Handreiking Bekostigingsafspraken basisdienstverlening

Webinar over Bekostigingsafspraken basisdienstverlening:

Welkom bij het webinar Bekostiging Afspraken Basis dienstverlening.

Dit webinar is het kader van de handreiking die we hebben geschreven

over de financiële afspraken te maken tussen gemeente

en sociaal bedrijf.

De handreiking schreef ik samen met mijn collega's

Anne van Schothorst en Matthias Gijsbertsen

en beschreven de handreiking in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken.

Graag neem ik jullie mee in de volgende delen.

Ik start met een korte inleiding.

Daarna gaan we kijken naar de kosten van de basis dienstverlening.

Vervolgens naar de mogelijkheid om die basis dienstverlening te bekostigen

en dan kijken we naar een aantal voorbeelden hoe we de bekostiging

kunnen uitvoeren met behulp van de rijksmiddelen.

Bij punt 5 staan wij stil bij het stappenplan om te komen tot een verbeterde of nieuwe bekostigingssystematiek.

En tot slot hebben we nog een aantal afsluitende woorden.

Eerst de inleiding.

Wat is nou de noodzaak om een goede bekostigingsmethodiek te hebben?

Wat is het doel van de handreiking die we hebben geschreven?

Ik zal er een aantal keren ook naar verwijzen.

En tot slot wat is nu eigenlijk die

basis dienstverlening?

Waarom moeten we nog een goede bekostigingsmethodiek hebben?

We zitten als gemeente en sociaal ontwikkelbedrijf in een

hele grote transitie,

waarbij we een steeds grotere groep hebben van mensen met een arbeidsbeperking.

En die zo regulier mogelijk aan de slag geholpen moet worden.

Maar wat we tegelijkertijd zien

is dat de hele groep Wsw’ers met name steeds

kleiner wordt bij de sociaal ontwikkel bedrijven.

En wat we op een behoorlijk wat plekken in het land ook nog zien

dat het sociaal ontwikkelbedrijf nog geen duidelijke rol en positie hebben

in die bredere sociale infrastructuur van de Participatiewet.

Daaraan moet gewerkt worden en dat is een beweging die nog gemaakt moet worden.

Waarbij de sociaal ontwikkelbedrijf zich moeten gaan ontwikkelen

tot innovatieve, toekomstbestendige organisaties

die zoveel mogelijk mensen regulier aan het werk moeten zien te krijgen.

En dat spreekt denk ik voor zich dat daar ook een adequate, maar met name

ook toekomstbestendige bekostiging systematiek bij moet zijn.

Nou, wat is nou het doel van deze handreiking?

Eerst de verschillende mogelijkheden voor bekostiging systematiek in beeld brengen.

Dan de voor en nadelen benoemen bij de bekostigingssystematieken.

Dan ook een aanpak bespreken om te komen tot een nieuwe verbeterde bekostigingssystematiek.

En deze handreiking is bedoeld voor breed publiek bestuurders,

managers, directeuren, beleidsmedewerkers en financieel medewerkers.

En wat is nou als basis dienstverlening, als beschut werk voor die nieuwe doelgroep?

Dat zijn de zogenaamde opstap en vangnet banen.

Opstap en vangnet banen,

dat zijn banen die je realiseert binnen het sociaal ontwikkelbedrijf,

maar niet voor de nieuwe doelgroep beschut,

maar voor de mensen die geen indicatie beschut hebben, maar desondanks

geen plek kunnen vinden op die reguliere arbeidsmarkt.

En tot slot ook onderdeel van die basis dienstverlening is de Wsw.

Nou, eerst gaan we in op de kosten van de basis dienstverlening.

Hoe kun je die nu eigenlijk berekenen?

Een centraal begrip daarin is de integrale kostprijs.

Hoe kun je die berekenen?

En dan vervolgens hoe maak je de meerjarige begroting van die kosten?

Dus het gaat om wat zijn je werkelijke kosten en wat zijn de begrote kosten?

Maar eerst die integrale kostprijs.

Wat is die eigenlijk?

Dat zijn alle kosten die je maakt

voor een bepaalde doelgroep.

Wat is de doelgroep?

Beschut werk bijvoorbeeld En wat is daar de integrale kostprijs van?

En dat is de integrale kosten per eenheid.

Voor beschut werk kun je totale kosten hebben van bijvoorbeeld € 1 miljoen?

Je hebt honderd mensen op een beschutte arbeidsplek.

Dan hebt zij dus de kosten per plek € 10.000

en vaak bij het aantal eenheden tellen we in fte.

Nou is een integrale kostprijs helemaal opgebouwd.

En wat zit er allemaal in?

Dat zijn de loonkosten.

Het is een fictief voorbeeld van een sociaal ontwikkelbedrijf zijn.

Het zijn geen landelijke gemiddelde.

Ze hebben gewoon een bepaald voorbeeld gemaakt met wat reële

kosten en ook opbrengsten.

Dus zijn de loonkosten, de loonkostensubsidie.

Loonkostensubsidie krijg je alleen voor beschut werk en voor de opstap

en de vangnet banen en die leiden tot de netto loonkosten.

Je ziet ze hier staan.

Voor de Wsw zijn die een stuk groter en dat heeft ermee te maken

dat je voor de Wsw geen loonkostensubsidie ontvangt.

Dan zitten daarin ook de bedrijfskosten.

Dat zijn alle kosten, maar met uitzondering van die loonkosten

en ook de bedrijfs opbrengsten.

Die zitten ook in de integrale kostprijs, dus dat is even een gedachte sprongetje.

Het bedrijf ontwikkelbedrijf heeft eigen inkomsten,

dus de omzet die gerealiseerd wordt met de verschillende doelgroepen.

Die worden dus meegenomen in de integrale kostprijs, de integrale kostprijs.

Eigenlijk de kostprijs die de gemeenten moeten betalen voor zo'n medewerker.

Dus die bedrijfskosten en die bedrijfs opbrengsten.

Het saldo daarvan, dat is het operationele resultaat.

En nu is het de netto loonkosten

minus het operationeel resultaat.

Dat leidt tot de integrale kostprijs per fte.

Nou, we staan nog eventjes stil bij de bedrijfskosten.

Wat zit daar nu allemaal in?

Eigenlijk is dat nog wel de lastigste van allemaal om

te berekenen en dat ook toe te rekenen op bepaalde groepen.

Hij kijkt eerst naar de directe kosten.

Dat zijn dus de directe kosten die op een werksoort gemaakt worden.

Dan kijk je naar de indirecte kosten.

Die reken je toe aan de verschillende werksoorten

werksoorten groen, schoonmaak, verpakken.

Dat soort werksoorten zijn verschillende methodes.

Verwijs ik ook even naar de handreiking van he,

hoe kun je nou die indirecte kosten?

Hoe kun je die toerekenen?

Dan ga je per werksoort ga je ook kijken wat de kosten per fte doelgroep zijn.

Want dan weet je bijvoorbeeld wat zijn nou de totale directe

en indirecte kosten bij de afdeling groen?

Hoeveel mensen vanuit de doelgroep werken daar?

Dan kun je, totale kosten kun je delen

door die totale doelgroep en dan heb je de kosten per fte te pakken.

Vervolgens ga je kijken naar de verdeling van met name beschut

opstap en vangnet banen en de Wsw nou bijvoorbeeld beschut werk heeft.

We hebben drie werksoorten A, B en C.

Die zijn verdeeld over die werksoorten, met in dit

voorbeeld twintig, dertig en 50%

Werksoort A kost € 10.000

per fte doelgroep. Werksoort B, 15.000, enzovoorts.

Nou, het gewogen deze bedragen gewogen leiden tot de

bedrijfskosten per fte, in dit geval dan van beschut werk.

Zo kun je zien hoe je na zo'n kostenpost

per fte toewerkt.

Nou, we hebben net gekeken naar hoe je die kosten kunt berekenen.

En dat is er meer.

Op basis van de gerealiseerde kosten.

Maar voor de begroting heb je natuurlijk ook kosten nodig.

En dat is net weer even iets anders.

Je kunt niet heel makkelijk zeggen van nou wat waren

afgelopen jaar de kosten huppakee, die neem ik mee naar volgend jaar.

Dat kan wel, maar dan gaan

dus de integrale kostprijs, die gaat dan veranderen en dat wil je eigenlijk niet.

Of je hebt liever niet natuurlijk dat de kosten bijvoorbeeld van beschut werk

elk jaar hoger worden.

Dus daar moet je wat mee. En hoe ga je dat dan begroten?

En hoe pak je dat dan aan?

Nou, in eerste instantie ga ik kijken hoe gaan die aantallen zich ontwikkelen?

Nou, we weten de participatiewet

Wsw wordt steeds minder.

Die nieuwe doelgroep die neemt steeds verder toe

en daar moet je rekening mee houden.

Breng dat in beeld, maak daar een raming voor.

Kom ik zometeen nog even op terug hoe je dat zou kunnen doen.

Vervolgens ga je kijken

hoe die groeiende groep van nieuwe doelgroep en die

krimpende groep Wsw, hoe zich dat verdeelt over de verschillende werksoorten.

Dus vervolgens krijg je per werksoort krijg je de aantallen meerjarig,

bijvoorbeeld de komende vijf jaar en dan ga je kijken

naar wat zijn nou per werksoort ook de verwachte kosten?

Nou, wat je eigenlijk niet wilt is dat die kosten in totaliteit

gaan stijgen, dus dan moet je kijken van wat betekent nou in één werksoort?

Als de aantallen medewerkers afneemt bijvoorbeeld,

wat betekent dat ook voor de kosten?

Nou, welke kosten worden automatisch minder en welke kosten

moeten we misschien, zeg maar de formatie verminderen voor de komende jaren?

Dus dat ga je.

Per werksoort ga je dat in beeld brengen.

Hetzelfde doe je, maar dan voor de totale overhead.

Dus die laat je ook meebewegen met de doelgroep.

En als derde stap, bij een, twee, drie, vier, vijfde stap.

Ga je ook kijken naar die bedrijfs opbrengsten?

Want die zullen meestal ook gaan veranderen.

Als je minder medewerkers hebt, kun je

minder toegevoegde waarde realiseren en dan vaak minder opbrengst realiseren.

Soms ook niet, maar dat ga je per werksoort wel in beeld brengen.

Daarna hou je nog rekening met loon en prijsontwikkelingen voor het komende jaar

en dat leidt ertoe dat je meerjarig de kosten in beeld gebracht hebt.

Voor alle werksoorten, maar ook voor het totaal van je organisatie.

Nou, vervolgens, en dat doen we in die stappen die we net hebben gezien

en kun je dus per doelgroep kun je dan de integrale kostprijs berekenen.

Dan heb je die integrale kostprijs voor verschillende jaren.

Die heb je op een rijtje staan.

Dan kijk je doen die wat ik wil.

Bijvoorbeeld: Stel ik wil niet dat de komende jaren

mijn integrale kostprijzen voor die verschillende doelgroepen gaan stijgen.

Nou, wat krijg je wat eruit komt?

Is het nou zo dat de berekende kostprijzen dat die hoger zijn

dan de oorspronkelijke kostprijs?

En dan ga je die cyclus weer opnieuw lopen en dan moet je dus op onderdelen

moet je dan

sneller omlaag, ook

met je kosten of je opbrengsten verhogen.

Nou voorbeeld van een meerjarenraming hier zie je er een.

Hier laten we eens zien wat nou beschut werk in aantallen doet

opstap- en vangnetbanen.

Die zien we toenemen de komende jaren.

Wsw zien we de komende jaren zien we die afnemen.

Nou dat telt op ook tot bepaalde totalen.

Dat we allemaal in FTE.

We gaan even vanuit dat er gezegd is de integrale kostprijzen, die

houden we constant en die vermenigvuldigen we dan met deze aantallen.

En die leidt dan tot de bedragen die hier staan.

Maar goed, dit zijn koude cijfers.

En wat betekent dat nou eigenlijk voor je organisatie?

We gaan weer even terug naar die verschillende kostensoorten.

De loonkosten gaan natuurlijk veranderen.

We zagen al verschillen tussen Wsw en beschut werk.

Nou, dat werkt door in je totale kosten.

Op zichzelf, doet dat voor jou als organisatie niet veel pijn.

want die doelgroep verandert en daarmee veranderen ook de loonkosten.

Nou, dat is op zichzelf.

Dat gebeurt automatisch.

Wat wel een belangrijke is, zijn die bedrijfskosten?

Kijk, als we uitgaan van dezelfde integrale kostprijs elk jaar.

Dat betekent dat dat in dit voorbeeld de bedrijfskosten van 10,9 miljoen

omlaag gaan naar 9,6 miljoen in 2029.

Dat is een daling van € 1 miljoen, dus dat betekent dat je dat

moet laten doorwerken in je organisatie en eigenlijk al nu moet weten

wat dat voor een verandering gaat betekenen in je organisatie.

En dan moet je in beeld brengen en ook op gaan sturen bij de bedrijfs opbrengsten.

Die gaan omlaag omdat ook de doelgroep omlaag gaat en zo zie je

dat die 21 naar 17 miljoen in totale kosten,

dat dat onderverdeeld is een aantal onderdelen en dan met name bij die bedrijfskosten,

dat je daar maatregelen moet nemen om ook

de organisatie ook goed te kunnen blijven sturen.

De vraag is nu deze bedragen die staan,

hoe ga je die nu vanuit de gemeente bekostigen?

En dat is het onderdeel van het volgende deel.

Dan gaan we nu naar het onderdeel Basis dienstverlening bekostigen.

Hoe doen we dat?

We kijken naar vier bekostiging methodieken.

De eerste de P maal Q methodiek,

daarna de methodiek van

nacalculatie, de lumpsum methodiek

en we eindigen met een aantal voorbeelden voor de toepassing van rijksbijdragen.

Dus hoe kunnen we de rijksbijdrage gebruiken als bekostiging

voor de basis dienstverlening?

Is P maal Q. Nou PxQ

betekent dat gemeenten een afgesproken

prijs en afgesproken bedrag per eenheid gaan betalen.

Na afloop van het jaar.

Die prijs kan bijvoorbeeld integrale kostprijs zijn

of ook een geambieerde prijs, bijvoorbeeld de

het bedrag in de landelijke benchmark.

Nou, dit past heel erg in een opdrachtgever

opdrachtnemer relatie tussen het sociaal ontwikkelbedrijf

en de gemeente, meestal de afdeling Werk en Inkomen.

Voordeel is dat deze methodiek heel veel flexibiliteit geeft.

Je voelt als Werk en Inkomen en niet de druk

om bepaalde aantallen te realiseren.

Maar aan de kant van het sociaal ontwikkelbedrijf is er natuurlijk sprake

van onzekerheid

en worden die aantallen die we in de begroting hebben staan wel gerealiseerd

en krijgt men ook wel de opbrengst waar ik rekening mee heb gehouden?

En een nadeel is hier ook dat er hogere kosten gaan ontstaan als die vraag

als die aantallen achterblijven bij de verwachtingen.

Dus zeg maar het sturen op kosten en opbrengsten en op

aantallen wordt voor sociaal ontwikkelbedrijven een stuk lastiger.

Als vervolg van de PxQ methodiek?

Voor de Wsw gelden deze punten

overigens niet, want daar zijn de aantallen al gegeven.

Heeft x aantal Wsw’ers en je weet ook hoe die aantallen zich ongeveer

gaan ontwikkelen en dan weet je ook wat de opbrengsten zijn.

Daarnaast de nacalculatie systematiek.

Dat betekent dat je een bedrag krijgt na afloop van het jaar en dat

bedrag is gelijk precies aan de kosten die je hebt gemaakt

aan deze methodiek.

Als er veel vertrouwen bestaat tussen gemeente en het sociaal ontwikkelbedrijf

die heel erg passend is

en ook voor als je als gemeente niet te veel risico wil lopen dat

er geknepen gaat worden op de kwaliteit van de dienstverlening op het moment.

Als het bedrijf niet uitkomt met de kosten die de middelen

die beschikbaar zijn gesteld en want die kosten worden immers allemaal bekostigd.

Risico is natuurlijk wel

dat die kosten hoger worden dan verwacht en mogelijk heeft, want

het sociaal ontwikkelbedrijf weet goh, al mijn kosten worden toch vergoed.

Dat er misschien net even wat minder stimulans is om strak

te letten op de doelmatigheid om te kijken waar kan het goedkoper?

Lumpsum methodiek.

Daar krijg je ook een bedrag, maar vooraf aan het jaar.

Dus je

gaat kijken van wat zijn de begrote kosten van mijn sociaal ontwikkelbedrijf?

En dat is bijvoorbeeld € 10 miljoen.

En dan krijgt het sociaal ontwikkelbedrijf krijgt vooraf € 10 miljoen.

Dat is een lumpsum vergoeding.

Het grote voordeel is natuurlijk dat je qua bekostiging helemaal

weet waar je als sociaal ontwikkelbedrijf als gemeente aan toe bent.

Met name als je veel waarde hecht aan financiële beheersing.

En dan is dat een hele goede methodiek.

En ook als je niet allerlei afrekeningen en

nacalculatie na afloop wilt hebben, want het bedrag staat immers vast.

Het risico is hier

wel omdat je in een strak kader zit qua financiën

en dat de kwaliteit of het beleid onder druk kan komen te staan

op het moment dat de kosten hoger blijken te zijn dan je had verwacht

bij het maken van de begroting, dan gaan we nu de bekostiging

met rijksmiddelen illustreren aan de hand van een aantal voorbeelden.

We kijken eerst dan naar de basis dienstverlening.

Hoe ontwikkelt die zich?

En vervolgens gaan we kijken ook naar de rijksmiddelen

die je volledig zou kunnen toedelen aan een sociaal ontwikkelbedrijf.

Maar eerst naar de basis dienstverlening.

Belangrijk is, zoals al eerder hebben laten zien

bij de bekostiging wat is nou eigenlijk de meerjaren ontwikkeling van je aantallen?

En die heb je nodig om je kosten meerjarig te kunnen gaan berekenen.

Nou, de stukken die vanuit het

Rijk komen waarin ook de middelen beschikbaar gesteld worden,

die geven mooi houvast voor hoe die aantallen zich gaan ontwikkelen.

Bijvoorbeeld bij de mei en de septembercirculaire staan ook documenten

waarbij je inzicht kunt krijgen in het aantal Wsw’ers.

Wellicht heb je zelf al dat inzicht, maar het is altijd goed om dat af te zetten

tegen de ramingen van de rijksoverheid.

Bij beschut werk,

daar wordt gewerkt met een taakstelling.

De vraag is hoe gaat die taakstelling zich nou de komende jaren ontwikkelen?

Nou, dat kun je doen aan de hand van het beschikbare

budget dat voor beschut werk beschikbaar is.

En die krijg je ook van de rijksoverheid te horen.

Hoe gaat dat budget zich de komende jaren ontwikkelen?

Nou, als het elk jaar stijgt met 5 of 10%,

dan kun je die vijf of 10% loslaten op je taakstelling.

En dan weet je ook ongeveer hoe jouw taakstelling de komende jaren gaat ontwikkelen.

Tot slot de opstap- en de vangnetbanen.

Misschien is die iets lastiger omdat die opstap- en die vangnetbanen

zijn geen officiële categorie in de bekostiging van de rijksoverheid.

En SZW houdt wel rekening met

tienduizend van deze opstap- of vangnetbanen.

Nou, als je daarvan uitgaat, kun je dat kijken.

Wat betekent dat voor mijn gemeente?

Het is ongeveer eenderde van de aantal beschut werkers..

Maar je zou ook kunnen zeggen ik neem bijvoorbeeld

de helft van het aantal beschut werkers als opstap en vangnet banen,

wat feitelijk het aantal banen die voor deze groep wilt realiseren.

Daar maak je een beleidsmatige inschatting van.

Als die aantallen bekend zijn dan kun je ook toe

naar de kosten van deze groep en de bekostiging van deze groepen.

Eerst gaan we naar de Wsw.

Nou we gaan uit van een integrale kostprijs en dat bedrag

hebben we eerder al genoemd, dus laten we daar maar even aan vasthouden.

Van € 38.000.

Nou, omdat die aantallen toenemen dan zie je ook dat dat tweede punt

dat ook de totale, sorry, de aantallen gaan afnemen van

de Wsw, dat de totale kosten ook gaan afnemen.

Dus dat bedrag wat bekostigd moet worden. Dat neemt ook af.

Wat we ook zien en dat haal je weer uit de

documenten die bij de

de rijksmiddelen zitten.

Bij het gemeentefonds zitten bij de circulaires en die bedragen

per kop kun je berekenen en aan

de hand daarvan kun je ook het meerjarige budget berekenen.

En dat zie je op dit moment dat de komende jaren naar

verwachting het bedrag per Wsw’er gaat toenemen.

En dat betekent dus ook dat het budget per hoofd gaat toenemen.

En dat betekent als die € 38.000 als integrale kostprijs, als je erin slaagt om

die constant te houden, dat je besparingen gaat realiseren op de Wsw.

In 2024 heb je dan nog een nihile besparing,

maar die loopt wel op naar een besparing van 1,8 miljoen in dit voorbeeld in 2029.

Bij beschut werk en gingen we uit van een integrale kostprijs

van 16.500 naar de aantallen van beschut werk, die nemen toe.

Stel dat je weer uitgaat van een constante integrale kostprijs

voor de komende jaren.

De kosten, de prijs gaat niet omhoog.

Dat betekent wel dat de totale kosten omhoog gaan, omdat het aantal

beschut werkers natuurlijk toeneemt.

Nou, wat krijgen we dan aan middelen binnen vanuit het Rijk

voor het bekostigen van beschut werk?

Nou, in eerste instantie de integratie-uitkering Participatie

en dit voorbeeld loopt die op van 1,4 miljoen na 2,1 miljoen.

Daarnaast hebben we ook een bedrag per loonkostensubsidie en

vaak zijn we dat ons niet goed bewust, maar die zit in het gemeentefonds

per LKS’er

en beschut werker ontvangt een loonkostensubsidie.

Dus in het gemeentefonds krijg je voor elke beschut werken

elke LKS’er € 5291.

Dat is voor 2024, zeg ik even uit mijn hoofd.

En dat is € 7.000 per fte, dus

per fte is deze nog hoger dan per eenheid.

En dat betekent dus dat bedrag ook per LKS, per

fte beschut werker in het gemeentefonds beschikbaar is en dat leidt ook

tot een bedrag in het gemeentefonds van 0,8 miljoen tot 1,1 miljoen.

2029.

Dat betekent dus

dat je een bedrag in totaal van 2,2 miljoen,

oplopend naar 3,2 miljoen in 2029 beschikbaar hebt.

Nou, we hebben al eerder gezien dat die kosten oplopen naar 2,6 miljoen.

Dat betekent dus dat die middelen in het gemeentefonds

dat die voldoende zijn om de kosten van beschut werk te compenseren.

Sterker, hij houdt eigenlijk nog wat geld aan over

die je voor andere dingen kunt inzetten.

Nou, nu gaan we naar de opstap- en vangnetbanen

die uitgaan weer van die integrale kostprijs.

Aantallen lopen op, dus dat betekent ook dat de totale

begrote kosten op gaan lopen.

Wat heb je nou in het gemeentefonds beschikbaar wat je

direct aan die opstap banen en die vangnet banen kunt toerekenen

als ze in de eerste plaats weer dat bedrag per LKS’er.

Dus deze groep, die ontvangt uiteraard ook een loonkostensubsidie

is een groep met een beperkte loonwaarde,

de tweede de infrastructurele toeslag.

Nou, dat is ook een budget wat feitelijk

aan deze groep toegerekend kan worden.

En in dit voorbeeld krijgt de gemeente twee ton

in 2025 en dat bedrag gaat oplopen

naar drie ton in 2029.

Nou, als je die bedragen in het gemeentefonds per LKS’er

en dat bedrag in die infrastructurele toeslag bij elkaar optelt,

dan krijg je een bedrag van 0.4 miljoen in

2024 naar 0.8 miljoen in 2029.

En dat kun je direct toerekenen aan die opstap- en vangnetbanen.

Nou en dan zie je dat dat niet toereikend is om die totale kosten te dekken.

En wat voor middelen heb je nog meer?

En wat is plausibel aan geld om in te zetten om die opstap-

en die vangnetbanen te financieren?

Nou kijk is,

we hebben net al gezien bij de Wsw.

Daar is naar verwachting voor de komende jaren in dit voorbeeld doordat die

rijksmiddelen gaan toenemen per hoofd een besparing.

Nou, deze besparing van die 1,8 miljoen is ruim voldoende

om die totale kosten van die opstap- en die vangnetbanen te gaan compenseren.

Bij beschut werk zagen we

in dit voorbeeld ook een besparing op de rijksmiddelen.

Die kunnen we ook inzetten ter compensatie van de

middelen die we nodig hebben voor die opstap en die vangnet banen.

Wat ook zo is natuurlijk, die opstap en vangnet banen.

Het is niet alleen maar

sector baan, maar er zit ook een ontwikkel en re-integratie doelstelling aan vast.

Want de bedoeling is dat die opstap- en vangnetbanen in principe tijdelijk

zijn en dat mensen kunnen doorstromen of uitstromen naar regulier werk.

Dus het is

helemaal niet zo gek om vanuit het budget dat je hebt voor re-integratie.

In dit voorbeeld gaan we even ervanuit dat de

gemeente of de gemeente behorend bij die sociaal ontwikkelbedrijf 7 tot

€ 8 miljoen beschikbaar hebben voor re-integratie.

En dat budget kun je heel goed inzetten,

ook voor het bekostigen weer van die opstap en die vangnet banen.

En als laatste ook de bespaarde uitkering.

Het typisch deze groep lukt niet om regulier aan de slag te komen,

dus als ze niet aan het werk zijn

is de kans heel groot dat ze in de bijstandsuitkering komen.

Dus dat betekent dat je dus ook nog een bespaarde uitkering hebt.

En je kunt er voor kiezen

om die ook die besparing of een deel van die besparing in te zetten voor deze groep.

Ik ken ook voorbeelden van gemeenten en sociaal bedrijven

die zeggen op het moment dat jij een opstap- en vangnetbaan realiseert,

betalen wij de volledige begeleidings vergoeding.

Begeleidings kosten uit de bespaarde uitkering.

En die keuzes kun je allemaal maken

Nou, al die cijfers die ik hier laat zien.

Ik verwijs je daarvoor ook naar een rekentool

die we hebben gemaakt in opdracht van Cedris en Divosa.

Daar wordt in de handreiking wordt daarna ook verwezen

en die moet allemaal inzicht in dit soort cijfers en dit soort kengetallen.

En dan kun je ook zelf rekenen van op welke manier kunnen we die rijksmiddelen

nou inzetten voor de basis dienstverlening?

En hoe kunnen we ook rekenen met die aantallen die we daarnet zagen?

Graag laat ik ook nog een ander voorbeeld zien.

Kijk, wat kun je nog meer met die rijksmiddelen doen?

En die rekentool waar ik het net over had, die brengt helemaal in beeld wat

je aan middelen voor de Participatiewet als gemeente beschikbaar hebt.

En dat zijn voorbeelden.

Bijvoorbeeld bij het sociaal ontwikkelbedrijf Senzer rond Helmond,

maar ook het sociaal ontwikkelbedrijf Werkzaak, Rivierenland.

In Rivierenland rond de gemeente Tiel.

Die hebben ervoor gekozen.

Wij gebruiken al die rijksmiddelen en die zetten we in principe in

voor de uitvoering van de Participatiewet.

Nou, dat die voorbeeld ik dan noem zijn gecombineerde bedrijven, dus dat betekent

ook dat ze de hele uitkerings verstrekking in huis hebben.

Dus die doen heel veel taken.

Naast de Wsw en de basis dienstverlening.

Nou, ik pak nu even het voorbeeld van Senzer.

Want Senzer die krijgt elk jaar automatisch de integratie uitkering

participatie overgeheveld.

Daar zitten de gelden voor de Wsw in, de gelden voor beschut werk

en zometeen ook de infrastructurele toeslag.

Dus de integratie uitkering gaat één op één over naar het sociaal ontwikkelbedrijf.

Daarnaast hebben we ook nog en dat is meer een black box.

Die zit ook in dat gemeentefonds en dat is het cluster participatie.

Hier verwijs voor verwijs ik ook naar

die rekentool, maar kijk ook naar de handreiking

explicitering budget van de Participatiewet en de Wsw.

En die handreiking wordt ook helemaal uitgelegd

hoe dat cluster participatie in elkaar zit.

Nou Senzer even weer als voorbeeld

die krijgt 98% van die kosten,

2% niet omdat de gemeente die gebruikt voor eigen kosten die ze maken

op het terrein van de participatiewet.

En ze krijgen ook niet de minima gelden die in dat cluster zitten.

De Senzer krijgt alle middelen die de deelnemende gemeenten krijgen

in het gemeentefonds voor uitvoering van re-integratie en voor begeleiding.

En die gaan over naar het sociaal ontwikkelbedrijf.

Nou, dan is er ook nog budget voor bijstand

en loonkostsubsidies, ook wel het BUIG budget bedoeld genoemd of het inkomensdeel

gaat ook over naar Senzer.

En tot slot is er ook nog een risico reserve

waar ze rekening mee houden op het moment dat er tegenvallers zijn.

Ze komen niet uit met de middelen,

dan wordt er gebruik gemaakt van die risico reserve en in principe is die

risico reserve voldoende om twee jaar lang zeg maar door te gaan

zonder aanvullende middelen vanuit de gemeente.

Nou, verdere uitwerking verwijs ik ook voor naar de handreiking.

Dat voelt nu te ver om dat helemaal door te kijken, door te nemen.

Maar in ieder geval is dat ook wel de bekostiging die daar voor gekozen is.

Misschien wel tot slot een belangrijke aanvullende opmerking.

Het is niet zo van wij geven dat geld aan het sociaal ontwikkelbedrijf

en het sociaal ontwikkelbedrijf gaat er helemaal zelfstandig mee aan de slag.

Nee, uiteraard gaat voor dat sociaal ontwikkelbedrijf ga je met elkaar als deelnemende gemeente

ook natuurlijk het beleid bepalen, de strategie bepalen en ook die

begroting opstellen die begroting moet aan de voorkant ook altijd vastgesteld.

En daarop blijkt ook dat je soms

misschien die rijksmiddelen helemaal niet allemaal nodig hebt.

Of misschien dat er wel meer nodig is, dat dan aanvullende keuzes moeten worden gemaakt.

En dat is een moment wat altijd moet plaatsvinden.

Dus het is die middelen gaan over en vervolgens gaat in de GR gaan de gemeente,

het bestuur kijken van op welke manier gaan we die middelen inzetten?

Of misschien de middelen hebben we niet allemaal nodig.

Die gaan dan terug naar de gemeente of die worden aan die risico

reserve toegevoegd.

Nog even kort wat ga je nou doen?

Want die bekostigingsmethodieken die we net allemaal besproken hebben,

ja, dat is geen 100% garantie dat die een volledige dekking geven van je totale kosten.

Nou, wat voor een afspraken kunnen maken?

Nou, de eerste afspraak die je zou kunnen maken

ontstaat er een tekort bij jou als sociaal ontwikkelbedrijf?

We spreken af dat je eerst gaat kijken.

Zijn er meevallers op andere terreinen binnen jouw begroting?

Dus je hebt bijvoorbeeld een tekort bij beschut werk.

Maar misschien op andere delen.

Is er sprake van een meevaller?

Kun je die inzetten om die tekorten bij

verwachte tekorten bij beschut werk te compenseren?

Ten tweede als je niet bij iedereen alle sociaal ontwikkeld bedrijven hebben een eigen

vermogen of op behoedzaamheid reserve, maar als je die wel hebt,

als je daar gebruik van hebt gemaakt, kun je ook die tekorten ten laste brengen

van die behoedzaamheidsreserve.

Nou, het woord zegt het al, die reserve is daar speciaal voor aangemaakt

om in het geval van tegenvallers uit de reserve te kunnen putten.

Om te voorkomen dat de gemeente in enig jaar ook weer extra geld bij moeten storten.

De derde stap wat je zou kunnen afspreken met elkaar.

Maar dat vraagt actie van de gemeente en dat is een stuk heroverweging.

Bijvoorbeeld ten aanzien van het beleid.

We hebben hoeveelheid beleid hebben ingezet.

Lopende het jaar zie je dat de bekostiging

onvoldoende is, waardoor er tekorten dreigen.

Wij gaan minder beleid doen.

We gaan minder mensen bijvoorbeeld aan het werk helpen of

minder re-integratie doen om uiteindelijk uit te komen,

wel met de kosten.

Nou, tot slot kan natuurlijk ook altijd besloten worden om vanuit de gemeente een

extra gemeentelijke bijdrage te doen, zodat er een sluitende begroting ontstaat.

Dan gaan we nu kijken welke stappen je moet nemen

om te komen tot een verbeterde kosten methodiek.

Eerst gaan we kijken naar welke stappen je moet zetten

om te komen tot zo'n bekostigingsmethodiek.

Dan gaan we specifiek kijken naar de multicriteria analyse.

Ik leg zometeen wel uit wat dat is, maar als een van de stappen

om te komen tot een keuze voor een gedragen kostenmethodiek.

Nou, welke stappen zet je nu om uiteindelijk ook je kosten methodiek aan te passen?

Je loopt tegen knelpunten aan

en dat gebeurt regelmatig bij sociaal ontwikkel bedrijven.

Het zijn complexe bedrijven, gaat om veel geld en zeker wat je nu ziet.

Omdat we allemaal in transitie zitten en dat het nogal eens voorkomt

dat er veel tekorten zijn en dat ook onduidelijk is.

Waar komen die tekorten nou precies vandaan?

En of we verwachten voor de komende jaren

dat er allerlei tekorten gaan ontstaan

of er is een nieuwe strategische koers is bepaald.

Dat kan ook een aanleiding zijn om nog eens die bekostigingsmethodiek

tegen het licht te houden en bij het nieuwe bedrijf wat je

gaat inrichten.

Maar er moet dan misschien een nieuwe bekostigingsmethodiek voor ontwikkeld worden.

En daarvoor is een stappenplan.

Ga je eerst natuurlijk kijken van wat zijn nu de sterke

en zwakke punten van de bestaande bekostiging methodiek

en waar loop je tegenaan en met name wat zijn de knelpunten?

Maar ook wat gaat er eigenlijk goed?

Wat bevalt ons wel in de bestaande kosten, bekostigingsmethodiek?

Nou, die wordt vaak zo'n analyse.

Er zijn dat de financials die die uitvoeren.

Bijvoorbeeld controle van het sociaal ontwikkelbedrijf

met de financieel medewerkers van de gemeente.

De volgende stap is

dat je verschillende andere bekostiging methodieken gaat uitwerken.

Nou, we hebben ze allemaal net langsgelopen welke opties er zijn.

Je kunt al die vier nemen of misschien weet je op voorhand al

Nou, we gaan ons helemaal focussen op bekostiging vanuit de rijksmiddelen.

Ik zal wel willen adviseren om bij die alternatieve bekostiging methodiek

om breed te kijken, zodat je ook zometeen een goede afweging kunt maken

en die bij nader inzien denkt

dat is het toch niet en dat je het hele proces dan opnieuw wil starten.

Ik zou heel breed kijken naar van welke mogelijkheden.

Vrijdenkend zijn er allemaal om ons sociaal ontwikkelbedrijf te bekostigen?

Nogmaals, die verschillende varianten, die hebben het net gehad.

Nou, daarna als je die verschillende methodieken in beeld hebt gebracht,

dan weet je ook je gaat uit van de kosten.

Wat gaat het bedrijf de komende jaren kosten?

Hoe kunnen we die kosten gaan bekostigen vanuit de gemeente.

Ook zodat het meerjarig ook gaat werken?

En als je die variant hebt, die zet je op een rij en die ga je

wegen en ga ik kijken van

hoe ja wat vinden we daar eigenlijk van?

Van al die afzonderlijke methoden.

En dat doe je aan de hand van een multi criteria analyse.

Nou, als je die multi criteria analyse hebt uitgevoerd en dan weet je ook

hoe die verschillende varianten die je hebt uitgewerkt, hoe die worden gewogen,

Nou de ene variant de daar voeren we meer voor dan die andere variant.

Nou, uiteindelijk kun je op deze manier toewerken naar een voorkeursvariant

en als die gekozen is,

dan kan uiteindelijk ook die nieuwe methodiek geïmplementeerd worden.

Nou, wat is nou de multi criteria analyse?

Ik ga deze niet helemaal invullen.

Het is ook even ter illustratie omdat het helemaal doornemen,

ja dat voert nu te ver, maar wat je feitelijk doet is.

Ik ga er even hier vanuit dat je in dit voorbeeld vier bekostigingsmethodieken

hebt genomen als zijnde bekostiging methodiek die we daarnet besproken hebben.

Maar dat kunnen ook weer sub varianten zijn, bijvoorbeeld bij PxQ.

De ene variant is.

Dat doen we op basis van de integrale kostprijs en de andere variant is.

We doen dat op basis van ik zeg maar wat de

de benchmark cijfers, de prijs.

Je kunt dus ook sub varianten erboven, maar het aantal kolommen neemt dan natuurlijk toe.

Nou hebben we een aantal voorbeelden van criteria beoordelingscriteria

die je zou kunnen gaan hanteren en wat je dan eigenlijk per

methodiek gaat doen.

Op het moment dat je gaat wegen met zijn MCA dan ga je kijken.

Bijvoorbeeld bij consistentie.

Bij PxQ geven we die, zeggen op een schaal van 1 tot 5

vinden we heel consistent die methode die we hebben bedacht.

Krijgt die een 5.

We vinden best wel consistent en dan geven we vier,

maar het is niet consistent, niet inconsistent.

Dan zit je op drie.

Je voelt ‘m al aankomen twee

Hij is niet zo consistent en één is helemaal niet consistent.

Nou, zo kun je.

Scores kun je gaan toepassen.

Nou, dan geef je dus elk element, elk criterium geef je een score in die witte cellen.

Je gaat dan ook een gewicht bijvoorbeeld.

Wij vinden het heel erg belangrijk dat het doelmatig

is of wij vinden de solidariteit heel erg belangrijk.

Die geven krijgen krijgen we allemaal gewicht van 0 tot 100%.

Maar dan kun je Vervolgens kun je al die scores in die witte cellen, die kun

je gaan wegen en met elkaar optellen en dan krijg je.

Op gegeven moment krijg je dan een totaal beoordeling die past

bij die verschillende geïnventariseerde modellen.

Als we heel snel langsgaan, wat hebben we nou voor criteria hier opgenomen?

Bij consistentie, ja, ik vind dat zelf altijd een hele belangrijke hè?

Ik zie dat als verschillende methodieken, bijvoorbeeld de PxQ

methodiek en de rijksbijdragenmethodiek.

En soms ook nog een lumpsum methodiek.

Als het allemaal door elkaar heen loopt.

Dat is vaak een recept tot veel gedoe

en veel onduidelijkheid van waar komen bepaalde kosten nou vandaan?

Waarom is er nou een tekort?

Komt dat door die PxQ of door die rijksbijdrage?

Ik zou zeggen neem als uitgangspunt om één methodiek voor het totaal toe te passen.

De financiële beheersbaarheid.

Dat is dus ook een belangrijke hè?

In dit geval zou ik zeggen de rijksbijdrage.

Die biedt een bepaalde garantie voor die financiële beheersbaarheid.

Hij bepaalt, betaalt bij de rijksbijdrage in principe niet meer

dan je als gemeente binnenkrijgt.

Bij doelmatigheid, en ik ga er even heel snel overheen.

Nogmaals, het heeft ook mee te maken, om dit echt één op één te scoren.

Vraagt ook om hoe heb je het nou precies uitgewerkt?

Zo'n heel model

dus je kunt dat heel moeilijk op deze manier koud allemaal scoren.

Maar het heeft wel.

Bij bepaalde varianten zie je dat ze net even wat zwaarder wegen dan andere,

bijvoorbeeld bij die doelmatigheid.

PxQ kan heel doelmatig zijn. Waarom?

Omdat er een sterke focus is op die P,

de P is helder en heeft sociaal ontwikkelbedrijf ook

een duidelijke prijs waar je op kan koersen, waar die op kan sturen.

Solidariteit.

Nou, daar springt de rijksbijdrage wat mij betreft weer uit.

Omdat je dan vooral kijkt wat krijgen de gemeenten aan middelen binnen?

En die bedragen,

Die brengen we in voor de uitvoering van de taken van het sociaal ontwikkelbedrijf.

We kijken dus niet precies wat je per gemeente doet.

We kijken vooral; Wat heb je als middelen beschikbaar?

Maar solidariteit kun je ook bij PxQ toepassen.

Bijvoorbeeld We maken geen onderscheid.

Of de ene gemeente nou mensen met een hele hoge

loonwaarde en andere gemeente mensen met een hele lage loonwaarde in

dienst hebben bij het sociaal netwerk bedrijf en dat is ook solidariteit.

Profijtbeginsel, dat heeft ermee te maken of de bekostiging

meeloopt met ook het gebruik

dat een gemeente maakt van het sociaal ontwikkelbedrijf.

Nou dat kun je voorstellen dat bij PxQ

dat dat vooral iets is wat past bij zo'n profijtbeginsel.

Maar vergis je niet bij rijksbijdrage en feitelijk wat

daaronder zit aan verdeel maatstaven waarop de rijksbijdragen worden bepaald.

Die lopen ook heel sterk mee met het

gebruik en met aantal doelgroepen die je hebt als gemeente.

Dus feitelijk zit profijtbeginsel impliciet ook in die rijksbijdrage verstopt.

Bestuurlijke rust.

Mijn ervaring is dat met name bij de rijksbijdrage

dat dat tot veel bestuurlijke rust kan leiden, omdat je weet ik betaal nooit meer

aan het sociaal ontwikkelbedrijf dan wat ik vanuit

de rijksoverheid binnenkrijg.

Bij nacalculatie en lumpsum

moet je daar altijd weer even goed naar kijken, dat weet je nooit helemaal zeker.

Maar met name ook zo'n nacalculatie kan ook tot veel bestuurlijke rust leiden.

Omdat je weet sociaal ontwikkelbedrijf, er zit niet steeds een spanning van o,

kom ik wel uit met mijn middelen,

Transparantie.

Daar is met name ook die PxQ.

Kan heel erg transparant zijn,

want je weet precies wat de aantallen zijn.

De prijs die berekend is.

De rijksbijdrage is in de praktijk ook transparant, want je

weet precies welke middelen binnenkomen en welke aantallen daar onder hangen.

Dus dat kun je allemaal vergelijken.

Ook met het sociaal ontwikkelbedrijf.

Toekomstbestendigheid.

Ik denk dat hier de rijksbijdrage methodiek dat die

daar de meeste garanties voor biedt, omdat je daarmee ook

eigenlijk heel goed weet hoe die middelen zich in de toekomst gaan

ontwikkelen die je vanuit het Rijk krijgt.

Die houden ook rekening met die transitie waarin je zit

en hebt met die kennis en die informatie.

Die kun je ook

meteen vertalen in je bekostiging van het sociaal ontwikkelbedrijf.

Bij die ander is dat veel minder, met name bij PxQ, waarbij er veel in de praktijk

veel minder garanties zijn in met name die hoeveelheid component.

Ja, dan moet je maar kijken

hoeveel wordt er gebruik gemaakt van de diensten van sociaal ontwikkelbedrijf,

waarbij ook die toekomstbestendigheid ook op het

spel kan komen te staan, maar geen perverse prikkels.

Ja, dat is vaak ook weer hoe je het precies regelt.

Ik verwijs daarbij ook

voor naar de handreiking om te kijken hoe dat precies zit.

En ook de borging van het

vangnet heeft ook een beetje te maken met die toekomstbestendigheid.

Die zit vooral ook bij de rijksbijdrage.

Maar het gaat natuurlijk om dat je uiteindelijk ook dat vangnet

wat voor een belangrijk deel vaak al in veel regio's bestaat.

Maar dat wil je ook niet te veel laten interen en uiteindelijk laten verdwijnen.

Maar nogmaals gezegd dat leidt tot een totaal beoordeling

en op basis van deze uitkomst kun je dus met elkaar in discussie gaan van,

als bestuur of als gemeente met het sociaal ontwikkelbedrijf

En van welke bekostiging methodiek geeft nou de voorkeur?

Nou echt even een korte illustratie van zo'n multi criteria analyse.

Oké, dan wil ik graag nu afsluiten.

We hebben gekeken naar hoe kun je nou de

kosten van het sociaal ontwikkelbedrijf bepalen?

Hoe kun je de kosten bekostigen als gemeente?

We hebben de Rijksfinanciering, hebben we als voorbeeld genomen.

Als je die neemt als een van de bekostigingsmethodieken.

En tot slot hebben we gekeken, heel kort

een stapsgewijze aanpak voor hoe je kunt komen tot een goede

bekostigingsmethodiek die toekomstbestendig

is en past bij jouw sociaal ontwikkelbedrijf.

Maar, ik hoop van harte dat dit helpt

bij de zoektocht naar hoe gaan we om met elkaar als gemeente met sociaal ontwikkelbedrijven.

En dat zeg maar die handreiking die we hebben geschreven,

dat die ook bijdraagt aan het bouwen van een robuust bedrijf

en een goede uitvoering van de hele Participatiewet waarmee we steeds

meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag kunnen helpen.

Veel dank voor uw aandacht en graag tot ziens.