Zorgvuldige invoering nieuw kinderopvangstelsel

In het coalitieakkoord is afgesproken om het stelsel voor kinderopvangtoeslag te herzien. Het kabinet wil het kinderopvangstelsel eenvoudiger en betaalbaarder maken voor ouders. De afgelopen periode is steeds duidelijker geworden dat er grote zorgen zijn over de stijgende prijzen, de personeelskrapte en het waarborgen van de kwaliteit van kinderopvang in aanloop naar het nieuwe stelsel. Zeker gezien de lessen vanuit de kinderopvangtoeslagaffaire is een zorgvuldige invoering van het nieuwe stelsel voor zowel sector, ouders als uitvoerders cruciaal. Daarom komt er een stevig ‘ingroeipad’ om de vraag naar kinderopvang vanaf 2025 geleidelijk te laten groeien, zodat de sector het aanbod geleidelijk kan vergroten en niet overvallen wordt door een grote plotselinge stijging in de vraag naar opvang. Op deze manier werkt het kabinet aan een zorgvuldige invoering van het nieuwe stelsel in 2027. Dit laat het kabinet in een brief aan de Tweede Kamer weten.

Meer tijd nodig voor zorgvuldige invoering

Door de intensieve inzet – van SZW, mede-uitvoerders binnen het greenfieldtraject en vele sectorpartijen – de afgelopen maanden ligt er momenteel een eerste conceptontwerp voor het nieuwe financieringsstelsel kinderopvang. In de toekomst krijgen werkende ouders onafhankelijk van hun inkomen een vergoeding van 96% (tot de maximum uurprijs) voor kinderopvangkosten. Deze vergoeding voor kinderopvang (VKO) wordt straks rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie uitgekeerd in plaats van aan de ouder(s).

De afgelopen periode zijn er grote stappen gezet. Tegelijkertijd is er meer tijd nodig voor een zorgvuldige en geleidelijke invoering van het nieuwe stelsel. Naast de zorgen over de stijgende prijzen, de personeelskrapte en het waarborgen van de kwaliteit van kinderopvang, hebben de uitvoeringsinstanties aangegeven dat invoering per 2025 niet mogelijk is. Daarbij is het van belang dat de politieke besluitvorming doorgaat zoals gepland. Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel voor de stelselherziening voor de zomer van 2024 met de Tweede Kamer te kunnen delen.

Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: “De afgelopen periode is er hard gewerkt aan een eerste concept ontwerp voor een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang. Het kabinet wil het stelsel eenvoudiger en betaalbaarder maken voor werkende ouders. Ik ben blij met de grote stappen die we hebben gezet. Tegelijkertijd zie ik de brede zorgen in de sector rondom de personeelstekorten, betaalbaarheid, toegankelijkheid en het waarborgen van de kwaliteit. Een geleidelijk uitbreiding van het aanbod is nodig om verantwoord een nieuw stelsel te kunnen implementeren. Daarnaast heb ik begrip voor het signaal van de uitvoeringsorganisaties dat er meer tijd nodig is. Juist met de lessen van de kinderopvangtoeslagaffaire in ons achterhoofd is het belangrijk om goed te kijken naar de uitvoerbaarheid en zorgvuldigheid van beleid. De komende periode blijf ik me inzetten om ervoor te zorgen dat de stelselherziening goed en zo spoedig als mogelijk geregeld zal zijn.”

Onderzoeken private equity in kinderopvangsector

Minister Van Gennip heeft recentelijk onderzoek laten doen naar de marktwerking in de kinderopvangsector en de mogelijke effecten van marktingrijpen. De twee onderzoeken geven geen concrete aanwijzingen voor overwinsten of lagere kwaliteit bij private equity-partijen in het huidige stelsel. Tegelijkertijd laten de onderzoeken wel hogere prijzen, een hoger personeelsverloop en grotere leningen bij private equity-partijen zien.

Met het oog op de stelselherziening ziet het kabinet op basis van deze onderzoeken risico’s op het gebied van toegankelijkheid en continuïteit. Daarnaast is een blijvende inspanning nodig om de huidige hoge kwaliteit in de toekomst te behouden. Daarom worden maatregelen verkend om te waarborgen dat kinderopvang in Nederland ook in de toekomst kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk blijft voor alle ouders, die arbeid en zorg voor hun kinderen willen combineren. Het gaat hierbij om maatregelen als tariefregulering, meer transparantie, een verruiming van het adviesrecht voor ouders en kwaliteitsmonitoring.