Start internetconsultatie van wetsvoorstel internationalisering hoger onderwijs
Vandaag start de internetconsultatie van de Wet internationalisering in balans. Tot medio september kan iedereen zijn mening geven over dit wetsvoorstel. Het bevat maatregelen op het gebied van taal, regievoering en sturing op het toelaten van studenten, om zo het aantal internationale studenten dat naar Nederland komt beter te kunnen beheersen en sturen. Dit moet leiden tot een betere balans bij de internationalisering in het hbo en wo.
Zoals minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap eerder heeft geschetst in zijn brief over internationalisering is de internationale dimensie van het hoger onderwijs van groot belang voor studenten, onderwijsinstellingen, de kenniseconomie en de samenleving. Denk aan het aantrekken van internationaal talent of het leren van internationale vaardigheden.
Maar de afgelopen jaren is het aantal internationale studenten sterk toegenomen tot zo’n 115.000. In het wetenschappelijk onderwijs komt inmiddels 40% van de nieuwe studenten van buiten Nederland (in 2015 was dat nog 28%). Ongeremd zet dat de onderwijskwaliteit onder druk, met overvolle collegezalen en hoge werkdruk voor docenten. Bovendien dreigt de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten in het gedrang te komen bij bepaalde Engelstalige opleidingen. En vooral in grote steden is het voor studenten steeds lastiger om een kamer te vinden.
Deze trends ondermijnen de ervaring die het onderwijs en het studentenleven zouden moeten bieden. Er is behoefte aan een strategische herbezinning op internationalisering en het uitwisselen van talent. Met dit wetsvoorstel moet een duurzame balans worden bereikt in het stelsel van hoger onderwijs. Een balans tussen enerzijds het benutten van de grote toegevoegde waarde van internationalisering en anderzijds het behouden van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid. De gerichte aanpak moet de internationale toppositie van hogescholen en universiteiten ondersteunen.
Ruimte voor meertaligheid
Het wetsvoorstel dat nu in consultatie gaat bevat ‘knoppen’ om de internationale studentenstroom te kunnen sturen en beheersen: instrumenten voor het versterken van de voordelen van internationalisering, het beperken van nadelen en het kunnen opvangen van grote en snelle schokken. Met daarbij ruimte voor maatwerk voor regionale verschillen en tekortsectoren. Het gaat ten eerste om maatregelen op het gebied van taal. Doel is het Nederlands als taal in het hoger onderwijs te behouden en te versterken.
Tegelijkertijd beoogt het wetsvoorstel de kansen van meertaligheid beter te benutten en beter aan te sluiten bij de internationale positionering van hogescholen en universiteiten. Het wetsvoorstel biedt meer ruimte voor anderstalige vakken en modules binnen Nederlandstalige bachelor- en associate degree-opleidingen, tot maximaal een derde van de totale studiepunten. Is meer dan een derde van de studiepunten anderstalig, dan kijkt de minister van OCW naar de doelmatigheid van een bachelor- of associate degree-opleiding met een ‘toets anderstalig onderwijs’. Hij kan toestemming verlenen na het grondig toetsen van:
- De beschikbaarheid van personeel in een bepaalde sector en het arbeidsmarktperspectief van studenten. In het onderwijs, zorg en techniek zijn grote tekorten. Overigens zijn er in die tekortsectoren ook banen waarbij het juist wel belangrijk is om goed Nederlands te beheersen, bijvoorbeeld bij patiëntencontact.
- De impact die een opleiding heeft in de regio. In een krimpregio kan een kennisinstelling met internationale aantrekkingskracht heel welkom zijn. In steden waar men de druk van meer studenten niet meer kan opvangen, ligt dat anders.
- De mate waarin een opleiding bijdraagt aan de internationale positionering van Nederland. Sommige opleidingen leiden studenten op voor de internationale top, bijvoorbeeld in de kunsten.
- De vraag of er wel genoeg medewerkers zijn die in het Nederlands kunnen lesgeven. Is dat niet het geval, dan kan anderstaligheid geoorloofd zijn.
- De spreiding van het aanbod van soortgelijke opleidingen in Nederland. In principe moet er van een bepaalde opleiding altijd nog een Nederlandstalige variant beschikbaar zijn voor studenten.
Bij de toets is voldoen aan één van deze elementen niet voldoende. De verschillende elementen worden als geheel bekeken, samen met de specifieke context waarin een opleiding zich bevindt.
Het wetsvoorstel bevat ook maatregelen om de taalvaardigheid in het Nederlands te bevorderen bij zowel Nederlandse als internationale studenten. Het goed beheersen van het Nederlands draagt bij aan de aansluiting op de arbeidsmarkt en de verbondenheid tussen studenten, docenten en maatschappij. Instellingen houden vrijheid over hoe ze de taalvaardigheid van studenten willen bevorderen, maar het dient in ieder geval in de basis (bachelor- en ad-opleidingen) goed verankerd te zijn, in het curriculum zelf. Bij masteropleidingen mag dat ook buiten het curriculum.
Voor alle studenten die een anderstalige opleiding volgen, geldt een inspanningsverplichting om hun Nederlandse taalvaardigheid te verbeteren. Het doel verschilt wel per groep: waar Nederlandstalige studenten hun academische en professionele taalvaardigheid verbeteren, gaat het bij anderstalige studenten om het beter thuis raken in Nederland en het hier kunnen vinden van een baan.
Maximum aantal studenten
Een andere maatregel uit het wetsvoorstel is het mogelijk maken van een fixus op een deel van de opleiding. Nu kan dat alleen op de opleiding als geheel. Het gerichter inzetten van een maximum op een traject voorkomt dat drukte op één deel leidt tot verminderde toegankelijkheid voor de rest van de opleiding.
Verder voorziet het wetsvoorstel in een maximaal aantal plaatsen voor studenten van buiten Europa als de onderwijscapaciteit beperkt blijkt te zijn. Dat waarborgt de toegang voor Nederlandse en Europese studenten. De overheid heeft immers vooral een verantwoordelijkheid richting Nederlandse studenten en - vanwege de nauwe samenwerking en wederkerigheid binnen de Europese Economische Ruimte (EER) – ook richting andere Europese landen.
Tot slot kunnen opleidingen die plotseling te maken krijgen met veel inschrijvingen, overgaan tot het instellen van een noodfixus, een ‘noodrem’ als de kwaliteit van het onderwijs in het gedrang komt.
Autonomie en zelfregie
De maatregelen rond taal en fixus zijn alleen effectief als ze in samenhang worden genomen én met oog voor het hele stelsel en de samenleving. Dat vraagt om regievoering: in eerste instantie door afstemming tussen de instellingen zelf, in tweede instantie ook vanuit de overheid.
Want hoewel de individuele autonomie van instellingen van grote waarde is, gaat deze niet boven de houdbaarheid van het stelsel op de langere termijn, de toegankelijkheid voor de student en een doelmatige besteding van publieke middelen. De verantwoordelijkheid voor het hele stelsel en het meewegen van bredere maatschappelijke effecten vereist een andere en actievere houding van de overheid. Het wetsvoorstel biedt daarom mogelijkheden voor de minister van OCW om zelf als ultieme maatregel in te grijpen.
Tot 15 september kan iedereen zijn mening geven over het wetsvoorstel. Los van deze wettelijke maatregelen wil minister Dijkgraaf de komende tijd bestuurlijke afspraken maken met universiteiten en hogescholen, bijvoorbeeld over gerichter werven, actievere begeleiding van internationale studenten naar de Nederlandse arbeidsmarkt en goede voorlichting over huisvesting. Deze zijn noodzakelijk om de tijd te overbruggen tot de wetgeving in werking treedt.