Wet op de defensiegereedheid: luchtmacht – laagvliegen

Een voorbeeld uit de praktijk waarom de Wodg van essentieel belang is voor de luchtmacht.

Ik ben Sander. Luitenant-kolonel vlieger. Commandant van het 298 squadron bij de Koninklijke Luchtmacht. De huidige dreiging is een andere dreiging dan we gewend zijn uit Irak of Mali. We zien nu een dreiging die ons aangrijpt op een manier die veel meer dwingt om laag te vliegen. Die veel meer dwingt om bij duisternis te kunnen vliegen. Die training hebben we echt nodig om het ook in Nederland te kunnen doen, om het te overleven. Om onze missie uit te kunnen voeren. Dat betekent voor het laagvliegen, als we ergens vliegen dat we niet gezien worden. Dus op boomtophoogte, niet gezien worden door de vijand. Ook het vliegen in de duisternis is heel belangrijk voor ons omdat we dan minder goed gezien worden. Het is moeilijker. We vliegen dan met night vision goggles op, waarbij wij zelf wel dingen kunnen zien en mensen zonder die hulpmiddelen niet, dus dat helpt ons. Om dat te oefenen in Nederland is heel belangrijk voor ons. Bij het vliegen met helikopters hebben we op dit moment te weinig locaties waar we kunnen laagvliegen waar we kunnen landen en waar we kunnen nachtvliegen. En juist die dingen, flexibel trainen dus meerdere plekken zorgen ervoor dat we beter getraind zijn voor onze missie. Als we dat niet kunnen trainen, lopen we in een missiegebied meer gevaar. Het is heel belangrijk voor ons om in Nederland te oefenen omdat in Nederland ten eerste ons squadron gelokaliseerd is waar onze mensen wonen en werken. Dus ondanks het feit dat we in het buitenland al heel veel vliegen moeten we ook in onze huidige situatie, mensen laten vliegen in Nederland, want we moeten overal kunnen vliegen. Aangepaste wet- en regelgeving kan ervoor zorgen dat we meer kunnen trainen zoals we moeten vechten.