Gemeentenieuws van SZW 2021-06

Bericht aan Burgemeester en Wethouders en andere belangstellenden. De staatssecretaris vraagt uw aandacht voor het onderstaande bericht van het Ministerie van SZW.

1. Middelen aanvullend sociaal pakket en Wsw

Op maandag 30 augustus 2021 heeft het kabinet een brief verzonden waarmee de Tweede Kamer geïnformeerd is over het steun- en herstelpakket vanaf het 4e kwartaal 2021. Deze brief bevat verschillende onderwerpen die voor gemeenten relevant zijn zoals het stopzetten van de Tozo per 1 oktober 2021, praktijkleren en het aanvullend sociaal pakket waaronder de RMT’s. Diverse van deze onderwerpen worden elders in deze nieuwsbrief nader toegelicht.

Wat betreft het aanvullend sociaal pakket wordt genoemd dat de eerder gereserveerde middelen voor 2022 voor de bijzondere bijstand (€ 15 miljoen), het gemeentelijk schuldenbeleid (€ 30 miljoen) en de crisisdienstverlening via de Regionale Mobiliteitsteams (€ 75 miljoen) nu beschikbaar worden gesteld. Ook in 2022 kunnen deze RMT’s gebruik maken van praktijkleren in het mbo om de inzetbaarheid van werkzoekenden en met werkloosheid bedreigde werknemers te verbeteren. € 22,5 miljoen van de in 2021 beschikbaar gestelde middelen (in totaal € 28 miljoen) wordt doorgeschoven naar 2022. Voor de dienstverlening aan bijstandsgerechtigden komt € 60 miljoen beschikbaar. In de brief wordt uitgelegd dat voor deze extra investering in de re-integratiemiddelen voor 2022 aanvankelijk €140 miljoen gereserveerd was, maar dit bedrag is verlaagd omdat de economische vooruitzichten veel gunstiger zijn dan eerder geraamd. De extra instroom in de bijstand in 2021 en 2022 als gevolg van de corona maatregelen valt naar verwachting daardoor een stuk lager uit dan eerder werd verwacht.

Voor de Wsw komt € 35 miljoen beschikbaar voor de periode 1 januari tot 1 juli 2021 als tegemoetkoming aan gemeenten voor de loonkosten van SW-personeel. Daarnaast wordt een bedrag van € 10 miljoen gereserveerd voor een eventuele tegemoetkoming voor het 3e kwartaal. Het kabinet blijft de gevolgen van de corona-maatregelen voor de Sw-sector monitoren.
 

2. Schikkingen bijstandsbudgetten 2015 en 2016

SZW is in juli met de gemeenten Den Haag en Utrecht tot een schikking gekomen over de bijstandsbudgetten voor de jaren 2015 en 2016. In die jaren werd in het verdeelmodel gebruik gemaakt van enquêtegegevens (in plaats van gegevens voor alle Nederlandse huishoudens) en bevatte het model nog geen indicator voor de centrumfunctie. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder geconcludeerd dat de gemeenten Den Haag en Utrecht hier nadeel van hebben ondervonden. De tekorten boven een eigen risico van 2,5% zijn gecompenseerd. Dat heeft geleid tot een compensatie van ca. €22 miljoen voor Den Haag en ca. €14 miljoen voor Utrecht.

Eerder hebben ook de gemeenten Den Bosch, Amersfoort, Arnhem en Assen extra budget voor de jaren 2015 en/of 2016 ontvangen. Met Landgraaf en Weert wordt binnenkort gesproken over een schikking over deze jaren.

Vanaf 2017 is het verdeelmodel aanzienlijk verbeterd, doordat er gebruik wordt gemaakt van integrale gegevens en er een indicator voor de centrumfunctie aan het model is toegevoegd. Schikkingen over latere jaren liggen daarom niet voor de hand.

De komende tijd zal ik nader onderzoek gaan doen naar gemeenten die meerjarig met grote tekorten of overschotten op de bijstandsbudgetten te maken hebben. Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de mogelijke oorzaken achter de meerjarige tekort- en overschotsituaties. Het onderzoek wordt in nauw overleg met een begeleidingscommissie met vertegenwoordiging vanuit de VNG, Divosa, Raad voor het Openbaar Bestuur en enkele individuele gemeenten vormgegeven.

3. Herstel fout in bijstandsbudgetten 2021

Helaas is er een fout gemaakt in de berekening van de voorlopige bijstandsbudgetten 2021. Dat hebben onderzoekers die de berekening van de objectieve budgetten uitvoeren onlangs geconstateerd en direct bij mijn ministerie gemeld. Ik zal deze fout herstellen en bij de definitieve budgettoekenning voor 2021 uitgaan van de juiste berekening van de budgetten. De meeste gemeenten gaan er daardoor iets op vooruit. Voor de vier gemeenten die er fors op achteruit zouden gaan, maak ik een uitzondering.

De fout is veroorzaakt doordat in de berekening van het voorlopig budget bij vier gemeenten uit is gegaan van een onjuiste waarde van het verdeelkenmerk ‘werken onder niveau’. Deze gemeenten hebben daardoor eigenlijk een (veel) te hoog voorlopig budget toegekend gekregen. Alle andere gemeenten die (deels) objectief verdeeld worden hebben een (iets) te laag voorlopig budget toegekend gekregen.

Vanzelfsprekend doet mijn ministerie er alles aan om fouten te voorkomen en zijn de procedures aangepast zodat een vergelijkbare fout nauwelijks meer mogelijk is. Toch zijn fouten nooit volledig uit te sluiten. In het Besluit Participatiewet is geregeld dat fouten die zijn gemaakt in de voorlopige budgetverdeling in principe bij de definitieve budgetverdeling worden hersteld.

Ik pas de bepaling in het Besluit toe voor de gemeenten die erop vooruitgaan in budgetaandeel. Maar voor de gemeenten die erop achteruit zouden gaan in budget maak ik in deze specifieke situatie een andere afweging. Dat doe ik omdat de fout laat in het budgetjaar is ontdekt, de fout zo specifiek is dat de betrokken vier gemeenten deze niet zelf hadden kunnen ontdekken en de neerwaartse bijstelling voor deze gemeenten disproportioneel zou zijn.

Ik heb € 12 miljoen vrijgemaakt om het herstel van de fout voor alle gemeenten die erop vooruitgaan in budgetaandeel door te kunnen voeren.

4. Stopzetting Tozo en tijdelijke aanpassing Bbz per 1 oktober

Op 30 augustus heeft het Kabinet per brief bij de Tweede Kamer aangekondigd dat per 1 oktober a.s. een einde komt aan het generieke deel van het steunpakket. Dit betekent dat ook de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig Ondernemers (Tozo) per 1 oktober wordt stopgezet. De nadruk ligt vanaf dan op kansrijk ondernemen na corona en de ondersteuning is erop gericht dat ondernemers weer zelfstandig in hun levensonderhoud voorzien. Hierbij staat heroriëntatie centraal en is Bbz levensonderhoud het vangnet gedurende het weer opstarten of vernieuwen van de onderneming of de periode van stoppen met ondernemen.

In de deze transitiefase blijven er aanvullende ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar voor zelfstandige ondernemers die hulp nodig hebben. Gemeenten hebben ondersteuning ontwikkeld in het kader van heroriëntatie op ondernemerschap. De Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt heeft hiervoor een handreiking en kennisdocumenten ontwikkeld. Ook kan de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) ingezet worden.

Om de uitvoering voor gemeenten te verlichten is in nauw overleg met gemeenten besloten de reguliere bijstand voor zelfstandigen (het besluit bijstandverlening zelfstandigen, Bbz 2004) voor één kwartaal tijdelijk aan te passen op een viertal punten. Voor alle nieuwe aanvragen voor levensonderhoud geldt in die periode:

  • Het buiten toepassing laten van de vermogenstoets.
  • Het mogelijk maken van het aanvragen van de Bbz-uitkering met terugwerkende kracht (max. twee maanden).
  • Het vaststellen van het inkomen en de hoogte van de Bbz-uitkering per kalendermaand (in plaats van per boekjaar) en de directe verstrekking van de Bbz-uitkering om niet (en niet als voorlopige lening).
  • Het beperken van de uitkeringsduur tot maximaal drie maanden. Vanaf 1 januari 2022 dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend.

Vanaf 1 januari 2022 wordt het reguliere Bbz weer zonder wijzigingen ingevoerd.

In de Toolkit Bbz komen naast een handreiking ook hulpmiddelen beschikbaar zoals modelaanvraagformulieren en modelbeschikkingen.

5. Beëindiging TONK per 1 oktober a.s.

Omdat er steeds minder beperkingen zijn voor sectoren en de arbeidsmarkt sterk aantrekt worden per 1 oktober de algemene steunpakketten beëindigd. Ook de TONK wordt daarom niet landelijk verlengd. Met de instrumenten van bijstand en bijzondere bijstand waarvoor de reguliere voorwaarden gelden, kunnen huishoudens ondersteund worden. Daarnaast kunnen gemeenten voor inwoners met geldzorgen lokale voorzieningen aanbieden om armoede en schulden tegen te gaan.

6. Tijdelijk ruimere regels voor jongeren in de Participatiewet worden niet verlengd per 1 oktober a.s.

In lijn met het beëindigen van het steunpakket worden ook de maatregelen uit de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV die zich richtten op de moeilijke positie van jongeren op de arbeidsmarkt niet verlengd. Met deze artikelen werd vanwege de onzekere situatie op de arbeidsmarkt tot 1 oktober 2021 tijdelijk ruimte geboden aan gemeenten om specifiek voor jongeren ten aanzien van de vier-weken zoektermijn af te wijken van de Participatiewet. Daarnaast was, om re-integratie te bevorderen en arbeidsdeelname te stimuleren een aantal re-integratie-instrumenten waarvoor jongeren niet in aanmerking komen, tijdelijk voor hen opengesteld. Nu de arbeidsmarkt zich weer positief ontwikkelt, is hier geen aanleiding meer voor.

De volgende tijdelijke artikelen komen te vervallen:
 

  • Art. 31a van de Participatiewet met betrekking tot re-integratie van jongeren, waarbij tijdelijk een deel van de inkomsten uit arbeid naast de uitkering worden vrijgelaten, de kostenvergoeding voor vrijwilligerswerk wordt vrijgelaten en inkomen uit arbeid van alleenstaande ouders wordt vrijgelaten.
  • Art. 41a en 41b van de Participatiewet waarbij de vier-weken zoektermijn voor kwetsbare jongeren tijdelijk buiten werking wordt gesteld en gemeenten voor andere jongeren op individuele basis mogen afwijken van deze zoektermijn.


Vanaf 1 oktober gelden weer de regels zoals die tot 1 juli 2020 golden. Toepassing van maatwerk bij de vier weken zoektermijn voor kwetsbare jongeren blijft mogelijk op basis van een individuele beoordeling. De maatwerkmogelijkheden staan beschreven in de Handreiking maatwerkparticipatiewet voor dak- en thuisloze jongeren die door Divosa is opgesteld.

7. Scholing via praktijkleren in het mbo

Voor de implementatie van ‘Scholing via praktijkleren in het mbo’ zijn verschillende tools ontwikkeld. Deze tools helpen de partijen binnen de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) met informatie, handvatten en stappenplannen bij het opzetten van een regionale aanpak voor ‘scholing via praktijkleren in het mbo’.

Ter verbetering van de directe en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden zijn in het aanvullend sociaal pakket middelen opgenomen voor kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren in het mbo. Bij praktijkleren wordt werken gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding. 28 Miljoen euro wordt beschikbaar gesteld aan de RMT’s om de kosten van mbo-instellingen te vergoeden voor uitvoering van de mbo-opleidingen. De RMT’s moeten ervoor zorgen dat de mbo-opleidingen worden ingekocht. Voor het realiseren van de praktijkplaats kunnen werkgevers die erkend zijn als leerbedrijf subsidie aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De subsidieregeling voor werkgevers wordt dit najaar gepubliceerd in de Staatscourant en op de site van RVO.

Er zijn meerdere tools beschikbaar. Er is een handreiking ‘scholing via praktijkleren in het mbo’. Ook is er een processtappenplan ‘Samenwerken op praktijkleren in het mbo’. Verder is er een factsheet ‘Meerwaarde praktijkleren in het mbo voor werkenden en werkzoekenden’. Tot slot zijn er een ‘inspiratiekaart om- en bijscholing via het mbo’ en een checklist ‘middelen doelgroep praktijkleren in het mbo’.

8. Aanvullende dienstverlening naar (ander) werk door RMT’s

Als onderdeel van het aanvullend sociaal pakket heeft het kabinet in 2021 ingezet op aanvullende crisisdienstverlening door 35 regionale mobiliteitsteams (RMT’s). Vanaf medio september 2021 is er in elke arbeidsmarktregio een RMT en is er in heel Nederland aanvullende dienstverlening beschikbaar voor mensen die sinds corona hun werk of inkomen zijn kwijtgeraakt en extra ondersteuning nodig hebben om (weer) werk te vinden. Ook mensen die nu hun werk dreigen kwijt te raken komen in aanmerking. Er is speciale aandacht voor jongeren, ZZP’ers die zich heroriënteren op werk en mensen uit de Banenafspraak.

RMT's zijn een samenwerking tussen gemeenten, UWV, SBB, onderwijs, vakbonden en werkgeversorganisaties. Een RMT biedt maatwerk (bijvoorbeeld extra begeleiding, scholing, praktijkleren of hulp bij schulden). Werkenden en werkzoekenden kunnen via deze partijen of rechtstreeks in contact komen met een RMT. In de aanpak staat de klant centraal en kunnen partijen gebruik maken van elkaars dienstverlening, gefinancierd met aanvullend budget.

De RMT’s zorgen met hun aanpak voor meer kansen voor werkzoekenden en een betere match met het beschikbare werk in Nederland. De bedoeling is om zo werkloosheid te voorkomen of zo kort mogelijk te laten duren. De aanpak is voorzien voor 2021 en 2022.

Meer informatie over de RMT’s staat op regionalemobiliteitsteams.nl

Over crisisdienstverlening en RMT’s verscheen in week 17 ook een artikel in Binnenlands Bestuur.

9. Vervolg campagne ’de eerste stap helpt je verder’

De coronacrisis heeft veel mensen in hun portemonnee geraakt, zoals jongeren en flexwerkers die hun (bij)baan verloren. Of ondernemers en ZZP’ers die langdurig inkomsten misliepen en noodgedwongen hun financiële reserves hebben uitgeput en schulden hebben opgebouwd. Ondanks deze geldzorgen wachten mensen vaak lang met het zoeken naar hulp. Uit schaamte, maar ook door onbekendheid met de hulp die voorhanden is. In februari is mijn voorganger gestart met de campagne ‘De eerste stap helpt je verder’. Deze campagne moedigt met name ondernemers, ZZP’ers en flexwerkers aan om snel aan de bel trekken als ze geldzorgen hebben en geeft informatie waar zij welke ondersteuning kunnen krijgen.

Mede dankzij de campagne ‘De eerste stap helpt je verder’ heeft een groot aantal mensen de weg weten te vinden naar Geldfit.nl, waar zij via een korte online test informatie kregen over hun financiële situatie en welke ondersteuning er voorhanden is. Met de adviezen gedaan vanuit Geldfit vonden mensen de weg naar hulp van gemeenten, vrijwilligersinitiatieven en online tools. Diverse gemeenten hebben zelf ook aandacht gevraagd voor de campagne o.a. door gebruik van middelen uit de campagnetoolkit.

Ambassadeurs aan het woord

Op 13 september is de campagne weer van start gegaan op radio en online (o.a. Facebook, Instagram en LinkedIn). Drie ambassadeurs vormen het gezicht van deze vervolgcampagne. Zij vertellen wat hun geholpen heeft om uit de schulden te komen en roepen ondernemers, ZZP’ers en flexwerkers op niet met geldzorgen rond te blijven lopen, maar erover te praten en hulp te zoeken. De campagne is inhoudelijk in lijn met de uitingen van eerder dit jaar, in een vernieuwde vormgeving verwijzen we ook nu actief naar Geldfit.nl.


Campagnematerialen ook beschikbaar voor gemeenten

Juist door ook op lokaal niveau aandacht te besteden aan de ‘Eerste stap helpt je verder’ vergroten we het bereik van de campagne en realiseren we meer impact. Mijn oproep is daarom om de campagnematerialen die beschikbaar zijn voor gemeenten in te zetten. Gemeenten kunnen het campagnemateriaal en alle content op eigen kanalen delen en verrijken. Denk bijvoorbeeld aan verwijzingen naar het juiste gemeenteloket of schuldhulpverleningsinstantie van de gemeente. Met een toolbox kan de gemeentelijke communicatieafdeling posters, beeldmateriaal en social media content naar eigen wens aanvullen met een logo, telefoonnummer of e-mailadres. De nieuwe campagnematerialen zijn vanaf 10 september te downloaden

De landelijke campagne startte op maandag 13 september en loopt door tot en met 24 oktober. De branded content inzet loopt door tot en met 31 oktober. Om elkaar te versterken is het niet nodig om direct met lokale inzet te starten. Vaak is het goed voor de herkenbaarheid om eerst landelijk wat bereik op te bouwen en op basis daarvan regionaal door te pakken. Tijdens de campagneperiode starten met de inzet of direct aansluitend werkt ook goed. Laten we er met elkaar voor gaan om mensen te helpen de weg te vinden naar hulp.

10. Aandacht voor menstruatie-armoede

De aandacht voor menstruatie-armoede in Nederland is toegenomen na het rapport van De Bovengrondse en Plan International dat eind 2019 verscheen. Het rapport toont aan dat er meisjes en vrouwen zijn die door taboe, een gebrek aan kennis of geldzorgen drempels ervaren om menstruatieproducten aan te schaffen. Leden van de Tweede Kamer hebben hierover vragen gesteld, die in januari jl. zijn beantwoord.

Ik wil gemeenten oproepen om aandacht te hebben voor het onderwerp menstruatie-armoede en om inspiratie op te doen bij andere gemeenten voor de aanpak hiervan. Vanaf 1 juli jl. kunnen bijvoorbeeld Rotterdamse en Goudse jongeren met een laag inkomen maandverband, tampons en inlegkruisjes aanschaffen bij de Hema met het Jeugdtegoed op de Rotterdampas, de Gemeente Den Haag is recent in samenwerking met het Armoedefonds gestart met een pilot waarbij op een aantal openbare gebouwen en de maatschappelijke opvang gratis menstruatieproducten aangeboden worden en in Amstelveen start na de zomer een pilot waarbij op verschillende middelbare scholen gratis menstruatieproducten aangeboden worden.

Tevens zijn diverse organisaties actief in het terugdringen van menstruatie-armoede. Kinderhulp heeft bijvoorbeeld met behulp van experts, hulpverleners en ervaringsdeskundigen gewerkt aan een digitale folder, gevuld met praktische tips & tricks over het signaleren, bespreekbaar maken en oplossen van menstruatie-armoede voor (jeugd)hulpverleners en docenten (hier te vinden). Het Armoedefonds stelt gratis menstruatieproducten beschikbaar via lokale hulporganisaties en andere laagdrempelige locaties door het hele land. Recent heeft het fonds het 100ste uitgiftepunt voor gratis menstruatieproducten gerealiseerd.

11. Oproep aan gemeenten en sw-bedrijven: zet tolkvoorzieningen in

In de eerste editie van het Gemeentenieuws van SZW van 2021 is stilgestaan bij de tolkvoorzieningen voor mensen met een Wsw-indicatie die werken bij sociale werkbedrijven (hierna: sw-bedrijven). Omdat eerder naar voren kwam dat mensen die werken in sw-bedrijven tolkvoorzieningen verschillend, niet of zeer beperkt aangeboden krijgen, zijn gemeenten en sw-bedrijven opgeroepen om de tolkvoorzieningen ruimhartig in te zetten, wanneer dit nodig is.

Ik heb onlangs concrete signalen ontvangen van gevallen waarbij de tolkvoorzieningen voor mensen met een Wsw-indicatie soms niet of slechts zeer beperkt worden ingezet. Dit is zeer onwenselijk. Voor mensen die op deze voorzieningen zijn aangewezen, is een adequate tolkvoorziening namelijk een essentiële randvoorwaarde om via werk mee te doen. Het ontbreken hiervan betekent vaak dat werken voor onmogelijk wordt gemaakt.

Daarom roep ik gemeenten en sw- bedrijven opnieuw op om de tolkvoorzieningen altijd in te zetten, wanneer mensen met een Wsw-indicatie dit nodig hebben. Dit sluit aan bij verplichtingen die gemeenten hebben op grond van de Wsw en de financiering die hiermee gemoeid is. Middelen die gemeenten per Wsw-plek ontvangen, zijn bedoeld om alle nodige kosten voor arbeidsdeelname te financieren. Waaronder kosten die nodig zijn voor een tolkvoorziening.

12. Uitspraak van de CRvB van Beroep in de zaak Gemeente Wijdemeren

Op 23 augustus jl. deed de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) uitspraak in de zaak van de gemeente Wijdemeren. De zaak gaat over het omgaan met de structurele ontvangst van boodschappen bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand. Drie elementen in de uitspraak verdienen specifieke aandacht.

Giften

Bij eerdere beantwoording van Kamervragen is de structurele ontvangst van boodschappen aangemerkt als giften. Het aanmerken van boodschappen als giften betekende dat het college de structurele boodschappen buiten beschouwing kan laten, indien dit vanuit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is (artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet). Verschillende gemeenten hebben daarom ook hun giften beleid aangepast, om te voorkomen dat een beperkte structurele ontvangst van boodschappen consequenties heeft voor de bijstand.

De CRvB oordeelt nu dat boodschappen niet als giften zijn aan te merken. Een ruimer giften beleid mist daarom effect, als het om de ontvangst van boodschappen gaat. Giften zijn middelen en van middelen is slechts sprake als betrokkene daar vrijelijk over kan beschikken. Voor ontvangen boodschappen geldt dit niet. Betrokkene kan namelijk niet zelf over het - met de ontvangen boodschappen gemoeide - bedrag beschikken en hij kan deze ook niet alsnog te gelde maken. Immers kan je het bedrag voor de boodschappen niet gebruiken voor iets anders. Er zijn al boodschappen voor gekocht en die kan je niet weer verkopen. Dat is anders bij de schenking van goederen zoals bij een auto. Iemand kan dan zelf bepalen of hij de auto houdt of hem te gelde maakt.

Hoe moet de gemeente dan omgaan met dit soort situaties? Gemeenten zullen indien sprake is van een situatie waarbij iemand structureel wordt voorzien in algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan (naast boodschappen kan het dan ook gaan om de betaling van huur of bijvoorbeeld de zorgverzekering) de bijstandsnorm hierop moeten afstemmen.

Voedselbankpakketten

Vervolgvraag is of aan het ontvangen van voedselpakketten van de voedselbank dezelfde consequenties moeten worden verbonden. De CRvB wijst erop dat de verstrekkingen vanuit de voedselbanken verschillen van de structurele en onvoorwaardelijke ontvangst van boodschappen in bovenstaande casus. Bij de ondersteuning vanuit de voedselbanken gaat het om noodhulp. Betrokkenen worden daarom door de voedselbanken voorafgaand, maar ook daarna periodiek, financieel beoordeeld. Daarbij gaat het om in beginsel tijdelijke ondersteuning. Zolang sprake is van noodhulp, acht ik het in lijn met de bedoeling van de wet om aan de ontvangst van voedselpakketten van de voedselbank geen consequenties voor de bijstandsverlening te verbinden. Daarbij adviseer ik gemeenten als het gaat om het oordeel of de ondersteuning noodzakelijk is zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het oordeel van de voedselbanken.

Huisbezoek

Laatste punt van aandacht is het door de gemeente afgelegde huisbezoek. Naar aanleiding van (a) het ontbreken van afschrijvingen voor levensonderhoud, (b) de verklaring over de ontvangen boodschappen en (c) het signaal dat betrokkene zou beschikken over twee motorvoertuigen, is de gemeente overgegaan tot een huisbezoek. Aan betrokkene is daarbij aangegeven dat een weigering consequenties voor de bijstand zal hebben. De CRvB beoordeelt het huisbezoek in deze als onrechtmatig. Niet valt in te zien dat bovenstaande punten (a t/m c) objectieve feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan het college redelijkerwijs kon twijfelen aan de opgave van mevrouw dat zij alleen en op het uitkeringsadres woonde. Een huisbezoek dient het wegnemen van twijfels met betrekking tot de woon- of leefsituatie van betrokkene. Is er sprake van twijfels op een ander vlak dan ligt het niet in de rede om een huisbezoek in te zetten.

13. Maatwerk kostendelersnorm

Oproep aan gemeenten gebruik te maken van de bestaande uitzonderingsmogelijkheid van afstemming om in knellende gevallen de kostendelersnorm niet toe te passen.

Tijdens het debat ‘Noodpakket banen en economie’ van 2 juni jl. heeft het Tweede Kamerlid Maatoug (GroenLinks) een motie ingediend over ‘de kostendelersnorm voor mensen onder de 27 jaar buiten werking te stellen tot eind 2021’ (35420-297). Deze motie is tijdens het debat door de minister van SZW ontraden. Vervolgens is de motie tijdens de stemmingen van 8 juni jl. aangehouden.

Tijdens het WGO Jaarverslag SZW 2020 van 17 juni jl. kondigde het lid Maatoug aan dat zij de motie in gewijzigde vorm alsnog in stemming brengt tijdens de stemmingen van dinsdag 22 juni jl. Deze motie is aangenomen. De motie verzoekt de regering gemeenten stevig aan te sporen gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheden die bestaan om de kostendelersnorm niet van toepassing te laten zijn in knellende gevallen.

Het verzoek van de motie heb ik met VNG besproken tijdens het bestuurlijke overleg van 9 september jl. Ik heb toen afgesproken dat ik dit verzoek vervolgens ook richt aan de gemeenten in Gemeentenieuws SZW.

Uit het onderzoek van Significant APE naar belemmeringen van bijstandsgerechtigden om woonruimte te delen, waarin ook de kostendelersnorm aan de orde kwam, blijkt dat gemeenten terughoudend zijn om maatwerk bij de kostendelersnorm toe te passen. Daarom heeft Divosa een handreiking ‘Maatwerk Participatiewet voor dak- en thuisloze jongeren’ gemaakt. Gemeenten hebben aangegeven met deze handreiking goed uit de voeten te kunnen.

Toch bereiken mij via media berichten van een enkele gemeente waarbij deze aangeeft dat de kostendelersnorm slechts maximaal zes maanden kan uitzonderen. Dit gaat echter uit van een verkeerde veronderstelling. De wetgever geeft namelijk geen maximum aan deze tijdelijkheid. Uiteraard kan de kostendelersnorm niet categoriaal worden uitgezonderd en ook niet onbeperkt. Afhankelijk van het individuele geval en de persoonlijke omstandigheden hebben gemeenten ruimte om maatwerk toe te passen op grond van artikel 18, eerste lid, Participatiewet. Zo ook dus bij het tijdelijk uitzonderen van de toepassing van de kostendelersnorm. Ik ben daarbij niet bang voor willekeur, maar ik zie het als maatwerk.

Ik ben me ervan bewust dat er problemen met de kostendelersnorm worden ervaren. Daarvoor hebben we een ‘Verkenning andere vormgeving kostendelersnorm’ gemaakt. Ik weet dat gemeenten bij monde van de VNG hebben aangegeven voorstander te zijn van ophoging van de leeftijd waarop de kostendelersnorm van toepassing is van 21 jaar en ouder naar 27 jaar en ouder.

Aanpassing van de kostendelersnorm vraagt om een zorgvuldige beleidsmatige en politieke afweging, die niet past binnen een demissionair kabinet. Het is aan een nieuw kabinet of en zo ja welke maatregelen het wil nemen voor een andere vormgeving van de kostendelersnorm. In het lopende traject over de ervaren hardheden in de toepassing en naleving (uitvoering van) de Participatiewet en de Uitkomsten rondetafelgesprekken Participatiewet en vervolgaanpak neem ik ook de ervaren knelpunten bij toepassing van de kostendelersnorm mee. Ik verzoek u in ieder geval gebruik te maken van de bestaande uitzonderingsmogelijkheid van maatwerk op grond van artikel 18, eerste lid, Participatiewet bij het al dan niet toepassen van de kostendelersnorm.

14. Nieuwe compensatieregelingen die vrijgesteld zullen worden van vermogenstoets

In het afgelopen jaar zijn drie schadevergoedingsregelingen vastgesteld die voor de betroffenen in de komende periode tot uitkering zullen komen. Het gaat om de schadevergoeding voor:

a. Nabestaanden van de in Srebrenica omgekomen mannelijke vluchtelingen;

Deze regeling ziet op compensatie voor directe familieleden van de in Srebrenica omgekomen mannelijke vluchtelingen. Sinds begin dit jaar (en uiterlijk tot 1 maart 2023) kan een betroffene een verzoek tot uitbetaling indienen. Echtgenoten komen in aanmerking voor een eenmalige schadevergoeding van € 15.000, voor andere directe familieleden bedraagt de vergoeding € 10.000.

b. Dutchbat III-veteranen;

Het betreft een symbolisch bedrag niet alleen als blijk van erkenning voor de uitzonderlijke omstandigheden waaronder de militairen toentertijd moesten opereren. Maar ook voor de periode daarna, waarin zij onterecht en jarenlang veel kritiek en negatieve media-aandacht over zich heen hebben gekregen. De schadevergoeding bedraagt eenmalig € 5000 en wordt vanaf deze zomer uitgekeerd.

c. Transgenders die onder de ondertussen gewijzigde wet in de periode 1985 -2014 hun geslacht hebben laten wijzigen in hun geboorteakte.

Van 1985 tot 2014 eiste de destijds geldende wetgeving dat personen die hun geslacht in de geboorteakte wilden laten wijzigen, moesten aantonen dat zij zich zo ver als fysiek en psychologisch mogelijk en verantwoord was lichamelijk lieten aanpassen aan het gewenste geslacht en nimmer meer in staat zouden zijn kinderen te krijgen. Bezien vanuit de huidige optiek stelde de wet betroffenen hiermee voor een harde en bijna onmogelijke keuze. De huidige schadevergoeding is een blijk van erkenning van deze hardheid. Betrokkenen kunnen vanaf 18 oktober een aanvraag indienen. Vanaf november zullen de eerste uitbetalingen plaatsvinden. De schadevergoeding bedraagt in deze eenmalig € 5000.


Tot slot

De Regeling Participatiewet zal op korte termijn worden aangepast, zodat bovengenoemde schadevergoedingen buiten beschouwing kunnen worden gelaten bij de vermogensvaststelling. Verzoek is om – mocht onverhoopt voor aanpassing van de Regeling reeds een bijstandsgerechtigde met een uitbetaling als boven bedoeld te maken krijgen – in lijn met de aanstaande wijziging het bedrag buiten beschouwing te laten. 

15. Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek: overbruggingsprocedure

Vanaf 1 januari 2021 is de overbruggingsprocedure voor het zorgdomein opengesteld voor gemeenten en uitvoerders die zijn aangesloten bij het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens (PMM).


Wat is de overbruggingsprocedure?

In sommige multiprobleemsituaties is de oplossing helder, maar is nog onduidelijk wie deze moet bekostigen (uit de Wmo, Jeugdwet, Zvw of Wlz). Om te voorkomen dat de situatie verergert en de cliënt verder in de problemen komt, is er nu de overbruggingsprocedure. Het Maatwerkloket kan om te beginnen helpen om snel duidelijkheid te bieden over welke partij moet financieren, zodat de hulp kan worden geboden. Wanneer het Maatwerkloket die duidelijkheid niet snel kan bieden, kan het Rijk garant stellen of voorfinancieren, zodat de zorg of woonvoorziening toch alvast kan worden aangeboden. In de tussentijd kan worden uitgezocht welke partij verantwoordelijk is voor de financiering. De oplossing voor het huishouden staat op deze manier voorop. Mogelijk wordt de overbruggingsprocedure verbreed naar andere verstrekkingen binnen het Sociaal Domein.


Wanneer zet je de overbruggingsprocedure in?

Als redelijkerwijs alles is gedaan op lokaal en regionaal niveau om dat te regelen, maar er nog steeds onduidelijkheid over de financiering, kan de casus bij het Maatwerkloket worden ingediend.


Praktijkvoorbeeld

Een jongen van negentien jaar met de diagnose PDDNOS woont bij zijn moeder die hem de hele dag begeleidt. Hulp van anderen accepteert hij nauwelijks. Hij is voortdurend gespannen, onvoldoende zelfredzaam en snel agressief. Hij kan dan een bedreiging zijn voor zichzelf en zijn omgeving. Zijn moeder kan de zorg niet langer aan en koerst al ruim anderhalf jaar op uithuisplaatsing. In het dorp waar ze wonen is een beschermde behandel-woonlocatie waar hij vanuit de Wet Langdurige Zorg (Wlz) óf vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) opgenomen kan worden. Hij komt echter niet in aanmerking voor de Wlz omdat zijn IQ te hoog is. Voor plaatsing via de Zvw komt hij alleen in aanmerking als hij eerst drie jaar ononderbroken psychiatrische behandeling heeft gehad. Dat is wel geprobeerd, maar omdat de jongen de begeleiding niet accepteert, ontstaan onderbrekingen. Intussen is moeder zodanig overbelast dat ernstige fysieke klachten zijn ontstaan. Ze kan hem niet langer begeleiden. Door in zo’n geval de overbruggingsprocedure in te zetten, zou de hulp aan de jongen voorop hebben gestaan en zou de situatie niet verder zijn geëscaleerd. De discussie over wie betaalt zou dan achteraf zijn gevoerd met mogelijk een verrekening van kosten tot gevolg.

Meer informatie weten over het programma en het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek vindt u hier. Hier kunt u zich ook aanmelden voor de nieuwsbrief en voor de eerstvolgende online informatiebijeenkomst. Ook leest u hoe u als gemeente kan aansluiten.

16. Eerste skills dashboard gepubliceerd voor arbeidsmarktprofessionals

Skills dashboard 

Voor de coronadienstverlening vanuit de regionale mobiliteitsteams vroegen de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan UWV en SBB (Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) om versneld informatie te publiceren over beroepen en skills voor kansrijke beroepen en overstapmogelijkheden. UWV heeft op 31 augustus jl. een eerste versie van een skills dashboard gepubliceerd. Het skills dashboard geeft inzicht in de taken en soft skills van een aantal kansrijke beroepen, kansrijkere overstapberoepen en een aantal kansarme beroepen. Zo wordt inzichtelijk gemaakt welke taken en soft skills uit een minder kansrijk beroep ook overeenkomen voor de overstap naar een kansrijk beroep. Daarmee kunnen loopbaanadviseurs nog gerichter advies geven aan werkzoekenden die willen overstappen naar een andere meer kansrijke baan. En werkgevers kunnen hiermee nog gerichter en effectiever zoeken naar kandidaten voor hun vacatures.

Het skills dashboard is met een grote gebruikersgroep ontworpen en ontwikkeld. Zo zijn medewerkers van UWV, SBB, gemeenten, sociale partners, de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) en vanuit onderwijsinstellingen betrokken. Op basis van hun wensen en feedback is nu dit eerste skills dashboard ontwikkeld. UWV publiceert dit dashboard terwijl nog doorontwikkelingen plaatsvinden. Dit is om bezoekers en gebruikers de mogelijkheid te geven om UWV en SBB van feedback te voorzien op de doorontwikkeling. De komende tijd wordt het dashboard steeds verder uitgebreid met meer beroepen en waar mogelijk met andere meetwaarden als bijvoorbeeld informatie over kwalificaties. Wensen blijven welkom. U kunt ze doorgeven via de contactpagina.


Ontwikkelingen arbeidsmarktinformatieportaal

In maart 2021 is het nieuwe Arbeidsmarktinformatieportaal geïntroduceerd voor de arbeidsmarktregio’s. Het skills dashboard is inmiddels het 10e interactieve dashboard op dit portaal. In juli heeft een nieuwe release plaatsgevonden van het arbeidsmarktinformatieportaal op deze website. Met deze release zijn er verbeteringen gerealiseerd in de bestaande arbeidsmarktdashboards.


Om welke verbeteringen gaat het precies?

Op verzoek van de dashboardgebruikers zijn er de volgende verbeteringen doorgevoerd:

  • Er zijn een handleiding en een instructievideo voor het gebruik van de dashboards beschikbaar gekomen. De filters ‘gemeente’ en ‘provincie’ zijn nu in de dashboards van elkaar gescheiden, zodat deze afzonderlijk van elkaar kunnen worden gebruikt.
  • De manier van filteren op keuzemogelijkheden is verbeterd.
  • In het dashboard ‘WW-uitkeringen’ is 'sector' als extra keuzemogelijkheid toegevoegd.De vormgeving van de dashboards is zoveel mogelijk gelijkgetrokken. Denk onder andere aan de volgorde van knoppen, lettergrootte en positionering op de pagina.
  • De grafieken zijn nu beter uitgelijnd.

In de tweede helft van 2021 worden de dashboards weer verder doorontwikkeld. Wensen ten aanzien van de dashboards blijven daarom welkom. U kunt ze doorgeven via de contactpagina.

17. Kennistraject sociale impact corona

Als reactie op het rapport van de tijdelijke werkgroep ‘Sociale Impact Coronacrisis’ (onder leiding van de Amsterdamse burgemeester Halsema) zijn de VNG en de ministeries VWS, OCW, BZK, J&V en SZW samen met tal van partners, zoals ZonMw en het Verwey-Jonker Instituut, een kennistraject gestart om de sociaaleconomische en maatschappelijke impact van corona te volgen en te duiden. De eerste resultaten daarvan zijn inmiddels gepubliceerd.

Tweemaandelijks wordt een interactief dashboard ge-updatet, die u kunt raadplegen via: Landelijk Dashboard Sociale Impact Corona. Dit geeft een actueel en grofmazig beeld aan de hand van 5 thema’s: werk en inkomen, mentale weerbaarheid, onderwijs, gedrag, en sociale cohesie. Het Verwey-Jonker Instituut begeleidt bijeenkomsten met diverse experts en gemeentelijke onderzoekers, waarin de ontwikkelingen aan de hand van de gegevens in het dashboard worden geduid. Daarnaast is ook een CBS-dashboard ontwikkeld waarin stapeling van voorzieningen inzichtelijk is op gemeenteniveau. Beide dashboards laten zien dat de impact van de crisis in generieke zin (vooralsnog) minder groot is dan verwacht. Voor specifieke groepen is de impact echter groter. In de analyse sociale impact van de coronacrisis heeft TNO effecten van de coronacrisis vaker waargenomen bij huishoudens en personen met specifieke risicokenmerken die een grote overlap kennen met factoren die een rol spelen bij multiproblematiek. Het risico bestaat dat de effecten van de crisis hiermee voor een groep Nederlanders hardnekkig, langdurig en mogelijk transgenerationeel worden. Veerkracht is volgens TNO nu en in de volgende fase van de crisis een cruciaal mechanisme om negatieve effecten in het sociaal domein te beperken.

Wilt u meer weten over dit kennistraject of deelnemen aan een van de duidingssessies, neemt u dan contact op met Bas Torenvliet (Ministerie SZW) via het e-mailadres btorenvliet@minszw.nl.

18. Intensivering toezicht en handhaving gastouderopvang

Het kabinet verkent welke maatregelen genomen kunnen worden om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen. Gezien de wens om het zicht op de kwaliteit van de gastouderopvang snel te vergroten, heeft het kabinet besloten om reeds met ingang van 2022 het toezicht en de handhaving in de gastouderopvang te intensiveren.


Extra middelen

Voor het mogelijk maken van intensivering van toezicht en handhaving van de gastouderopvang stelt het Ministerie van SZW vanaf 2022 jaarlijks € 6,4 miljoen extra ter beschikking via de algemene uitkering van het gemeentefonds. Samen met de € 1,4 miljoen die vanaf 2020 structureel is toegevoegd, bedraagt het totaal aan extra middelen € 7,8 miljoen euro per jaar.


Meer bezoeken

Deze extra middelen geven gemeenten de mogelijkheid om de GGD opdracht te geven om meer gastouders te bezoeken. Op dit moment moet jaarlijks een steekproef worden geïnspecteerd van minimaal 5% van de voorzieningen van gastouderopvang (VGO’s) per gemeente. Vanaf 2022 is er financiële ruimte om ieder jaar 50% van de VGO’s te onderzoeken, waaronder bijvoorbeeld een onderzoek na registratie bij iedere startende gastouder.


Meer uren per bezoek

Daarnaast is rekening gehouden met een uitbreiding van het aantal uren per inspectie van 3 naar 4,5 uur. Hiermee kunnen GGD’en dieper ingaan op de kwaliteit en veiligheid van de voorziening en kan de inspectie vaker onaangekondigd plaatsvinden. Onaangekondigde inspecties kosten gemiddeld meer tijd, maar geven ook een reëler beeld van de opvang.


2022 overgangsjaar

Omdat GGD’en en gemeenten nieuwe mensen moeten aannemen en opleiden, zal in het eerste jaar bovenstaande nieuwe toezichtnorm niet volledig voor iedere gemeente worden gehaald. Gemeenten en GGD’en stemmen af hoe de middelen lokaal het effectiefste kunnen worden ingezet. Flexibiliteit hierin is gewenst gezien de grote lokale verschillen. GGD GHOR Nederland en VNG Naleving zullen met hun landelijke advisering nader invulling geven aan bovenstaande uitgangspunten en daarmee het maken van lokale keuzes ondersteunen. Het ministerie van SZW verkent welke maatregelen verder genomen kunnen worden om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen, waaronder het (op termijn) wettelijk verankeren van de nieuwe toezichtnorm.

19. Publicatie Besluit Inburgering 2021 en Regeling Inburgering 2021

Op 1 september 2021 zijn het Besluit inburgering 2021 en de Regeling inburgering 2021 (verder: besluit en regeling) gepubliceerd in respectievelijk het Staatsblad en de Staatscourant. Met de publicatie van het besluit en de regeling is uitwerking van de Wet inburgering 2021 (die op 2 februari jl. in het Staatsblad is gepubliceerd) in lagere regelgeving afgerond.

20. Doelgroepverklaring LKV ouderen

In Gemeentenieuws editie 2021-05 heb ik u eerder bericht over de doelgroepverklaring LKV ouderen. Gaat een uitkeringsgerechtigde van 56 jaar of ouder (gedeeltelijk) werken bij een reguliere werkgever? Dan heeft de werkgever wellicht recht op het loonkostenvoordeel ouderen op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein. De gemeente geeft daarvoor de doelgroepverklaring af als aan de voorwaarden wordt voldaan. Ook dient de gemeente een hard copy te sturen naar UWV. Verzuimt de gemeente dat, dan ontvangt de werkgever geen loonkostenvoordeel. Gemeenten wordt daarom gevraagd om bij afgifte van een doelgroepverklaring LKV aan de werknemer altijd een kopie hiervan te sturen aan het UWV. De voorwaarden en verdere informatie zijn beschikbaar gesteld.