Toespraak staatssecretaris Tuinman bij symposium Mestverwaarding
Staatssecretaris Tuinman (Defensie) sprak over mestverwaarding en defensie tijdens een symposium van het Nederlands Centrum Mestverwaarding.
Goedemiddag allemaal.
Eind jaren ’90 van de vorige eeuw ging ik naar de Koninklijke Militaire Academie.
Ik was een van de vele cadetten die militair wilde worden, net na het einde van de Koude Oorlog.
De plaatsvervangend commandant van het Cadettensquadron van deze academie was toen Raymond Knops.
Als iemand ons toen had gezegd dat we elkaar 25 jaar later tegen zouden komen…
hij als mestgezant en ik als staatssecretaris…
…dan had ik die persoon voor gek verklaard.
Maar dingen gaan altijd anders dan je denkt.
Toen ik afstudeerde van de Koninklijke Militaire Academie, was het augustus 2001.
En een maand later vond 9/11 plaats.
Amerika riep voor het eerst artikel 5 in van de NAVO: onze grootste bondgenoot vroeg om hulp van haar Europese bondgenoten.
Grote aantallen militairen van NAVO-landen gingen op missie naar een land waar ze nog nooit van hadden gehoord: Afghanistan.
Onder wie ruim 29.000 Nederlanders, gedurende 20 jaar.
Ik was een van die militairen.
Die missie heeft mij gevormd.
Afghanistan zit in het DNA van de Nederlandse krijgsmacht.
Was bepalend voor ons bondgenootschap.
En voor onze relatie met het Midden-Oosten.
En vandaag?
Vandaag, in 2025, houden we ons al bijna vier jaar bezig met een oorlog in een land waar veel Nederlanders zelden tot nooit aan dachten: Oekraïne.
Rusland viel haar buurland met bruut geweld binnen, en ons gevoel van veiligheid is voorgoed veranderd.
We zijn al 80 jaar vrij van oorlog en conflict, hier in Nederland.
Toch voelen we ons in tijden niet zo onveilig.
En tegelijkertijd neemt onze grootste bondgenoot Amerika een stapje naar achter.
Ze staan nog steeds naast ons, maar toch echt met meer afstand.
Dus wat doe je dan, als Nederland?
We steunen Oekraïense militairen met voor miljarden aan drones, munitie, tanks en vliegtuigen.
Want als zij verslagen worden, doet Rusland een stap naar voren.
Dieper Europa in.
Daarom steunen we onze Oekraïense brothers and sisters in arms met militair materieel, maar ook door trainingen te geven.
Van veel trainers hoor ik dat het misschien wel het meest zinvolle werk is dat ze in jaren hebben gedaan.
Want zij trainen Oekraïners – van 20-jarige jongens en meiden zonder gevechtservaring tot een 40-jarige tuinman – en na die training gaan zij direct naar het front.
Om te vechten voor hun land.
En dat misschien wel te bekopen met hun leven.
Ze zijn bereid om alles te geven voor hun landgenoten.
Ja, dan heb je als trainer enorme motivatie.
En wat doen we nog meer, behalve Oekraïners steunen met spullen en training?
We kijken hier in Nederland om ons heen en beseffen dat we ons moeten voorbereiden op een oorlog die nog dichterbij komt.
Een oorlog die ons misschien ook wel zal vragen om de bereidheid alles te geven.
Het betekent dat we net zo gevechtsklaar moeten worden als de Oekraïners aan het front.
Dat is heel confronterend om te beseffen.
Of je nu ambtenaar bij de gemeente Oss bent of een ervaren kolonel bij Defensie: dat besef komt hard aan.
Maar we moeten als Nederland, als Defensie een enorme stap naar voren doen.
Want anders doet Rusland een vernietigende stap deze kant op, dieper Europa in.
En hoe doet Defensie die stap naar voren?
Terwijl Amerika, onze grootste bondgenoot, tegelijk een stapje naar achteren doet?
Door bondgenoten te zoeken.
Overal.
Op nieuwe plekken.
Ook hier, op dit symposium over mestverwaarding.
Ja beste mensen, u had het misschien niet bedacht vanmorgen toen u opstond – de boeren onder ons waarschijnlijk heel vroeg, beetje zelfde tijd als militairen gewend zijn: u wordt misschien wel bondgenoot van Defensie.
U kunt misschien wel samen met mij die belangrijke stappen zetten richting een parate krijgsmacht, met een hoge gereedheid, en daarmee een afschrikwekkende werking voor elke mogelijke vijand.
Maar ik zal eerlijk zijn: dit vergt echt veel grote, moedige stappen.
Want een sterke krijgsmacht moet oefenen.
Heel veel oefenen.
En dat kost ruimte.
Soms zelfs heel veel ruimte.
Laat ik daar een voorbeeld van geven.
Onze F-35 vliegers bewaken het NAVO-luchtruim in Polen, samen met de Noren.
Wie daar zonder toestemming binnenvliegt, kan een klap krijgen.
Daar zijn we streng op, want je moet kunnen laten zien: wie aan een van ons komt, krijgt een klap van iedereen.
En in september dit jaar is het gebeurd.
Russische drones vlogen het Poolse luchtruim in.
Eerst vragen we ze vriendelijk te vertrekken.
Maar dat deden ze niet.
Ze doen dat bewust.
De Russen willen laten zien: kijk die sukkels van de NAVO, we kunnen doen wat we willen, of dat nou met een drone, vliegtuig of schip is.
Dat hebben ze geweten.
Voor het eerst in de geschiedenis heeft de NAVO Russische drones neergehaald.
Daar zaten onze vliegers ook bij.
Nederlandse luchtmachters die 24/7 klaarstaan om het NAVO-grondgebied te verdedigen.
De commandant der strijdkrachten en ik vroegen hen, toen we ze een paar weken later opzochten, wat ze nodig hadden.
Hun antwoord was: de tijd en ruimte om te oefenen.
Ook dicht bij huis.
Want als we Russische drones boven ons land krijgen, dan verwacht de Nederlandse bevolking dat de krijgsmacht hen kan verdedigen.
En dat kan. Maar alleen als ze dat geoefend hebben.
En ik wou dat dat niet nodig was… maar dat is het wel.
Vrijheid in Europa, in Nederland, die is niet meer vanzelfsprekend.
We moeten meer doen als we veilig en vrij willen blijven.
Rusland voert nu al hybride acties uit in Europa, zoals cyberaanvallen en sabotage.
Ze testen hoe alert we zijn, hoe paraat we staan en hoe hoog de gereedheid van onze troepen is.
En daar blijft het niet bij.
We moeten dus onze gereedheid verhogen.
We hebben heel lang ons geconcentreerd op de tweede hoofdtaak van de krijgsmacht: het bevorderen van de (internationale) rechtsorde en stabiliteit.
Daar hoorden de missies in Afghanistan ook bij.
Nu hebben we de switch gemaakt naar hoofdtaak 1: het beschermen van ons eigen land en dat van onze bondgenoten.
Voor die versnelde gereedheid heeft Defensie ruimte nodig, ruimte voor het huisvesten, opleiden en oefenen van onze militairen.
Denk daarbij aan het bouwen of renoveren van kazernes, oefenterreinen en munitiedepots.
Wij lopen daarbij ook tegen stikstofregels aan.
Maar denk ook aan ruimte om te vliegen, te varen en te rijden.
Sommige omwoners zijn trots dat hun provincie zo belangrijk is voor de veiligheid van Europa; maar er zijn ook mensen die niet staan te popelen om naast een landingsbaan te wonen.
Ik hoop toch dat we samen voorwaarts kunnen gaan.
Want Defensie is meer dan de tienduizenden goed getrainde mannen en vrouwen in uniform.
Het is een wereld op zich met mensen die ergens moeten slapen, iets moeten eten.
Die schone kleding nodig hebben, en helmen die goed passen.
Als ze last hebben van een gaatje in hun kies dan gaan ze naar de Defensie Tandheelkundige Dienst; hebben ze een geblokkeerde rib, dan gaan ze naar een fysiotherapeut van Defensie.
We hebben aparte pijpleidingen voor het vervoeren van de kerosine naar onze vliegtuigen, die worden beheerd door de Defensie Pijpleiding Organisatie.
En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Mijn punt is: het is een wereld op zich, omdat al deze militairen door moeten gaan waar anderen stoppen.
Ze moeten moedig zijn wanneer anderen bang zijn.
Dat vereist hele goede samenwerking met de maatschappij.
Op nog veel meer vlakken dan we ons nu kunnen voorstellen.
Een voorbeeld: Defensie is grondbezitter nummer 1 in Nederland: kazernes en oefenterreinen, maar ook natuurgebieden.
We zijn de grootste natuurbeheerder van Nederland, na Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.
En als je zo naar Defensie kijkt, zijn er veel meer raakvlakken dan je op het eerste gezicht ziet.
De natuur is heel belangrijk, voor Defensie én voor de landbouw.
Maar het is niet altijd onze hoofdtaak en daarmee komen we weleens in de knel.
Dan kan een hagedis een stokje steken voor de gereedheid van onze krijgsmacht.
Toen de gevechtsbaan in Harskamp moest worden vernieuwd, had die zo lang leeggestaan dat er allerlei wilde natuur was gegroeid.
De zandhagedis had er zijn intrek genomen.
Dan kun je als Defensie in de boksring gaan staan met natuurorganisaties…
Of je vindt de juiste bondgenoten om er een win-win-situatie van te maken.
In Harskamp is onze gevechtsbaan prachtig vernieuwd, juist doordat we hele goede bondgenoten vonden in het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
En vanmorgen was ik op bezoek bij VREBA, een agrarisch bedrijf vlakbij de Luitenant Generaal Bestkazerne.
Het is een innovatief bedrijf met 2500 stuks melkvee en 900 hectare grond in gebruik.
VREBA heeft Defensie zelf benaderd om samen te werken.
Ze hopen met hun mestvergisting energie te leveren aan onze kazerne.
Een interessant idee en we gaan kijken wat dit voor ons kan betekenen, want we hechten allebei aan goed nabuurschap.
Ik vind het in ieder geval heel inspirerend dat er bedrijven zijn die ons zélf benaderen om bondgenoot te worden.
Dus ik hoop, beste mensen, dat we nog meer win-win-situaties kunnen vinden.
Meer situaties waarin we elkaars bondgenoot kunnen worden.
Energiezekerheid kan zo’n mogelijkheid bieden.
Duurzaamheid kan onze gevechtskracht helpen.
In Oekraïne zie je dat de energie-infrastructuur een strategisch doelwit is.
En dat er na een wrede Russische aanval vele Oekraïners wéér een letterlijk ijskoude winter tegemoet gaan.
Daar kan Nederland van leren.
We moeten meer zelfvoorzienend worden in de energie die we nodig hebben.
Door energie te besparen waar dat kan – vooral bij niet-missie-kritische activiteiten én inzetten op slimme energieoplossingen, hergebruik en minder afval.
Dat maakt ons sterker en zelfstandiger.
Voor ons vastgoed leggen we de nadruk op maatregelen die bijdragen aan energiezekerheid en onafhankelijkheid.
We investeren bijvoorbeeld in verschillende energiebronnen en eigen opwekking van energie.
Denk aan lokale initiatieven zoals geothermie, projecten als Zon-op-Dak en Opwek Energie Rijksgronden (OER).
Maar ook vergisting kan hier een bijdrage leveren en Defensie neemt hier dan ook al actie op:
- Op onze terreinen scheiden we organisch afval en voedselresten en bieden die aan voor vergisting.
- Verder levert Defensie ook mest van locaties zoals ’t Harde, waar de manege van het Korps Rijdende Artillerie staat.
- Die mest – samen met koffiedik – wordt nu vooral gebruikt voor compostering.
- We werken dus al samen met het Rijk aan vergisting en verduurzaming, en we staan open voor samenwerking en nieuwe ideeën om dit soort initiatieven verder uit te bouwen.
Wat ik ook nog even in deze setting vol ondernemers wil noemen, is dat we altijd blij zijn met reservisten.
Dat zijn mensen die door hun bedrijf of organisatie in deeltijd worden uitgeleend aan ons om bijvoorbeeld te ondersteunen tijdens een crisis, een operatie of zelfs een missie.
Deze zomer tekende ik nog een convenant met de Rabobank (hier ook in de zaal) waarmee hun werknemers makkelijker parttime bij ons kunnen werken.
Dat is heel mooi, want de Rabobank heeft mensen die een waardevolle uitdaging hebben naast hun baan; en Defensie heeft allerlei verschillende talenten waar een beroep op kan worden gedaan.
Beste mensen, of u nu agrarisch ondernemer of bankmedewerker bent, ambtenaar bij de gemeente of provincie, CEO of stagiair: ik hoop dat we elkaars bondgenoot zijn.
De jonge mannen en vrouwen die nu op de Koninklijke Militaire Academie zitten, moeten kunnen rekenen op een maatschappij die ze geeft wat ze nodig hebben.
Dus hoe de toekomst er ook uit ziet, laten we zij aan zij de strijd aan gaan.
Over 25 jaar ziet de wereld er weer heel anders uit.
Dan is er misschien een nieuwe onverwachte strijd met een onverwachte vijand die onverwachts dichterbij komt.
We kunnen dan in ieder geval wel verwachten dat we elkaars bondgenoten zijn. Dank u wel.