Toespraak staatssecretaris Tuinman bij ondernemersevent ‘Maken aan Morgen’
Beste mensen,
Goedemiddag – en goed om hier weer te zijn.
Bij Defensie zeggen we weleens: sommige plekken voelen als thuis.
Born is zo’n plek.
We zijn hier de afgelopen tijd vaker geweest.
Zo tekende op 6 oktober minister Brekelmans hier, samen met VDL, Milrem Robotics en andere partners, overeenkomsten waarmee de productie van militair materieel officieel van start ging.
Drones, batterijsystemen, onbemande voertuigen, ze komen straks uit deze hallen.
Niet over jaren, maar binnenkort al.
In een tijd waarin snelheid letterlijk veiligheid betekent, laat Born zien wat mogelijk is als overheid en industrie elkaar weten te vinden.
Dat is de reden dat ik vandaag hier sta.
Niet om een startschot te geven, maar om te laten zien dat we al in beweging zijn.
En om te bespreken hoe we dat samen volhouden en verdiepen.
Want laten we eerlijk zijn: de wereld vraagt meer van ons dan ooit.
De geopolitieke druk neemt toe, grondstoffen worden schaarser, en technologische ontwikkelingen volgen elkaar in razend tempo op.
Daarom moeten we niet alleen méér, maar vooral slimmer samenwerken.
Defensie wil zich daarbij niet langer alleen als inkoper opstellen, maar als strategische partner van de industrie.
We willen niet alleen vragen wat de markt kan leveren, maar ook samen bepalen wat we nodig hebben.
Nu, over 5 jaar en over 15 jaar.
Dat is de kern van onze nieuwe industriële visie:
Defensie en industrie zijn geen 2 werelden, maar één ecosysteem.
Dat vraagt om een andere manier van werken.
Niet meer per project of per order, maar vanuit gezamenlijke investeringslijnen en gedeelde kennisontwikkeling.
We moeten elkaar opzoeken in de hele keten:
van idee tot productie, van testen tot training, van onderhoud tot innovatie.
Alleen zo bouwen we aan de strategische autonomie die Nederland en Europa nodig hebben.
En dat vraagt dus om vertrouwen, continuïteit en langetermijncommitment.
Van beide kanten.
Ik zie dat als 3 concrete pijlers.
De eerste is duurzame samenwerking.
Samen investeren betekent ook samen risico dragen.
Dat vergt dat wij als Defensie duidelijker zijn over onze langetermijnbehoeften
En dat bedrijven de ruimte krijgen om daarop te plannen, te investeren en te groeien.
Daarom werken we toe naar meerjarige raamcontracten, gezamenlijke R&D-programma’s en structurele innovatiepartnerschappen.
De tweede pijler is dual-use innovatie.
Wat civiel begint, kan militair onmisbaar blijken. En andersom.
Of het nu gaat om drones, sensoren, AI of slimme materialen: de grens tussen civiel en militair vervaagt.
Daarom willen we niet twee gescheiden werelden van technologie, maar één verbonden innovatieklimaat waarin kennis stroomt in beide richtingen.
En de derde pijler – misschien wel de belangrijkste – is menselijke slagkracht.
Want technologie werkt pas als mensen het kunnen toepassen.
Daarom wil ik hier vandaag ook de volgende boodschap meegeven:
Namelijk dat de samenwerking tussen Defensie en de industrie niet alleen gaat over productie,
maar ook over opleiden, ontwikkelen en het delen van mensen.
De tekorten op de arbeidsmarkt raken ons allemaal.
Maar juist daarin ligt een kans om elkaar te versterken.
Door gezamenlijk te scholen en bij te scholen, door praktijkonderwijs te verbinden aan Defensie-behoeften, en door kennisinstellingen nadrukkelijk in dat proces te betrekken.
Dat kan perfect op plekken zoals hier in Born.
Deze fabriek is niet alleen een productieomgeving,
maar ook een leeromgeving waar we nieuwe generaties vakmensen kunnen opleiden.
Voor Defensie, voor de industrie, en voor Nederland.
Stel u voor: een programma waarin vakmensen uit deze regio worden opgeleid voor functies binnen het defensie-ecosysteem
Bijvoorbeeld in droneproductie, onderhoud of logistiek.
Dat is geen toekomstmuziek.
Dat is maakbaar, hier en nu.
Daarnaast wil ik een oproep doen aan de bedrijven die hier vandaag aanwezig zijn:
Geef uw mensen de ruimte om reservist te zijn.
Reservisten zijn de brug tussen Defensie en samenleving.
Zij brengen militaire kennis naar bedrijven,
en civiele expertise naar onze eenheden.
Dat maakt Nederland sterker, slimmer en veerkrachtiger.
Beste mensen,
Als we het hebben over “maken aan morgen”, dan gaat het niet alleen over staal en machines,
maar over vertrouwen, vakmanschap en verbinding.
Over een defensie-industrieel complex dat niet draait op concurrentie, maar op samenwerking.
We moeten af van de reflex van ‘klant en leverancier’.
Defensie wil partner zijn, co-maker.
Niet alleen in tijden van crisis, maar structureel.
Met duidelijke doelen, stabiele investeringen en een gedeelde verantwoordelijkheid voor resultaat.
Dat is geen vrijblijvende ambitie.
We hebben de komende jaren miljarden te investeren in nieuwe capaciteiten,
en we willen dat geld ook hier laten landen.
Bij Nederlandse bedrijven, in Nederlandse regio’s, in de handen van Nederlandse vakmensen.
Maar dat kan alleen als we die samenwerking nu stevig verankeren.
Daarom zie ik Limburg als een nieuwe schakel in het nationale netwerk van defensie-ecosystemen.
Hier komen maakindustrie, innovatie en opleidingskracht samen.
VDL Nedcar kan daarin het vlaggenschip worden.
Het bewijs dat Limburg niet aan de rand, maar in het hart van onze weerbaarheid ligt.
Laten we dat momentum vasthouden.
Defensie zal investeren, maar ook eisen dat we tempo maken.
Want snelheid is tegenwoordig een vorm van bescherming.
We hebben geen tijd meer voor lange trajecten en dikke dossiers.
We moeten samen bouwen, testen en leveren.
Beste mensen,
Ik heb in mijn leven geleerd dat samenwerking pas echt betekenis krijgt als mensen elkaar iets gunnen, elkaar helpen groeien.
Dat geldt in het veld, maar ook hier – in de fabriek, in de klas, in het lab.
Daarom is mijn boodschap vandaag eenvoudig:
Morgen begint hier.
In Born.
Bij u.
Ik zou het ook als volgt kunnen zeggen:
‘Born in Limburg – gemaakt voor Defensie’.
Dat is wat we hier samen neerzetten:
Nederlandse innovatie, Limburgse maakmentaliteit,
en een gezamenlijke toewijding aan veiligheid en vrijheid.
Niet omdat we dezelfde uniformen dragen,
maar omdat we hetzelfde doel hebben:
een veilig, sterk en weerbaar Nederland.
Laten we daar samen aan blijven bouwen.
Of beter gezegd: maken aan morgen.
Dank u wel.