Toespraak van minister Van Engelshoven bij Avond van Wetenschap en Maatschappij

Minister Van Engelshoven (OCW) sprak tijdens de Avond van Wetenschap en Maatschappij, op 4 oktober 2021, in de Nieuwe Kerk in Den Haag.

Beste mensen,

Het is een eer om hier vanavond met u te zijn.

Voor ieder van u zullen 2020 en 2021 jaren zijn geweest waarin veel is gebeurd en geleerd. In het eigen vakgebied, en daarbuiten.

Ook als samenleving hebben we flink wat nieuwe kennis vergaard. Over hoe we omgaan met een crisis. Hoe we onderling verdeeld kunnen raken.

Maar ook over saamhorigheid. Én over vertrouwen.

Over dat laatste wil ik het vanavond hebben. En dan specifiek: het verschil tussen het vertrouwen in de wetenschap en in de politiek.

Sinds een jaar of 10 wordt dat eerste, het vertrouwen in de wetenschap, gemeten door het Rathenau Instituut. Deze zomer liet hun onderzoek zien dat dit vertrouwen nog nooit zo hoog is geweest.

En ook vóór de coronacrisis (en de werkende vaccins) was het vertrouwen in de wetenschap in ons land al groot. Van alle instituties, van rechtspraak tot journalistiek, staat de wetenschap traditiegetrouw bovenaan.

Toch viel me in het onderzoek iets op, dat zorgen baart. Er komt namelijk óók uit naar voren dat veel Nederlanders het lastig vinden wanneer wetenschappers het onderling oneens zijn. En dat is te begrijpen. Je hebt natuurlijk het liefst een eenduidig antwoord op de vraag waar je mee rondloopt.

Dus word je onrustig van wetenschappers met een verschillende kijk op de zaak. Want het zou wel eens slecht nieuws kunnen inluiden. Van mensen met verstand van het probleem willen we dan ook graag de oplossing horen. En als zij het al niet zeker weten, hoe ík dan wel?

Toch is dit de wetenschap nooit kwalijk te nemen. Het vinden van nieuwe vragen is immers haar fundament.

Wetenschap is kennis ontwikkelen en als het even kan, keuzes voorschotelen. Politiek is keuzes máken. Zo is het de afgelopen 1½ jaar ook gegaan in de crisisberaden tijdens de pandemie. De politiek heeft er dankbaar gebruik gemaakt van de kennis van het OMT, en van al die andere wetenschappers uit alle disciplines die van zich lieten horen.

In zekere zin hebben we de wisselwerking tussen wetenschap en politiek in optima forma gezien. Want dat het regelmatig schuurt tussen die twee, is het perfecte bewijs van wetenschappers en politici die op het scherpst van de snede hun werk doen.

En waar het natuurlijk hartstikke goed is dat wetenschappers zichtbaar zijn en meepraten, zien we helaas ook dat ze juist door die zichtbaarheid, steeds vaker worden bedreigd. Afschuwelijk. Experts die hun nek uitsteken en zich mengen in het debat, moeten dat vrij kunnen doen, én rekenen op onze bescherming, in woord en daad.

Nu lijkt het er gelukkig eindelijk op dat de meest heftige fase van de pandemie achter ons ligt. Hopelijk bedaren de gemoederen steeds verder, en komt er bij meer Nederlanders de ruimte om met iets meer rust, een blik te werpen in de verdere toekomst.

Zeer terecht wordt er naar de politiek gekeken, voor een kompas. Maar terwijl de samenleving zoekende is, geeft de politiek nog te weinig richting. Dat zien we ook in de vertrouwenscijfers in de politiek, 2 weken terug. Die waren historisch laag.

Ondertussen staan we wel voor grote uitdagingen met gevolgen voor ons allemaal. Juist nu mag het vertrouwen in wie de oplossing moet bieden, experts en beslissers, niet ontbreken. Dus is het zorgelijk dat Nederland, over het geheel genomen, die experts wél vertrouwt, maar haar beslissers stukken minder.

Nu ben ik niet zo naïef om te denken dat ‘wij’ politici, het rapportcijfer van u, wetenschappers in de zaal, ooit gaan overtreffen. Maar om onszelf te verbeteren, kunnen we wel ons licht bij u opsteken. Daarom heb ik in aanloop naar vandaag mezelf de vraag gesteld wat de politiek, nu, in 2021, zou kunnen leren van de wetenschap.

Ik kom op – minstens – 3 lessen voor de politiek van de komende jaren.

Als 1e moet de politiek weer durven verbeelden zoals wetenschap doet. Daarnaast is het tijd voor politici om op een andere manier met onzekerheid om te gaan. En tot slot kunnen we veel leren van de samenwerking en openheid die we zien in de wetenschap.

Laat ik bij de verbeelding beginnen.

Daar zie ik allereerst 1 hele mooie overeenkomst tussen politiek en wetenschap. Beiden zijn wat ik ‘werelden van belofte’ noem. Van vooruitgang.

Jacobus van ’t Hoff, Nobelprijswinnaar voor de Scheikunde in het jaar 1901, hield over verbeelding ooit een prachtige redevoering. Daarin omschreef hij de wetenschap als, en ik citeer:

‘… het groote hulpmiddel, waarmee de omgeving aan onze wil wordt onderworpen.’

De woorden van Van ’t Hoff zijn bijna anderhalve eeuw oud. Met de complexiteit van de uitdagingen van vandaag de dag, lijkt een uitspraak van zo lang geleden overmoedig. Lijkt overmoedig, zeg ik met klem.Want laat dat nu precies zijn waar zoiets groots als verbeeldingskracht aan grenst.

De lijn met overmoed is dun, maar verbeeldingskracht gaat ten diepste om het verlangen – net tegen de grens van het onvoorstelbare aan – om de omgeving voor zo ver dat lukt aan onze wil te onderwerpen. Of je nu in de wetenschap, politiek, topsport, toneel of het bedrijfsleven werkt, u kent allemaal de pogingen die we doen om de omstandigheden te beheersen. Om maar grip te krijgen op de uitkomst. Hoe stevig onze greep ook mag lijken… het toeval, de natuur, pech of geluk kunnen ons waar en wanneer dan ook een stapje voor zijn en verrassen. Dat ís het leven.

Maar om met die tegenwoordigheid van geest, desondanks op zoek te gaan naar hulpmiddelen, om tóch zo goed mogelijk met de uitdagingen van onze tijd te kunnen leven…dat is precies waar verbeeldingskracht goed voor is. En hoe ze tot ons spreekt.    Als je van grote betekenis wilt zijn, in politiek, wetenschap, bedrijfsleven, sport, cultuur, of waar dan ook… dan is de taal van de verbeeldingskracht er eentje die je tot in de puntjes wilt beheersen. En waarvan je de spelregels voor gebruik goed moet kennen. Want grote woorden scheppen grote verwachtingen.

Daarmee kom ik meteen op het 2e punt waar de politiek van de wetenschap kan leren. En dat is: op een andere manier omgaan met onzekerheid. Een belangrijk verschil tussen wetenschap en politiek, is dat in de wetenschap een goede vraag voorop staat. Een vraag waar niet direct antwoord op hoeft te zijn. In de politiek daarentegen is het haast een doodzonde om een vraag op te werpen, maar geen antwoord op tafel te leggen. Om die zonde niet te begaan, geven politici tóch antwoord, ook als ze het niet zeker weten. Ook als ze twijfelen. En óók om vooral het beeld neer te zetten dat alles onder controle is.

Daar wringt de schoen. Natuurlijk vragen inwoners van ons land om bescherming, zekerheid, richting en duiding van de toekomst. En dat moet ook geboden worden.

Maar verbeelding sluit twijfel niet uit. Jan Terlouw zei terecht: ‘Hoed u voor mensen die het zeker weten.’

Het is net zozeer een plicht van politici om in alle eerlijkheid naar buiten te treden over hun dilemma’s en wat ze níet binnen 4 jaar kunnen veranderen. Een politicus die de juiste, eerlijke, pijnlijke vraag stelt, en bij keuzes open is over dilemma’s, is geloofwaardiger dan wie zich laat verleiden tot een onbetrouwbaar vergezicht met een te gemakkelijke oplossing.

Natuurlijk zeg ik hier mee ook dat de afstand tussen perspectief bieden en onzekerheid creëren klein is. Politiek is dan ook, en daar lijkt ze weer op wetenschap, precisiewerk.

Tot slot.

Mijn 3e inzicht van de afgelopen jaren, voordat u naar de echte professoren gaat luisteren, gaat over samenwerking en openheid. De macht van kennis en kunde heeft in onze democratische samenleving de allergrootste waarde als die wordt gedeeld – en als er iets positiefs mee wordt gedaan.

Voor iedereen die werkt aan een complexe vraag is het dan ook kraakhelder dat intensiever samenwerken móet. Het is daarom mooi om te zien dat steeds meer kennisinstellingen allianties sluiten. Dat ze medewerkers op een andere manier gaan waarderen. En niet langer blindstaren op aantallen publicaties.

Ook is het hoopgevend dat ‘open science’ voor veel meer onderzoekers en instellingen de standaard aan het worden is. Eigenlijk wordt op de universiteiten stap voor stap opnieuw ontdekt wat het beste is voor de wetenschapper, hoe de academische gemeenschap het prettigst functioneert én hoe die gemeenschap de meeste impact heeft in de samenleving. Wat er nu op de universiteiten gebeurt is leerzaam voor iedereen in het openbaar bestuur die ook graag werkt aan een nieuwe cultuur. 

Beste mensen,

Verbeeldingskracht, openheid, samenwerking én vertrouwen zijn in al uw werk, als onderzoeker, ondernemer, sporter, of in welke leidende rol dan ook, buitengewoon veel waard. Ik hoop dat de politiek in de tijd tot het volgende onderzoek naar vertrouwen, haar belofte zal oppoetsen. Een bescheiden podiumplek voor de politiek, op het treetje links of rechts naast de wetenschap… dát lijkt me een bekroning om na te streven.

Dank u wel.