Toespraak minister Gouke Moes (OCW) tijdens de Avond van wetenschap & maatschappij
Minister Gouke Moes (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) hield op donderdag 16 oktober 2025 een toespraak tijdens de Avond van wetenschap & maatschappij in de Pieterskerk in Leiden.
Beste mensen,
Het is mij een grote eer om u te mogen verwelkomen, als gastheer van deze avond. En dat is misschien even wennen, voor u, maar zeker ook voor mij. Want velen van u waren al vaker te gast op dit gala, terwijl ik twee maanden geleden nog niet kon bevroeden dat ik nu wetenschapsminister zou zijn.
Als pas aangetreden minister vind ik het eervol om aan te mogen schuiven bij deze jarenlange traditie. Om ú te leren kennen, te horen over uw ideeën en onderzoeken en, wie weet, een vraag te stellen die u niet zag aankomen.
Ik vind het nu al jammer dat ik niet, als een kwantumdeeltje in superpositie, aan meer dan één tafel tegelijk kan aanschuiven. Want discussiëren over wetenschap en maatschappij doe ik graag. Normaal in werkbroek en versleten T-shirt in de kroeg, met een pul bier en een dikke sigaar, maar het kan natuurlijk ook net zo goed in black tie in deze prachtige kerk.
Dat ik zo graag het gesprek aanga over wetenschap komt misschien wel doordat mijn nuchtere en eigenwijze Groningse inborst zo mooi aansluit op de wetenschappelijke methode, die onderstreept dat je je nooit bij de consensus hoeft neer te leggen.
Eén persoon, één onderzoek kan voldoende zijn om de wetenschappelijke status quo te falsifiëren, om de paradigma’s, de dogma’s en de consensus te laten wankelen. Dat is de mooie paradox van wetenschappelijk inzicht. Die gaat er niet op achteruit als je aantoont dat ze onjuist is, maar beweegt daardoor juist vooruit.
Denk aan Galilei, die met zijn telescoop en meetbare observaties autoritaire dogma’s verruilde voor wetenschappelijke bewijzen. Of aan de Hongaarse arts Ignaz Semmelweis, in wiens Weense kraamkliniek veel meer jonge moeders overleden aan kraambedkoorts dan in de andere kraamkliniek in Wenen. Alleen het feit dat artsen en medische studenten in zijn kliniek naast bevallingen ook lijkschouwingen uitvoerden, kon het verschil verklaren, meende Semmelweis. Daarom verplichtte hij iedereen die bij een kraambed zorg verleende, om eerst zijn handen te wassen met een chlooroplossing. Binnen een paar maanden daalde de moedersterfte spectaculair, van 10% naar 1%. Maar de geneesheren waren niet gediend van deze nieuwlichterij, die ze zagen als een aanklacht tegen hun eervolle praktijk. Semmelweis werd ontslagen en eindigde in een psychiatrische inrichting, waar hij gauw overleed.
Pas na zijn dood kreeg hij toch nog de verdiende erkenning. Als ‘vader van de antiseptische methode’. En verder ook nog als voorbeeld van hoe je als wetenschapper met behulp van data patronen en afwijkingen aan het licht kunt brengen.
Tot slot werd hij ook naamgever van de Semmelweisreflex, de menselijke neiging om nieuwe informatie of ideeën af te wijzen omdat ze tegen bestaande overtuigingen ingaan, zelfs wanneer er bewijs voor is.
Door zijn nuchtere eigenzinnigheid trapte Semmelweis niet in de valkuil van het chronocentrisme, het fenomeen waarbij je denkt dat jij, in jouw eigen tijd, zo slim bent dat je de fouten uit het verleden niet zult herhalen. En ook zó slim dat je de toekomst al in grote lijnen kunt inschatten. Het is vreselijk moeilijk om voorbij de vertroebelende lens van het heden te kijken. Maar dwarse denkers en doeners bewijzen telkens weer dat het wél kan en krijgen daarmee als eersten scherp zicht op nieuwe kennis en nieuwe werkelijkheden.
Ik denk hierbij ook aan de Australiër Barry Marshall, die op revolutionaire wijze aantoonde dat maagzweren door een bacterie in plaats van door stress worden veroorzaakt, zoals de gangbare gedachte of zelfs consensus was. Dat bacteriën in maagsappen konden overleven vond men hoogst ongeloofwaardig. En dus dronk Marshall, ten einde raad en zijn vrouw tot wanhoop drijvend, in 1984 een glas water met daarin de bewuste bacterie. En ja hoor, prompt begon er zich een maagzweer te ontwikkelen, die hij voorts genas met antibiotica. Anders dan bij Semmelweis kwam de erkenning gelukkig nog op tijd: in 2005 ontving Marshall de Nobelprijs.
Om de wetenschap in staat te stellen om nieuwe kennis en inzichten te leveren aan de maatschappij, is het daarom van het grootste belang dat er een klimaat is waarin academici vrij kunnen opereren. Als er geen vrijheid van denken is, van onderzoeken en kritisch bevragen; als taboes of een afrekencultuur de ademruimte ontnemen; hoe kan de wetenschap dan nog de grenzen van onze kennis verleggen? Hier kunnen we leren van het kwantumdeeltje. In de academische ideeënwereld is superpositie heel goed mogelijk en zelfs nastrevenswaardig. Waar meerdere ideeën - zelfs tegenstrijdige - vrij naast elkaar kunnen bestaan, waar ze onderzocht en getoetst kunnen worden, ontstaat vooruitgang. Zo kan de samenleving zich doorlopend vernieuwen.
Het thema van de vrijheid is actueler dan ooit. Als verantwoordelijke voor het stelsel maak ik mij daar grote zorgen over. Het is een constante afweging voor mij bij mijn zoektocht naar wijsheid: als ik mij uitspreek, tast ik dan de vrijheid aan of verdedig ik die juist? Ik vind het een groot goed dat de overheid niet stuurt op de inhoud. En dat de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting allereerst de verantwoordelijkheid zijn van de instellingen zelf. Daarom roep ik instellingen ook voortdurend op: maak duidelijk hoe u die kostbare vrijheid waarborgt, in beleid, maar ook in gedrag. Leiderschap blijft altijd nodig. We kunnen het erover hebben, straks aan tafel.
Het verdedigen en bevechten van fundamentele vrijheden is een constante balanceeract. Dat kan zwaar zijn. Niet meewaaien met alle winden, maar maximale ruimte bieden aan elkaar. Dat is ook waar ik constant mijn afweging maak: laat degene die de vrijheid gebruikt ook nog voldoende vrijheid voor de ander?
Op die manier kan de wetenschap ook een pijler van de democratie zijn. En een voorbeeld voor de rest van de maatschappij. In hoe je met elkaars verschillen omgaat, hoe je elkaars vrijheid en veiligheid bewaakt en respecteert en ook hoe je die verschillen juist kunt inzetten om je gezamenlijke projecten en producten beter, scherper en veelzijdiger te maken.
Wie in de huidige maatschappij, die zich kenmerkt door somberte en doemdenken, zoekt naar licht, naar argumenten en data die optimisme legitimeren, vindt die wat mij betreft in de vrije wetenschap. Dankzij wetenschappelijke vondsten leven we gemiddeld twee keer zo lang als in de negentiende eeuw, in een wereld die vreedzamer is geworden en veel minder honger en armoede kent. De constante motor van dit optimisme is de wetenschap als corrigerend leerproces. Als wetenschapper weet je: wat vandaag onbekend is, kan morgen bekend zijn. Of op zijn minst minder onbekend. En je weet óók dat er zich dan weer nieuwe onbekenden zullen aandienen om je op te storten.
Nieuwe kennis is geen natuurverschijnsel dat ons overkomt, maar ontstaat door het volhardende werk van nieuwsgierige mensen, die zich onderdeel weten van een lange en nobele traditie van vooruit modderen.
Zij moeten niet alleen continu kunnen terugvallen op een goede basis van wetenschapsfilosofie, maar moeten ook steeds goed geworteld zijn in de empirie. Terwijl al hun zintuigen en wetenschappelijke voelsprieten openstaan, kunnen ze theoretische voorspellingen telkens toetsen aan de praktijk.
En soms valt je dan een verrassing ten deel. Zoals de ontdekkers van zoetstoffen als sacharine, sucralose en aspartaam overkwam. Tijdens hun onderzoek naar nieuwe medicijnen likten ze even aan hun vinger of namen een trekje van hun sigaret. Ze proefden een intens zoete smaak: en zo werden nieuwe zoetstoffen ontdekt. Zoals ik al zei: de mooie traditie van het vooruit modderen. En ik hoef u vast niet uit te leggen hoe de notoire rommelpot Alexander Fleming penicilline ontdekte.
Beste mensen,
Straks pitchen de wetenschappers hun stellingen aan de tafels. Misschien bent u wel de aangewezen persoon om heel prikkelende, moeilijke en dus goede vragen te stellen.
Misschien gaat het knetteren en vonken – in volstrekte beleefdheid natuurlijk – en levert het gesprek nieuwe perspectieven op en nieuwe vragen, of zelfs nieuw denken! Dan zitten we niet meer aan ronde tafels, maar aan petrischaaltjes, waarop iets nieuws kan ontstaan. Dan voeren wij op microschaal de dialoog tussen wetenschap en maatschappij die we op macroschaal ook zo graag in de samenleving zien.
Dat doen we onder de gewelven van deze Pieterskerk, die ooit werd gewijd aan de apostel Petrus. Aan Petrus vertrouwde Jezus de sleutels van het hemelse koninkrijk toe. En wat is het hemelse anders dan het permanente streven naar verbetering en perfectie, naar het steeds preciezer ontdekken wat wel en niet klopt en naar kennis die beschikbaar is voor iedereen?
Ik wens ons daarom toe dat vanavond de sleutels rinkelen. Sleutels tot de paarlen poorten van nieuwsgierigheid, kritisch denken, twijfel, vrijheid en de bereidheid om altijd je standpunt te willen herzien. Die sleutels openen de deur naar nieuwe vergezichten, waarmee we telkens beter zicht krijgen op de wonderlijke werkelijkheid waarin we leven.
Dank u wel.