Vraag:
Wat zijn de gevolgen van de bijgestelde aanwending van de prestatieboxmiddelen (21-22)?
Antwoord:
Voor PO geldt dat vanaf het schooljaar 2021 – 2022 voor thema’s uit het bestuursakkoord, waar de afgelopen jaren voldoende voortgang op is geboekt, middelen worden toegevoegd aan de lumpsum. Dit geldt voor het PO bijvoorbeeld voor thema’s als inzet van digitale leermiddelen, wetenschap & techniek, onderzoekend leren en toptalenten. Het gaat om ruim € 160 miljoen.
De middelen voor cultuureducatie, € 16,37 per leerling en in totaal € 23,5 miljoen, worden blijvend aan scholen beschikbaar gesteld om kunst, cultuur en erfgoed onderdeel te maken van het lesprogramma, binnen en buiten de school.
Ten aanzien van de begeleiding van startende leraren, schoolleiders en de algehele professionalsering worden beschikbare middelen vanuit de prestatiebox gealloceerd op schoolniveau. Over de besteding van deze middelen moet gemeenschappelijke besluitvorming plaatsvinden met de personeelsgeleding van de MR. In totaal wordt hiervoor € 138 miljoen beschikbaar gesteld.
In 2023 treedt een wettelijke deugdelijkseis voor PO scholen in werking. Het gaat om de realisatie van twee lesuren bewegingsonderwijs voor alle leerlingen. Het is nodig dat scholen zich hier meer voor gaan inspannen. Vanuit de prestatiebox wordt daarom € 8 miljoen aangewend om te bevorderen dat scholen tijdig aan deze deugdelijkheidseis gaan voldoen.
De nieuwe invulling geldt tot en met schooljaar 2022/2023.
Ook in het VO worden, voor thema’s uit het sectorakkoord waarop voldoende voortgang is geboekt, middelen toegevoegd aan de lumpsum. Dit betreft € 218 miljoen. Hiermee kunnen scholen blijvend werken aan bijvoorbeeld uitdagend onderwijs voor leerlingen en de toename van het aantal opleidingsscholen en bevoegde docenten.
Voor het verminderen van het aantal zittenblijvers blijft de € 9 miljoen voor de huidige subsidieregeling (lente- en zomerscholen) de komende twee jaar beschikbaar.
Om meer voortgang te realiseren ten aanzien van de ambities rondom strategisch personeelsbeleid en begeleiding van startende leraren en schoolleiders wordt € 88 miljoen uit de prestatiebox beschikbaar gesteld aan schoolbesturen. Deze middelen zijn geoormerkt voor dit doel. Over de besteding van deze middelen moet gemeenschappelijke besluitvorming plaatsvinden met de personeelsgeleding van de MR.
De komende twee jaar wordt jaarlijks € 20 miljoen van de prestatiebox beschikbaar gesteld aan schoolbesturen om doelgericht in te zetten op thuiszitters. Deze inzet moet worden afgestemd in de MR.
De nieuwe invulling geldt tot en met kalenderjaar 2022.
Vraag:
Wat zijn de gevolgen van gewijzigd beleid voorziening groot onderhoud 2023?
Antwoord:
Het groot onderhoud mag nu al niet rechtstreeks ten laste van de exploitatie worden gebracht. Er kan worden gekozen voor het activeren van het groot onderhoud en vervolgens jaarlijks afschrijven of voor het opbouwen van een voorziening. Het activeren en het opbouwen van een voorziening vereisen allebei een benadering per onderhoudscomponent, per school. Het verschil is dat bij activeren de kosten ten laste van de nog komende jaren worden gebracht, terwijl bij het opbouwen van een voorziening die kosten zijn gespreid over de jaren voorafgaand aan het groot onderhoud.
De dotatie aan de voorziening groot onderhoud wordt bepaald aan de hand van het meerjarig onderhoudsplan. De voorziening wordt dan opgebouwd door per onderhoudscomponent de toekomstige kosten en het tijdstip van het onderhoud te schatten. Vervolgens wordt per jaar een bedrag toegevoegd aan de voorziening. Deze methodiek, waarbij de opbouw van de voorziening wordt bepaald per onderhoudsklus per pand, wordt voor het eerst van kracht over het boekjaar van 2023.