Korte toespraak minister-president Dick Schoof bij de opening van de Nationale Dialoog, Madurodam

Minister-president Schoof sprak onderstaande tekst uit tijdens de startbijeenkomst van de Nationale Dialoog. Dit is een reeks gesprekken tussen burgers, gemeenschapsvertegenwoordigers en bestuurders over hoe we in Nederland samenleven.

Beste mensen,

Wat fijn om elkaar hier vandaag te ontmoeten voor de aftrap van de Nationale Dialoog.
Voor mij is het lang geleden dat ik in Madurodam was.
En wat ik me ervan herinner, is wat alle mensen zich herinneren: hoe mooi en grappig het is om Nederland in het klein te zien.
En eerlijk is eerlijk: ook op ware grootte is Nederland tamelijk overzichtelijk.
Als het om de vierkante kilometers gaat, tenminste.
Want de reden dat wij deze Nationale Dialoog met elkaar voeren, is dat er onder die overzichtelijke eerste indruk een waaier aan opvattingen, overtuigingen en achtergronden schuilgaat.

Lange tijd wisten we dat zelf eigenlijk niet zo goed.
We roemden onszelf om onze tolerantie - Nederland gidsland, weet u nog?
Want in Nederland kun je zijn wie je bent en iedereen leeft in vrede met elkaar.
Inmiddels weten we dat het anders zit.
En dat wat we ‘met elkaar leven’ noemden, in werkelijkheid vaak ‘langs elkaar leven’ was.

Ik kan me voorstellen dat mensen in de huidige tijd weleens denken: wat was daar eigenlijk mis mee?
Beter elkaar beleefd negeren dan tegenover elkaar staan, toch?
Maar als je verder kijkt, zie je dat dat geen duurzame manier van samenleven is.
Het is eigenlijk helemaal geen ‘samen leven’.

Want het is makkelijk om je schouders op te halen over wat er bij de buren gebeurt.
Over die lastige collega of over die ene vader of moeder op het schoolplein.
Die kun je makkelijk negeren onder het motto ‘leven en laten leven’, maar als we eerlijk zijn: tolerantie is te vaak een eufemisme voor onverschilligheid gebleken.
En wat mij betreft, is dat nog veel erger dan het met elkaar oneens zijn.

‘Er is niemand die naar hen luistert, daarom zoeken ze andere manieren om gehoord te worden’, zei een jongerenwerker uit een ingewikkelde buurt laatst tegen mij.
‘Je moet door een muur van bravoure heen, voor je uitkomt bij de kern: onzekerheid, een gebrek aan gezien worden.’
In datzelfde gesprek vertelde iemand uit de krijgsmacht dat veel van de jongens waar hij mee werkt, worstelen met hun gevoel dat je ‘tegenwoordig ook niks meer mag zeggen’.
Dat zij zich afvragen voor welke gedeelde waarden zij vechten, als ze voorop moeten in de strijd.

In dat gesprek leken de verschillen aanvankelijk onoverbrugbaar.
Leken - want onder die oppervlakte lagen toch vooral overeenkomsten.
Een behoefte aan erkenning.
Aan waardering.
Aan iemand die luistert.

Zo simpel als dat klinkt, is het niet in de praktijk.
Dat zien we elke dag om ons heen.
Soms fysiek, maar veel vaker nog online.
Het is ook de reden dat we hier vandaag het startsein voor de Nationale Dialoog geven.
Want nu we niet langer langs elkaar heen leven, moeten we op zoek naar manieren hoe we dat doen; samenleven.
Dat gaat met vallen en opstaan en dat is helemaal niet erg.
Het is een oefening waar ieder mens een leven lang de tijd voor krijgt.
Wat ik leerde in die oefening, is dat het altijd begint met luisteren.
Dank dat jullie dat naar mij hebben gedaan, en laten we dat nu naar elkaar gaan doen.

Dank u wel.