Toespraak van minister Kaag bij de herdenking van Kristallnacht

Toespraak van minister Kaag bij de herdenking van Kristallnacht, op 9 november 2023 te Amsterdam.

Excellencies, voorzitters der Staten Generaal, volksvertegenwoordigers, burgemeesters,

Geachte aanwezigen.

Dank Chanan, Dave en de andere organisatoren voor uw uitnodiging om hier te spreken. Juist nú, in deze moeilijke, zware tijd.

En dank, mevrouw Weitzner-Smuk, voor uw indrukwekkende, diepe, persoonlijke woorden. Ambassador Modi Ephraïm, ambassador Shefali Razdan Duggal thank you too for sharing your thoughts with us later on.

Zoals we hier vanavond samenkomen, om stil te staan bij Kristallnacht, denken we ongetwijfeld allemaal aan de slachtoffers van de afgrijselijke terreuraanval van Hamas op 7 oktober. Wij denken aan de doden, de gegijzelden en hun naasten. Het kabinet veroordeelt die terreuraanval in de scherpste bewoordingen. De gegijzelden moeten zo snel mogelijk onvoorwaardelijk worden vrijgelaten. Dit standpunt herhaal ik vandaag als vicepremier opnieuw.

Het bestaansrecht van Israël en dus het recht van Israël op zelfverdediging zijn voor ons evident. Maar ook in donkere tijden is het van belang dat oorlogshandelingen zich verhouden tot het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht, om zo onschuldige burgerslachtoffers te voorkomen en tijdig voldoende humanitaire steun mogelijk te maken.

Het kabinet maakt zich grote zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt. Zoals u weet verleent Nederland steun waar dit moet en waar dit kan, altijd gericht op een duurzame en vreedzame oplossing. Met de EU bepleit Nederland humanitaire pauzes. Het uiteindelijke streven blijft een tweestatenoplossing, met een veilig Israël naast een onafhankelijke Palestijnse staat, zoals de minister-president eerder ook heeft gezegd.

Het valt me zwaar om de juiste woorden te vinden die mijn afgrijzen over de terreur, en het enorme leed aan Israëlische én Palestijnse zijde kunnen uitdrukken. Elke dode, elke gewonde, elk getroffen gezin is er een te veel. Wat er gebeurt in Israël, in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever stemt een mens somber – over de mensheid én over onze menselijkheid. 

Vandaag herdenken we dat precies 85 jaar geleden de Kristallnacht plaatsvond. De nazi’s vernielden Joodse bezittingen en vermoordden honderden onschuldige burgers. Velen werden uit hun huizen verdreven en tienduizenden in concentratiekampen opgesloten. Vanwege hun afkomst. Omdat ze Joods waren.

Door de Kristallnacht te herdenken staan we opnieuw stil bij die nacht. We staan stil bij de slachtoffers, bij de onvoorstelbaar, onpeilbare diepe angst, bij het intense verdriet en bij het trauma dat velen toen werd aangedaan, en dat velen nu nog voelen, of opnieuw beleven door de terreuraanval in Israël.

In het toneelstuk Leedvermaak van Judith Herzberg zegt een van de karakters: 

‘Je hoort altijd dat het vergéten van die tijd zo pijnlijk is, dat het feit dat de jongere generatie er gewoon overheen leeft, het nóg erger maakt, dat isolement…’ Einde citaat.

Door te herdenken geven we slachtoffers en nabestaanden erkenning voor hun leed. We hér-denken. We denken er opnieuw aan, zodat we het ons herinneren en het niet vergeten. Zodat we kunnen voorkomen dat het opnieuw gebeurt.

De verhalen van overlevenden van de Shoah zijn daarbij van het allergrootste belang, want wie eenmaal de herinnering van een overlevende heeft gehoord, vergeet dat nooit meer. Ik wil Mirjam Weitzner-Smuk en anderen danken dat zij hun verhalen blijven vertellen.

In haar Leedvermaak-trilogie schetst Judith Herzberg een indringend beeld van hoe de Shoah na de nazitijd doorwerkte, tot in de tweede en derde generatie aan toe. Het verdriet om de doden dat nooit slijt, en de angst die altijd blijft – soms latent, onder de oppervlakte, en soms heel aanwezig, zoals nu. Chaja Polak noemde dat vorige maand in een interview in NRC ‘Het gevoel van basale onveiligheid’.

Het is díe diepe angst – die gevoelens van onveiligheid - die buitenstaanders zich wellicht nooit helemaal kunnen inleven, ondanks hun oprechte pogingen daartoe. Ook nú niet. De angst om je kinderen naar de Joodse school te brengen of op straat een keppeltje te dragen. Een onbestemd gevoel dat moeilijk te vatten is – en nog moeilijker over te brengen op mensen die het zelf niet ervaren. Maar dat er wel ís. Helaas met reden.

Met haar woorden gaf Herzberg veel overlevenden, en hun nazaten, de troost van de herkenning. Ze liet niet alleen zien dat anderen het verdriet en de angst eveneens voelden, ze zorgde er ook voor dat de herinnering aan de gruwelen van de holocaust levend bleef.

De nazi’s kenden ook de kracht van het woord. De taalkundige Viktor Klemperer schreef er het volgende over:

‘Taal dicht en denkt voor mij. Ze stuurt mijn hele psychische wezen, naarmate ik me vanzelfsprekender en onbewuster aan haar overgeef.

En als nu de beschaafde taal uit giftige elementen is gevormd of draagster van gifstoffen is geworden?

Woorden kunnen nietige stukjes arsenicum zijn: ze worden ongemerkt ingeslikt en lijken geen uitwerking te hebben, maar na enige tijd is de gifwerking er toch.’ Einde citaat.

Klemperer liet zien hoe de nazi’s met de taal de Duitse bevolking vergiftigden. Door iets anders te zeggen dan ze bedoelden gaven ze mensen de gelegenheid om hun gezicht af te wenden en te ontkennen wat ze eigenlijk wel wisten.

De nazi’s speelden daarmee in op wat ik in 2018 in mijn Abel Herzberg-lezing ‘de stilte van wel weten wat er speelt’ noemde. ‘Horen wat er geroepen wordt. Maar het er niet over hebben. En er ook niet echt iets aan doen. De stilte van zwijgen voor het gemak.’  

Men wíst het maar men deed niets. Men zweeg.

Klemperer wist het. Twee maanden na de Kristallnacht schreef hij erover in zijn dagboek. Op Oudjaarsdag 1938 noteerde hij in een terugblik op dat jaar dat de ‘de beslissende klap’ in de nacht van 9 op 10 had plaatsgevonden. Wat zou volgen op de Kristallnacht was ‘het inferno’, schreef hij.

Abel Herzberg – de vader van Judith - zei daar later over: ‘Het ging niet om de laatste stap. Het ging om de eerste… Want dan komen de gruweldaden vanzelf.’ Einde citaat.

Klemperer wist het, dus anderen moeten het ook hebben geweten. Maar ze waren met te weinig en ze hadden onvoldoende kracht om de loop van de geschiedenis te veranderen. Omdat de rest stil bleef, wegkeek of onverschillig was.

Klemperers sombere vermoedens werden bewaarheid. Het inferno dat hij vreesde vónd plaats. Ondanks de waarschuwingen en de signalen. Door de stilte.

Door te herdenken reflecteren we ook op hóe het kon gebeuren. We herdenken ook opdat we een volgende keer de signalen wél herkennen en willen voorkomen dat het nogmaals gebeurt. Door een volgende keer onze stem wel te laten horen.

Want Kristallnacht was méér dan wat er die nacht gebeurde. Meer dan de vernielingen en de doden van die nacht. We staan vanavond ook stil bij de betekenis van de Kristallnacht als signaal.

Als eerste stap. Als voorbode van de Shoah.

Ook nú zien we bedreigingen en uitingen van antisemitisme, waarvan we niet weten waartoe ze zullen leiden. Het aantal antisemitische incidenten is volgens cijfers van het CIDI sinds 7 oktober ver-acht-voudigd. Bijeenkomsten worden afgelast. Er staat Marechaussee bij synagogen, scholen en andere Joodse instellingen. Die staat daar niet voor niets. Die staat daar niet alleen omdat iemand iets heeft geroepen, gemaild of gepost. Niet vanwege de woorden. Die staat daar omdat het risico altijd bestaat dat mensen de woorden omzetten in daden. Omdat het gif van de taal van haat nog steeds werkt: mensen voedt en tot actie aanzet.

We kúnnen dit niet toestaan.

We mogen niet accepteren dat mensen bang zijn hun geloof of identiteit uit te dragen en vrij te beleven.

We moeten nooit tolereren dat mensen zich onveilig voelen door wie ze zijn.

We zijn het aan alle slachtoffers van antisemitisme, uitsluiting en haat verplicht om te leren van het verleden. We hebben de morele, maatschappelijke en politieke plicht om stelling te nemen – om een tegenstem te laten horen, júist als de stilte onheilspellend wordt. En daarnaar te handelen. Zodat we nooit zelf in de situatie komen waarin we achteraf moeten erkennen dat we ons hebben laten vergiftigen door de taal en daardoor de signalen niet herkenden.

Dat we het wísten maar niets déden.

Want wat tijdens de Shoah gebeurde mag nooit meer gebeuren. Niet hier in Europa maar ook niet elders. Nooit. We weten wat er is gebeurd, we kennen de verhalen, zoals dat van mevrouw Weitzner-Smuk en anderen hier. We kunnen dus nooit meer zeggen dat we het niet wisten.

En juist daarom kunnen en mogen we antisemitisme, uitsluiting en haat niet tolereren, maar moeten we ertegen opstaan. Onze stem verheffen, de stilte doorbreken en het actief bestrijden.

In Nederland zou geen plaats moeten zij voor haat. Haat kan leiden tot ontmenselijking, en we hebben gezien waar ontmenselijking toe leidt.

Terreur en geweld elders kunnen leiden tot haat hier. We hebben als samenleving de plicht om polarisatie tegen te gaan en hard op te treden waar onverdraagzaamheid de kop opsteekt – juist nu. Het bestrijden van antisemitisme is een opgave voor ons allen. Het is onderdeel van de democratische rechtsstaat en de samenleving als geheel.

Beste mensen,

In deze sombere tijden moeten we er nóg meer naar streven om elkaar in de eerste plaats als medemens te zien.

Door te blijven zoeken naar overeenkomsten in plaats van verschillen.

Door niet tegenover elkaar maar om elkaar heen te gaan staan.

Door compassie te tonen in plaats van haat, en te blijven geloven in het goede – soms tegen beter weten in.

We kunnen inspiratie putten uit de woorden die de anonieme Joodse onderduiker in de donkere nazitijd op de muur schreef van een kelder in Keulen:

Ich glaube an die Sonne, sei es auch dunkel,

Ich glaube an Gott, mag er auch schweigen,

Ich glaube an Nächstenliebe, obwohl sie sich nirgends zeigen darf.

Dank u wel.