Toespraak minister-president Schoof bij Dodenherdenking op de Dam

Op zondag 4 mei 2025 sprak minister-president Schoof tijdens de dodenherdenking op de Dam in Amsterdam.

"Ik heb mijn hele leven geluk gehad", zei Eva Weyl.

Vorige maand ontmoette ik haar in voormalig Kamp Westerbork, waar ze in 1942 als 6-jarige, samen met haar ouders terechtkwam.

Geluk, zei Eva. Want zij was aan verder transport ontkomen. Geluk - want zij had het overleefd. Geluk - want na Westerbork kon haar leven alleen maar beter worden.

Dit jaar vieren we 80 jaar vrijheid. 80 jaar.

Maar het verhaal van Eva Weyl brengt die donkere geschiedenis meteen weer dichtbij. Hoe begrijpelijk was het geweest als zij haar vertrouwen in mensen had verloren. Maar het tegendeel is waar. Tot de dag van vandaag vertelt zij Nederlandse en Duitse scholieren over de Tweede Wereldoorlog. Om te waarschuwen. De verhalen door te geven. Om herhaling te voorkomen.

Direct na de oorlog was daar in de meeste families geen ruimte voor.

We zijn er nog. We kijken niet achterom. We moeten door. Op die ademtocht werd Nederland weer opgebouwd.

Maar elk jaar op 4 mei, bleek dat wat geen ruimte in mocht nemen, levensgroot aanwezig was. Ook in mijn familie.

1 van de doden die we vandaag herdenken, is mijn opa. Wim Pommerel, de vader van mijn moeder.

Hij werkte bij het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland. En samen met zijn zoon, mijn oom Cor, was hij actief bij de aanleg van een groot illegaal netwerk van telefoonverbindingen. Vlak voor de bevrijding werd mijn opa door de Duitsers voor dit verzetswerk als vergelding gefusilleerd in Limmen.

Lange tijd wisten wij daar als familie maar heel weinig vanaf. Maar de laatste jaren krijgen we steeds meer brokjes informatie over wat zich destijds heeft afgespeeld en welke rol opa daarin had. Nu pas. Want ook in huize Pommerel, en later in huize Schoof, werd daar niet over gesproken. Maar ieder jaar op 4 mei, was opa er in ieders gedachten bij.

Mijn oma is nooit over het verdriet heen gekomen en kon er ook niet over praten. Het was mijn moeder die ons, ondanks haar eigen verdriet, over hem vertelde. En haar kinderen leerde met liefde en mededogen naar de ander te kijken, ook als die verschilde van hoe wijzelf waren.

Die instelling hadden ook sommige mensen in de oorlogsjaren. Moedige mensen, die besloten dat het zo niet langer kon, en die dicht bij zichzelf durfden te blijven. Bij het kleine. Bij wat zij konden doen. En bovenal: dicht bij hun eigen menselijkheid.

In alle haat, vernietiging en ontmenselijking, bleven zij de ander zien. Een mens zoals zijzelf. Zoals de postbezorger. De buurvrouw. De man of vrouw achter de kassa.

Allemaal mensen zoals u en ik. Toen en nu.

Zo eenvoudig als dat klinkt, was het niet, in die oorlogsjaren. En helaas weten we dat het ook vandaag niet eenvoudig is. In een wereld vol oorlog verliezen mensen elkaar uit het oog. Verliezen we mededogen, ook in Nederland. En op de donkerste momenten horen we de echo uit het verleden.

Op deze dag, in de 2 minuten stilte, klinkt die echo extra luid. Als wij denken aan alle mensen die werden vermoord om wie zij waren. Die omkwamen door honger of uitputting. Of die vochten voor vrede en vrijheid. Onze vrede en vrijheid.

Het is die echo die u en mij hier vandaag naar de Dam bracht. Of thuis, voor de tv. Het is ook die echo die ons 80 jaar na de bevrijding oproept om te blijven herdenken. En te overdenken wat dit in het hier en nu voor ons betekent. In ons eigen leven. In onze eigen keuzes. In alle grote en kleine daden van menselijkheid.