eerste resultaten van de veldproef bekend zijn.