Inwoners willen snelle en groene Lelylijn die economie versterkt

Ruim 11.000 inwoners hebben meegedaan aan een online burgerraadpleging over de plannen voor de Lelylijn. De belangrijkste uitkomsten zijn dat inwoners het belangrijk vinden dat de Lelylijn zorgt voor een snellere spoorverbinding tussen Noordelijk-Nederland en de Randstad en dat de natuur zo min mogelijk last heeft van de nieuwe spoorverbinding. Inwoners van Noordelijk Nederland vinden het belangrijk dat de lijn zorgt voor kansengelijkheid en een sterkere economie.

De raadpleging is uitgevoerd in opdracht van het projectteam Lelylijn. Dat is een samenwerking van de rijksoverheid en de regionale overheden van Noordelijk Nederland. Het is de eerste keer dat inwoners al zo vroeg betrokken worden bij infrastructurele plannen, normaal gesproken is er pas later in het proces ruimte voor participatie. De online raadpleging stelde inwoners niet de vraag of zij voor of tegen de Lelylijn zijn, maar bood ruimte om voorkeuren, zorgen en ideeën te delen met de overheid.  

Staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat): “Het doet mij goed dat zoveel mensen de moeite hebben genomen om de raadpleging in te vullen en hun ideeën over de verbinding hebben doorgegeven. Met dit onderzoek hebben we de keukentafel met de tekentafel verbonden en dat is van onschatbare waarde. Ik vind het heel belangrijk om te weten wat inwoners willen, wat ze verwachten en waar hun zorgen zitten. Ik zal deze uitkomsten dan ook zeker meenemen in de verdere uitwerking van de plannen.”

Commissaris van de Koning René Paas (Groningen): “Een snelle Lelylijn met respect voor de natuur en behoud van de regionale identiteit: dat is een gedeeld beeld uit de raadpleging. Uit de raadpleging blijkt ook dat de verschillen 'hoe mensen over de Lelylijn denken' tussen inwoners uit het Noorden en uit de rest van Nederland niet groot zijn. De Lelylijn zou wel eens dé verbinding kunnen zijn tussen het Noorden en de rest van Nederland - en vice versa.”

Representatief onderzoek

De uitkomsten van de raadpleging zijn onderverdeeld in drie groepen: een groep die representatieve uitkomsten geeft voor inwoners uit heel Nederland, een groep die representatieve uitkomsten geeft voor inwoners uit Noordelijk-Nederland en de uitkomsten van de open raadpleging die door iedereen ingevuld kon worden. Er zitten geen grote verschillen tussen de twee representatieve groepen. Wat opvalt is dat de representatieve groep uit Noordelijk-Nederland het stimuleren van een fijne baan, goede bereikbaarheid en een sterke economie belangrijker vindt. Bij de representatieve groep Nederlanders scoort het stimuleren van de trein ten opzichte van de auto en het vliegtuig hoger.

De uitkomsten van de open raadpleging wijken meer af van de representatieve groepen. Waarschijnlijk zijn het juist mensen die gebruik willen maken van de verbinding of zorgen hebben over de lijn, die de vragen hebben ingevuld. Een korte reistijd krijgt de hoogste waardering in deze groep.

Ook zijn er veel (soms gedetailleerde) ideeën en zorgen aangeleverd via de online raadpleging. Zo hebben mensen minder de voorkeur voor een snelle lijn als dit tot veel overlast leidt voor omwonenden en er niet of nauwelijks tussenstations zijn tussen Groningen/Leeuwarden en Amsterdam. In het vervolg van het onderzoek naar de Lelylijn worden de uitkomsten en ideeën meegewogen in de verschillende alternatieven die uitgewerkt worden. Per mogelijk tracé worden de voor- en nadelen in kaart gebracht.

Vervolg

De plannen voor de Lelylijn moeten nog verder worden uitgewerkt en een definitief besluit voor de aanleg van de Lelylijn moet nog worden genomen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in die uitwerking. Ook het participatietraject eindigt niet bij deze online raadpleging. Er wordt een bereikbaarheidsonderzoek gedaan waarin verschillende basisalternatieven worden onderzocht en er wordt onderzoek gedaan naar een ontwikkelstrategie voor het hele gebied. Bij beide onderzoeken worden inwoners en organisaties geraadpleegd, bijvoorbeeld ondernemers, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties.

Doel is dat rijk en regio in het najaar van 2024 samen een voorkeursvariant hebben vastgesteld waarvoor de bijbehorende financiering is gevonden.