Wanneer mag een land de euro invoeren?

Om de euro in te mogen voeren, moet een land voldoen aan 4 eisen. Lage inflatie, een lage rente op langlopende staatsobligaties, degelijke overheidsfinanciën en een stabiele wisselkoers.

Eisen invoering euro

Een land moet aan 4 eisen voldoen om de euro in te mogen voeren.

  1. Lage inflatie
    De gemiddelde prijsstijging van de dagelijkse consumptie heeft een maximum voor landen die de euro willen invoeren. Dit maximum is 1,5% boven het gemiddelde van de 3 EU-landen met de laagste inflatie.
  2. Lage rente
    De rente op langlopende staatsobligaties heeft ook een maximum. Deze mag niet hoger zijn dan 2% boven de rente van de 3 EU-landen met de laagste inflatie.
  3. Degelijke overheidsfinanciën
    Het begrotingstekort moet lager zijn dan 3% van het nationale inkomen (bruto binnenlands product, bbp). Verder moet de overheidsschuld lager zijn dan 60% van het bbp.
  4. Stabiele wisselkoers: deelname aan wisselkoersmechanisme
    Het land dat de euro wil invoeren moet een stabiele wisselkoers hebben (ten opzichte van het gemiddelde van de eurolanden). EU-landen die de euro willen invoeren, moeten eerst minimaal 2 jaar deelnemen aan het Exchange Rate Mechanism (ERMII). In deze periode mag hun huidige munt niet te veel devalueren (minder waard worden).

De eisen waaraan een land moet voldoen om de euro in te voeren, staan in het Verdrag van Maastricht.