€ 45 miljoen voor hbo-opleidingen in krimpregio’s

Minister Dijkgraaf (onderwijs) trekt ruim € 45 miljoen uit voor hbo-opleidingen in regio’s die te maken hebben met krimp door demografische ontwikkelingen. Dat moet bijvoorbeeld voorkomen dat hogescholen in krimpregio’s door dalende studentenaantallen besluiten opleidingen af te bouwen. Het gaat bij de toekenningen om 11 hbo’s in het noorden, oosten en zuiden van het land. Vooral opleidingen in het  onderwijs, de techniek en  landbouw en natuurlijke omgeving krijgen financiële ondersteuning. Dat schrijft minister Dijkgraaf vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.

Minister Dijkgraaf: “De vitaliteit van de regio’s is een groot goed. Met deze extra middelen kan de maatschappelijke, regionale functie van hogescholen gewaarborgd blijven. Studenten kunnen door deze middelen opleidingen blijven volgen die voor de betreffende regio’s relevant zijn.”

Maatschappelijke functie hbo onder druk

Ongeveer 10% van de hogescholen krijgt gedurende de periode 2010–2043 te maken met een krimp van meer dan 20%. Sommige opleidingen hebben nu al te maken met een daling van het aantal studenten van 50% of meer. Door die dalende studentenaantallen staat de maatschappelijke functie van het hbo in bepaalde regio’s onder druk. Het wordt voor de hogescholen die te maken hebben met krimp steeds moeilijker om een breed opleidingsaanbod in stand te houden, bij te dragen aan regionale kennisnetwerken, laboratoria te vernieuwen en praktijkgericht onderzoek te blijven uitvoeren.

Minister Dijkgraaf kondigde vorig jaar daarom in het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap aan in de periode 2022-2025 in totaal € 90 miljoen ter beschikking te stellen om de problematiek van krimp in het hbo aan te pakken.

In stand houden van opleidingen

Op basis van een plan van de Vereniging Hogescholen (VH) - 'Vitale opleidingen voor vitale regio's', opgesteld door een stuurgroep olv Michaël van Straalen - kent Dijkgraaf nu in totaal € 45,1 miljoen toe aan opleidingen die te maken hebben met krimp door demografische ontwikkelingen. Het gaat om twee soorten bijdragen: ten eerste ‘instandhoudingsbijdragen’ die moeten voorkomen dat opleidingen onomkeerbare beslissingen moeten nemen vanwege een exploitatietekort door een daling van de instroom.

Daarnaast zijn er ‘transitiebijdragen’, gericht op maatregelen om de toekomstbestendigheid van opleidingen te verbeteren en nog te verwachten krimp op te kunnen vangen. Met de toegekende middelen kunnen hogescholen belangrijke stappen zetten om bijvoorbeeld lerarenopleidingen op diverse plaatsen in het land, de opleiding Chemie in Leeuwarden en de opleiding Logopedie in Heerlen te stutten. De meeste toekenningen liggen in de gebieden techniek en  landbouw en natuurlijke omgeving.

Tweede tranche

Deze toekenningen betekenen waarschijnlijk niet dat alle onomkeerbare beslissingen in de nabije toekomst kunnen worden afgewend. Er zijn hogescholen en opleidingen die de komende jaren nog te maken krijgen met de effecten van krimp en waar de maatschappelijke en regionale functie van het hbo onder komt druk te staan. Een tweede tranche moet nadrukkelijker ruimte geven voor transitie: het werken aan de toekomstbestendigheid van opleidingen en het opvangen van toekomstige krimp. Toekenning voor de tweede tranche zal ook weer plaats vinden op basis van een plan van de sector (VH) zelf.