Voortgang woningbouw: doorbouwen in veranderende omstandigheden

Kansrijke locaties voor woningbouw krijgen alle hulp om tóch te starten, ondanks de economische tegenwind. Dit blijkt uit de voortgangsrapportage Woningbouw en de terugblik op de dit voorjaar gesloten woondeals, die de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge op maandag 22 mei heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. Inzet van de minister is om snel te (blijven) bouwen wat al vergund is én snel te vergunnen wat op korte termijn gebouwd kan worden. Daarnaast zet hij een extra stap om de verwachte dip in de woningbouw te beperken en voortgang te forceren.

De minister roept provincies en gemeenten onder meer op uit te kijken naar alternatieve locaties wanneer projecten vertragen of stilvallen door bijvoorbeeld hogere rentes en gestegen bouwkosten. Dit zodat de bouw toch door kan gaan. Daarnaast stelde het kabinet recent ruim een half miljard euro beschikbaar voor: de start-bouwimpuls (minimaal € 250 miljoen) en de versnelde realisatie van flexwoningen (€ 300 miljoen). De minister wil daarom van de regio’s weten wat er nodig is om door te blijven bouwen. Daarover gaan versnellingsgesprekken van start, die moeten zorgen voor een regionale doorbraak om de bouwproductie op peil te houden. Voor iedere locatie die vertraagt, moet een andere locatie worden aangewezen of versneld. 

Een landelijke versnellingstafel jaagt op nationaal niveau de woningbouw aan. De leden helpen overheden, woningcorporaties en woningmarktpartijen bij het halen van de gemaakte woningbouwafspraken en het signaleren van mogelijke versnellingsopties. Regionaal sturen overheden, betrokken marktpartijen (investeerders, ontwikkelaars, bouwers en nieuwbouwmakelaars) en woningcorporaties samen op de voorgenomen bouwplannen. Zij signaleren vertraging en zetten alles op alles om deze te voorkomen.

Bestaande locaties niet genoeg

Om het landelijke woningtekort aan te pakken zijn er tot en met 2030 ruim 900.000 extra woningen nodig. In 2022 kwamen er 90.127 woningen bij. Dit waren 74.217 nieuwbouwwoningen (waaronder flexwoningen). De overige 15.910 woningen bestonden onder meer uit transformaties en woningsplitsing. 
 
De afgelopen periode is de vraag naar huisvesting verder toegenomen. De Nederlandse bevolking groeide in 2022 – vooral door migratie – bijna twee keer zo hard als in 2021 (227.000 tegenover 115.000). Voor de zomer komt Primos met een nieuwe prognose over het aantal huishoudens en de woningbouwproductie.  Terwijl de vraag stijgt, is het moeilijker geworden om te bouwen. Zo zijn de bouwkosten en rente gestegen. Particulieren en investeerders kunnen minder middelen bij elkaar krijgen. De prijzen van woningen en van grond moeten zich hierop aanpassen, maar dat kost tijd. Daardoor wordt er met name in 2024 een dip in de woningbouwproductie verwacht. 

Maatregelen voor doorbouwen in veranderende omstandigheden

Om de verwachte dip zo klein en kort mogelijk te houden zet het kabinet in op een breed pakket van financiële, juridische en inhoudelijke maatregelen. Deze maatregelen moeten leiden tot een structureel grotere woningbouwproductie die minder gevoelig is voor veranderende omstandigheden. Het fundament hiervoor werd afgelopen jaar gelegd. 

Onder regie van het Rijk zijn in 2022 en 2023 35 woondeals gesloten in de 12 provincies. Hierin staan onder meer afspraken over de hoeveelheid te bouwen woningen, de locaties en voor wie gebouwd wordt. Het kabinet stelde ook financiële middelen beschikbaar. De eerste 4 tranches van de Woningbouwimpuls zorgen samen voor 164.732 woningen. De 5e tranche wordt voor de zomer toegekend. Een investering van € 7,5 miljard in mobiliteit levert circa 400.000 bereikbare woningen op.

Het kabinet komt met plannen om de bouw van een gemiddelde woning stevig terug te brengen, van 10 jaar naar enkele jaren. Gelijkschakelen van procedures levert tijdswinst op, ook door bij inspraak rekening te houden met de belangen van toekomstige bewoners. Dit voorjaar ging de wet Versterking Regie Volkshuisvesting in consultatie. Deze moet zorgen voor een passend wettelijk kader om de regie op de volkshuisvesting stevig te verankeren voor toekomstige jaren.