Ab Harrewijn Rede door minister Schouten

Ab Harrewijn Rede door minister Schouten tijdens Landelijke Cliëntenraad, op 13 mei 2023.

1. Inleiding

Dames en heren, beste aanwezigen. Het is een eer vandaag deze Ab Harrewijnrede te mogen houden.

In het verleden heb ik als medewerker bij het ministerie nog een kleine rol mogen spelen bij zowel de oprichting van de Landelijke Cliëntenraad als het in het leven roepen van de Ab Harrewijnprijs. En het is prachtig om, zoveel jaren later, te zien wat er door de inzet en ideeën van betrokken mensen tot stand is gebracht.

Want inmiddels is het waardevolle werk van de Landelijke Cliëntenraad niet meer weg te denken uit het sociaal domein. Beschouwen we het als vanzelfsprekend dat de LCR een stem geeft aan mensen die met bestaansonzekerheid te maken hebben of hebben gehad. De doorlopende campagne ‘Het gaat over mij’ is daar een prachtige illustratie van.

Want het is van wezensbelang dat we oog houden voor het waardevolle perspectief van ervaringsdeskundigen op talloze terreinen. Van werknemersregelingen en de Participatiewet tot de algemene aanpak van geldzorgen, armoede en schulden die vanuit mijn departement

Zoveel jaren later is het mooi te kunnen vaststellen dat Ab Harrewijn als grondlegger van de LCR op deze manier wordt geëerd. Dat zijn gedachtegoed in herinnering worden geroepen. Onder andere via de jaarlijkse prijs en via deze rede.

Dat gedachtegoed is niet in 1 zin samen te vatten. Maar als het ergens op stoelt dan is het wel het belang van een betrokken samenleving. Van mensen die naar elkaar omzien en er zorg voor dragen dat niemand buiten die samenleving komt te staan.

Ab Harrewijn belichaamde dat als geen ander. Hij geloofde als ras-optimist dat mensen een bepalende verschil kunnen maken voor elkaar. En zijn eigen leven stond daarom ook in het teken van het maken van verschil.

Zijn enorme betrokkenheid richtte Ab Harrewijn voornamelijk op wat hij ‘de rafelranden’ van de maatschappij noemde. De plekken waar mensen met bestaansonzekerheid te maken krijgen. Waar mensen er alleen voor komen te staan. Zich geconfronteerd zien met een stapeling aan levensmoeilijkheden die ze boven het hoofd stijgen.

Voor die mensen zette Ab Harrewijn zich bij verschillende maatschappelijke organisaties onvermoeibaar in. En dat deed hij ook altijd vanuit zijn rol als theoloog en predikant. Aanvankelijk zou hij het installatiebedrijf van zijn vader overnemen en monteur worden.

Maar hij besloot als zoon uit een gereformeerd ARP-gezin theologie te gaan studeren. Hier, in Utrecht.

Hij studeerde af als hervormd predikant en trad een tijd op als arbeidspastor in het havengebied van Amsterdam-Noord. Zijn preken begon hij altijd met het perspectief van mensen die hij zelf in zijn werk of daarbuiten tegenkwam.

Maar het bleef vanzelfsprekend niet bij woorden. Zo organiseerde hij ‘rafelrand conferenties’ om de groeiende problematiek van dakloosheid en het gebrek aan opvangplekken aan te kaarten. En om samen met professionals, vrijwilligers én daklozen zelf met oplossingen te komen.

En hij roerde zich in de politiek. Altijd eigenzinnig. Een tikkeltje dwars. De confrontatie niet schuwend. Eerst bij de CPN. Later bij GroenLinks, als partijvoorzitter die nog weleens achter het katheder wilde gaan staan met een biertje in z’n hand. En vanaf eind jaren '90 ook als Tweede Kamerlid.

Zijn geloof verdween daarbij nooit uit zicht. Bleef een bron van inspiratie. Hij wilde dan ook alles zijn behalve een dominee die mensen in de kerk – zoals hij het zelf zei – ‘liedjes laat zingen voor de eigen zielenheil.’

Het geloof betekende voor hem: zoveel mogelijk het goede doen. Niet berusten in een gebroken, oneerlijke wereld maar er iets aan doen. Juist daarom werd hij zo sterk geraakt door het Bijbelse inzicht – in zijn eigen woorden – dat we moeten streven naar ‘gerechtigheid en vrede’.

2. Betrokken samenleving

Beste aanwezigen, dat streven kon in zijn ogen niet zonder een betrokken samenleving. En daar wil ik het vandaag over hebben.

Ab Harrewijn was een uitgesproken socialist, zeker. Hij zag een dominante rol voor de overheid. Want die moest ongelijkheid en armoede bestrijden. Moest zorgen voor zekerheid.

Ik zal hier niet zeggen dat ik me heb bekeerd tot de rode strijd. Dan heb ik bij mijn partij wat uit te leggen.

Maar ik laat me wél inspireren door het belang dat Ab Harrewijn hechtte aan een betrokken samenleving. Want zonder levendige maatschappelijke organisaties en bezielde maatschappelijke verbanden die het middenveld vormen tussen overheid en individu gaat het niet.

Ab Harrewijn kon het weten. Hij stond er middenin. Zag hoe overheid en samenleving elkaar aan kunnen vullen. Hoe beiden hun rol te vervullen hebben bij het zorgen voor bestaanszekerheid. Hij zei, en ik citeer: ‘Als overheid kun je veel, maar lang niet alles (…) Het is goed dat je oog hebt voor wat mensen bindt, beweegt en inspireert. En dat daar positieve krachten vanuit gaan waar samenleving en overheid baat bij hebben.’

3. Belangrijke opdracht

Begrijp me niet verkeerd: dat ontslaat de overheid niet van haar verantwoordelijkheid, integendeel. Ik geloof dat de overheid aan de basis moet staan van de bestaanszekerheid van mensen. Door bij het maken van wetten en regels uit te gaan van vertrouwen zodat onze sociale zekerheid in de praktijk ook echt doet wat het moet doen.

En daar ligt, zoals u weet, een grote uitdaging. In Den Haag proberen we daar samen met maatschappelijke partners en andere ministeries aan te beantwoorden.

In de 1 plaats door met een brede waaier aan maatregelen aan de basis te werken. Door in te zetten op preventie. Bijvoorbeeld door samen met maatschappelijke partners, zoals de NVVK  en de VNG en te voorkomen dat mensen uit een schuldhulptraject vallen vanwege nieuwe schulden door de stijgende maandlasten.

Door het minimum loon te verhogen. Te onderzoeken of het sociaal minimum nog toereikend is. En door opnieuw te kijken naar de beslagvrije voet: het minimale bedrag waar mensen met schulden maandelijks recht op hebben.

Maar er ligt ook een belangrijke opdracht om breder te kijken naar onze sociale zekerheid. Naar welke uitgangspunten en welk mensbeeld eigenlijk de voedingsbodem is geweest voor veel wetten en regels.

Daarom brengen we de Participatiewet in balans. Stellen we de menselijke maat voorop bij de bijstandverlening. Zorgen we dat er niet langer een boete op compassie staat als iemand met een uitkering hulp krijgt van familie of vrienden.

En daarom kijken we via het programma Werk aan Uitvoering waar de menselijke maat mogelijk is. Door de praktijk van de dienstverlening te verbeteren en meer aansluiting te vinden bij wat de hulpbehoeftes zijn van mensen zelf.

Vertrouwen dient centraal te staan. En dat besef is – gelukkig – inmiddels breed ingedaald.

Het fundament van de sociale zekerheid is vaak wankel en poreus gebleken. Een doolhof van vaak onbegrijpelijke wetten en regels die zijn gestoeld op wantrouwen. Fatma [Koser Kaya] zei dat onlangs in een interview treffend. ‘De mentaliteit is lang geweest: stel je toch voor dat iemand probeert de boel op te lichten. Er is altijd een kleine groep mensen die misbruik maakt van de voorzieningen, maar moet je daar het hele beleid op richten?’ Een terechte constatering.

Dat is te vaak wél gebeurd. En dat raakte en raakt juist mensen die het al moeilijk hebben. Zij ervaren ‘systeemstress’, zoals Lector Armoede Interventies aan de Hogeschool in Amsterdam Anna Custers het noemt. Zij ervaren een enorme mentale belasting omdat ze vastlopen in het systeem. En er de dupe van worden.

Het toeslagenschandaal is daar het gruwelijke symbool voor geworden. Symbool voor een systeem dat er niet voor mensen is. Een systeem dat mensen zelfs tegenwerkt, straft voor elk foutje, in verwarring achterlaat.

Liefst zou ik het morgen hebben veranderd. Maar het eerlijke verhaal is: dit is een opdracht die vraagt om een lange adem. We hebben over een lange periode een complex stelsel opgetuigd dat niet met een toverstokje valt te veranderen. En ja, het zal nog weleens misgaan. Recent bleek dat weer toen bekend werd dat door een overheidsfout mensen niet de toeslagen hebben ontvangen waar ze recht op hebben.

4. Elkaar aanvullen

Beste mensen, een overheid die vertrouwen herstelt is één kant van het verhaal. De andere kant van het verhaal is het belang van een betrokken samenleving waar ik het zojuist over had.

Want ja, de overheid heeft een verantwoordelijkheid om zichzelf onder de loep te nemen. Maar ik ben ervan overtuigd dat die overheid het niet alleen kan. Sterker nog: dat de overheid het niet alleen moet doen. Waarom? Omdat die overheid ook niet altijd in staat is te doen wat mensen onderling kunnen.

Bestaanszekerheid is wat mij betreft een breed begrip. Het gaat niet alleen over geld. Het gaat ook over je gezien en gehoord weten. Over deel uitmaken van een betrokken gemeenschap van mensen. Er niet alleen voor komen te staan.

En die vorm van bestaanszekerheid bestaat bij de gratie van een betrokken samenleving. Bij de gratie van een rijke waaier aan maatschappelijke organisaties, bedrijven, lokale verbanden en initiatieven van mensen zich willen inzetten voor hun omgeving. Die – zoals Ab Harrewijn het misschien zou zeggen – vrede en rechtvaardigheid vormgeven daar waar de overheid ondanks al haar goede bedoelingen vaak niet bij kan.

Dat vraagt ook om een overheid die de neiging bedwingt alles meteen te willen kaderen met voorwaarden. Die initiatief niet wegdrukt of van mensen vraagt dat ze eerst door een hoepeltje van regels en protocollen springen. Die  naast de samenleving staat, in plaats van er tegenover.

Het vraagt ook om een notie van gezamenlijkheid. Niet om een samenleving die zegt: ‘jaag zoveel mogelijk je eigenbelang na’. Maar juist om het tegenovergestelde: ‘Zie ook om naar elkaar. Besef dat je deel uitmaakt van een groter geheel en het verschil kunt maken voor een ander.’

Ik kan hier een hele analyse geven over hoe daar nog een wereld valt te winnen.

Over hoe we mensen zijn gaan aanspreken als hun eigenbelang najagende consumenten. Hoe we individualiseerden. Hoe we het gemeenschapsdenken uit het oog zijn verloren. Hoe we, kortom, in de situatie kwamen die de Amerikaanse wetenschapper Robert Putnam omschreef in zijn beroemde boek Bowling Alone: hoe we minder samen zijn gaan leven. En voor een deel denk ik dat die analyse klopt.

Tegelijkertijd denk ik: er gaat ook zoveel goed. We zijn ook een samenleving met enorm veel sociaal kapitaal.

Juist dat wil ik hier vandaag benadrukken. Ontzettend veel mensen nemen prachtige initiatieven, geven dagelijks vorm aan die betrokken samenleving die zo nodig is om te zorgen voor bestaanszekerheid in de breedste zin van het woord.

Elke dag staan er weer – als het ware – Ab Harrewijns op die handen en voeten geven aan die betrokken samenleving. Dat moeten we – zeker vanuit Den Haag – koesteren, voeden en de ruimte geven.

Voorbeelden te over:

De Fris supermarkt in Amsterdam: een initiatief dat gezinnen in een kwetsbare levenssituatie gratis laat winkelen en dat combineert met het aanbieden van een coachingstraject. Zo worden mensen geholpen bij het oplossen van hun geldzorgen en werken ze aan zelfvertrouwen en het terugwinnen van een gevoel van eigenwaarde.

Of het mooie initiatief van het Sociaal Plein in het Gelderse Tiel. Een ontmoetingsplek die maatschappelijke organisaties van de voedsel- en energiebank tot Stichting Schuldhulpmaatje tegen lage kosten een plek biedt in het hart van de gemeenschap. Zodat ze zich volledig kunnen richten op het helpen van mensen.

Ik denk ook aan de bewoners van het Groningse oude Pekala die besloten een coöperatie op te richten om te helpen voorkomen dat de bruggen die de lokale gemeenschap letterlijk verbindt door achterstallige onderhoud verdwijnen.

Aan het Meppelse initiatief Sterk uit de Armoede, dat ervaringsdeskundigen bij elkaar brengt om de kloof tussen systeemwereld en leefwereld te verkleinen.

Of in meer brede zin aan het grote aantal vrijwilligers in Nederland dat zich elke dag weer inzet voor een ander. Die mensen helpen om beter rond te komen en geldzorgen op te lossen. Organisaties zoals schuldhulpmaatje en de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp, die we ook vanuit Den Haag ondersteunen.

Allemaal voorbeelden van waar een betrokken samenleving toe in staat is. Van een gemeenschap van mensen die er voor elkaar willen zijn. Mits zij daarvoor de ruimte krijgen, juist ook als dat spannende dingen oplevert.

5. Gezamenlijke opgave

Dames en heren, beste aanwezigen, dit is geen pleidooi voor de participatiesamenleving zoals dat een decennium geleden werd gehouden. Die ambitie was in de kern wellicht goed, maar had destijds een perverse prikkel: bezuinigen in de hoop en verwachting dat mensen dan zelf in beweging komen. Daar geloof ik niet in.

Wat ik wil zeggen is: bestaanszekerheid is een gezamenlijke opgave. Van een overheid die vertrouwen herstelt en een samenleving met sterken verbanden, waarin mensen naar elkaar omzien.

En daar wil ik nog aan toevoegen: zo’n samenleving is de krachtigste vorm van preventie. Preventie van wat ik weleens ‘sociale armoede’ noem. Want veel bestaansonzekerheid is het resultaat van een situatie waarin mensen er alleen voor komen te staan.

Overheid en samenleving hebben dus allebei rol te spelen. In de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden die ik de Kamer afgelopen jaar heb toegestuurd is het uitgangspunt niet voor niets een brede coalitie: het Rijk en decentrale overheden, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, werkgevers, vrijwilligers.

En niet te vergeten: de waardevolle stem van ervaringsdeskundigen zoals die nu al zolang klinkt in de cliëntenraden.

6. Tot slot

Beste aanwezigen, dames en heren, wat had Ab Harrewijn ons vandaag willen vertellen? Ik denk dat niemand eraan twijfelt dat Ab Harrewijn ook vandaag op de barricades gestaan voor mensen die het moeilijk hebben. Om vurig op te komen voor de rafelranden van de maatschappij.

En ik denk ook, dat als hij hier vandaag op deze plek had gestaan, hij een bemoedigende preek had gehouden. Ons had gewezen op al die ‘positieve krachten’, in zijn woorden, die willen helpen bouwen aan een Nederland waar niemand aan de kant staat. En op welke rol wij daar in te spelen hebben.

Onrechtvaardigheid lost zichzelf niet op, wist hij. Het vraagt om de inzet van mensen die het goede willen doen. Om mensen als Ab Harrewijn dus. ‘100 kilo strijdbaarheid’ werd er vanwege zijn stevige postuur weleens met een knipoog over hem gezegd.

De rode draad in zijn leven is steeds een enorme onverzettelijkheid geweest. En een optimisme over waar we als samenleving toe in staat zijn.

Daar laat ik mij – en ik hoop u ook – me de komende tijd graag door inspireren.

Dank u wel.