Kathedralenbouwerslezing minister van Gennip

Kathedralenbouwerslezing minister Van Gennip (SZW), Sint Jan Kathedraal, Den Bosch, 22 april 2024.

"Nederland kan wel wat meer Brabant gebruiken"

Beste Wim, Robert-Jan, Monseigneur De Korte, beste mensen, beste vrienden in de zaal, lieve vader,

Dank voor de uitnodiging om hier te mogen spreken. In deze prachtige kathedraal. Wat een eer! En dat als vrouw, vanaf het altaar.

Ik kom uit een grote katholieke familie, van boeren, paters, misdienaren. Toen ik 7 was, kwam de plaatselijke pastoor op school vragen wie misdienaar wilde worden.

Dat leek me mooi om te doen, dus ik stak mijn hand op. Cas, Frank, Mark, André. De pastoor noteerde hun namen, klapte zijn boekje dicht en vertrok. Terwijl ik daar zat, met opgestoken hand.

De juf legde me uit: meisjes worden geen misdienaar. 5 jaar later, toen ik 11 was, kwam er een nieuwe pastoor. Samen met een vriendinnetje werden we alsnog misdienaressen, de 1e in onze kerk.

Gelijkwaardige kansen en omzien naar elkaar

U hoort het, mijn passie voor gelijkwaardige kansen, die passie begon al jong. Het was 1 van de dingen die ik als kind meekreeg op de boerderij van mijn opa Simon en mijn oma Frieda. In Nuenens Broek, hier bijna om de hoek. Ik koester dierbare herinneringen aan de zomers en de weekends daar. De schapen en de koeien, de hooischuur, het slootje springen. En ja, ik kan ook op een tractor rijden.

Mijn oma Frieda wist wat ze wilde. Als jong meisje wilde ze leren fietsen. Maar dat gaf 110 jaar geleden geen pas. Meisjes fietsten niet. Maar Frieda léérde fietsen, kreeg zelfs een fiets. Later richtte ze met andere vrouwen de Boerinnenbond op. Als haar Simon naar de landbouwvereniging kon, dan zij ook! Inclusie, noemen we dat nu.

Háár missie: betere voeding, hygiëne en gezondheidszorg. Daar was grote behoefte aan. Daar was in het Brabant van de jaren ’30 de nood het hoogst. Omzien naar elkaar, in optima forma. Het grootste succes van mijn oma en haar metgezellen van de Boerinnenbond: de bouw eind jaren ’30 van een kleine kraamkliniek. Die kliniek zou een paar jaar later, het leven redden van Frieda’s zoon, mijn vader Jos.

Tijdens de bezetting deden mijn opa en oma, wat ze konden om anderen te helpen. Maakten plek voor Joodse onderduikers op de boerderij. Na de oorlog maakte mijn oma zich sterk voor beter onderwijs voor meisjes. Ze hielp coöperatieve diepvrieshuizen opzetten waar het vlees maanden goed bleef. Van de slacht in februari tot in het najaar.

Mijn opa was voorzitter van het lokale Veefonds,  1 van de vele coöperaties die Brabant rijk was. Als een koe stierf bij een veehouder, ging hij rond bij boerderijen in de buurt. Een kwartje per koe, daarmee werd de getroffen boer gecompenseerd.

Belangrijker dan dat kwartje was het onderlinge vertrouwen. Het vertrouwen dat je dat kwartje krijgt. Het samen tot besluiten komen. Het ondernemen én omzien naar elkaar.

Katholiek-sociale traditie

Bas van Bavel heeft hier vorig jaar geschetst hoeveel we aan die katholiek-sociale, coöperatieve traditie te danken hebben. De encycliek Rerum Novarum uit 1891 zette daarop in: het verzoenen van arbeid en kapitaal, temidden van de hevige klassenstrijd. Met principes als een eerlijk loon, solidariteit met zwakkeren, respect voor de waarde van arbeid. Hoe actueel weer vandaag!

En het werkte. Van een straatarme boerenstreek ruim 100 jaar geleden, vereeuwigd op Van Goghs Nuenense schilderij De Aardappeleters, veranderde Brabant in 1 van de slimste regio’s ter wereld.

Met innovatieve ondernemers, die ook omkijken naar hun gemeenschap. Huizen, hele dórpen, bouwden voor hun werknemers. De mensen die die verandering in gang zetten, U kunt ze zien in het Van Gogh museum in Nuenen. De schilder Jack Liemburg heeft ze vorig jaar vereeuwigd. Gerard en Anton Philips, Wim van de Leegte, Huub en Wim van Doorne, mijn oma Frieda, de ASML-oprichters. En natuurlijk Gerard van Maasakkers.

De spirit van déze kathedralenbouwers, hun vernieuwingsdrang, maakte Brabant groot, bracht ons de Brainport. Waar ook Den Bosch stevig aan bijdraagt met een snelgroeiend ICT- en datacluster. Het geheim van de Brainport is geschoeid op die typisch Brabantse leest van samenwerking. Waarbij én de overheid én bedrijven én het onderwijs samen het stuur vasthouden. Uniek op wereldschaal!

Ik ben trots dat ik daar als staatssecretaris 20 jaar geleden, met het programma Pieken in de Delta, aan bij mocht dragen. Door Eindhoven aan te wijzen als 1e mainport buiten de Randstad. Dus ik ben blij dat ASML blijft. En zelfs extra gaat investeren. Dat is goed nieuws. Hulde, en dank, aan allen die hieraan bijgedragen hebben. Ik zie u zitten in de zaal.

Spannende tijden

Beste mensen,

Die cultuur van samenwerking, van naar elkaar omzien én ondernemen, die is hard nodig. Nederland kan wel wat meer Brabant gebruiken!

Want we staan voor het spannendste decennium in decennia, het spannendste in mijn leven. Met enorme uitdagingen. Die kansen bieden, zeker. Maar die ook onze veerkracht, onze onderlinge verbondenheid, op de proef stellen. Omdat we ze alleen samen het hoofd kunnen bieden. Door soms zelf een klein stapje opzij te doen, om vervolgens samen een grote stap vooruit te zetten.

De grote vraag is niet of we dát nog kunnen. Ik ben ervan overtuigd dat dat zo is. De vraag is of we dat wel willen. Want ik zie ook dat onze onderlinge verbondenheid, het gevoel dat de samenleving voor iedereen werkt, dus ook voor jou, dat je belangen ertoe doen, dat dat gevoel onder druk staat. Terwijl de wereld onveiliger en onzekerder is dan ooit!

De geopolitieke instabiliteit is het grootst in decennia. Europa is ruw gewekt. Jaap de Hoop Scheffer formuleerde het zo:

“Na de val van de Muur leunden wij genoegzaam achterover, glas wijn in de hand, en keken toe, hoe de VS zorgde voor onze veiligheid, Rusland voor onze energie, en China voor onze productie.” 

En nu, 2.000 kilometer hiervandaan, strijden Oekraïense mannen en vrouwen voor hun vrijheid en die van Europa. Het conflict in het Midden-Oosten escaleert. In de gepolariseerde VS komen de presidentsverkiezingen eraan. Die polarisatie is heftig, maar de steun voor een hulppakket van 61 miljard dollar voor Oekraïne geeft hoop.

Voor Europa is hoe dan ook helder: of het nu Trump wordt of Biden blijft, we zijn zélf verantwoordelijk voor onze verdediging. 2% voor defensie moet de komende jaren. En we moeten Oekraïne blijven steunen. Want Poetin stopt niet.  

Tijdens Covid, en tijdens de energiecrisis daarna,  realiseerden we ons het belang van strategische autonomie voor Europa. We zagen hoe belangrijk het is dat Europa zelf in staat is zonnepanelen en batterijen te maken, en medicijnen en mondmaskers, maar ook – zéker ook - tanks, munitie en raketten.

In deze instabiele wereld raken steeds meer mensen op drift. People on the move. Gedreven door oorlogen, door klimaatverandering, maar ook door armoede daar, en het vooruitzicht op een beter leven hier.  Met hoge jeugdwerkloosheid daar, en nijpende krapte op de arbeidsmarkt hier. We móeten grip op migratie krijgen. Dat vraagt om visie. Wat zijn onze internationale verantwoordelijkheden? Wie hebben wij nodig op die krappe arbeidsmarkt? Wat kan onze samenleving aan? 

Tegelijkertijd staan we voor de transitie naar een klimaatneutraal Europa en Nederland in 2050. Paus Franciscus wijst ons, in de encycliek Laudato Sí, op onze verantwoordelijkheid voor dat gemeenschappelijke huis, onze planeet. Die klimaat-transitie lukt alleen samen met de innovatiekracht van ons bedrijfsleven. Maar die transitie lukt ook alleen als die voor iedereen werkt, ook als je geen Tesla of zonnepanelen kunt betalen. Dat is klimaatrechtvaardigheid.

Tenslotte zitten we middenin de razendsnelle ontwikkeling van AI en robotisering, van digitalisering. Dat raakt ons allemaal. Hoe beschikken we nu en straks over de juiste vaardigheden op die snel veranderende arbeidsmarkt? Hoe houden we die een leven lang bij? Hoe zorgen we dat iedereen ervan profiteert, ook in de zorg en in het onderwijs? En ook voor deze transitie geldt: ze moet rechtvaardig zijn, wil ze slagen. A just transition.

Weerbare samenleving in een sociaal Europa

Om al deze uitdagingen aan te kunnen, en dat tegelijkertijd, hebben we een weerbare samenleving nodig. Met mensen die zich onderling verbonden voelen, die ergens in geloven, en die iets voor elkaar over hebben. In Nederland en in Europa.

Maar dan moeten ze wel het gevoel hebben dat ze erbij horen, dat ze gehoord worden, dat hun belangen ertoe doen. Dat het hun Nederland is en hun Europa. Dat kunnen we als Nederland niet alleen. Daar hebben we Europa heel hard voor nodig.

Voor de generatie van mijn vader, na 1945, was Europa: ‘vrede’. Ik groeide op met Europa als markt. Het is nu tijd voor een sociaal Europa: dat én welvaart schept én iedereen laat profiteren. Geen kil en technocratisch project, maar een Europa dat de wereld laat zien: Het kán! Een sociale markteconomie anno 2024. Met respect voor de mens en voor de planeet waarop wij leven. Een menselijker alternatief voor hyperkapitalistische én voor autocratische systemen. Met vrij verkeer van personen en diensten, maar wél fair, zonder race to the bottom.

Ik wil een sterk Nederland overdragen aan de generatie van mijn dochters. Zodat wij in 2050 een land zijn waar iedereen bestaanszekerheid heeft, waar je goed en betaalbaar kunt wonen, en waar zorg en onderwijs kwalitatief goed én voor iedereen toegankelijk zijn. Dat zijn de pijlers voor een bloeiende middenklasse.

Ik wil een land overdragen met een groene, innovatieve en circulaire economie, met ruimte voor ondernemerschap. Die competitief is, waar prestaties worden beloond, én we niemand laten vallen.  En dat in een vreedzaam Europa, waar geen oorlog is, juist omdát we onze defensie op orde hebben gebracht.

Stevig fundament, maar ook barsten

Onze uitgangspositie is goed. We staan, net als deze prachtige Sint Jan, op een stevig fundament. We zijn één van de rijkste landen ter wereld. Mijn grootste probleem als minister is niet werkloosheid, maar krapte. We zijn het zesde gelukkigste land ter wereld.

Maar we zien ook barsten. Die scheuren kunnen worden. En dus om onderhoud vragen. Niet morgen, maar nú.

Ons vestigingsklimaat verslechtert.  Bedrijven investeren de laatste tijd iets te vaak liever in het buitenland. De schoolprestaties van onze kinderen dalen. Een 3 kan niet goed genoeg lezen. Een kwart: niet goed genoeg rekenen. 

De sociale cohesie staat onder druk. De armste en de rijkste Nederlanders hebben steeds minder contact, trekken zich terug in hun eigen bubbel, zelfs op de werkvloer.

We zien ook grote – te grote - verschillen tussen regio’s met goede voorzieningen en regio’s waar voor je kind geen basisschool meer is, waar geen bus meer stopt, en waar ziekenhuis, bank en supermarkt zijn gesloten. We zien grote - te grote - verschillen tussen praktisch en theoretisch opgeleiden, tussen mensen die wel en niet mee kunnen komen, tussen Nederlanders mét een migratieachtergrond en zonder.

Als die verschillen groter worden, worden het breuklijnen. Dat zien we het duidelijkst terug op de arbeidsmarkt. Werk hoort bruggen te slaan tussen mensen. Maar dat doet het voor heel veel mensen niet. Ondanks alle krapte zien we een hardnekkige ongelijkheid in kansen.

Een Arabisch klinkende achternaam? 40% minder kans op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek dan Dekker of Jansen. Zelfs als Dekker een strafblad heeft!  De loonkloof tussen mannen en vrouwen blijft groot. We krijgen hem maar niet kleiner. Equal Pay Day valt wéér op 14 november.

55-plussers worden niet vaker werkloos, maar als ze eenmaal hun baan verliezen, komen ze heel moeilijk weer aan een nieuwe. Om over hoe we met arbeidsmigranten omgaan nog maar te zwijgen. Dat is nog té vaak Nederland onwaardig. Het zijn mensen zoals u en ik en verdienen het gewoon als mens behandeld te worden.

Veel van u hier in de zaal, zal tot de bovenste 40% van onze samenleving behoren. Met u gaat het goed. Hoewel? Is dat echt zo als we ook zien dat de onderste 40%, de mensen zonder een vast contract en zonder zekerheden, van salarisstrook naar salarisstrook leven, altijd maar onzeker zijn over hun inkomen, twijfelen of ze de huur kunnen betalen. Dan ben je niet bezig met je toekomst, maar met overleven.

Ook de middenklasse, zo’n 20% van onze samenleving, staat onder druk. Mijn grootvader ging op zijn 11e van school, mijn vader kon als 1e in de familie studeren. Ik kon daarop voortbouwen. Dat is nu niet meer zo makkelijk. De vloer plakt nu meer. De kans om te klimmen wordt kleiner. De angst om te vallen groter. The fear of falling.

Veel gezinnen hebben genoeg buffer om 1 tegenslag op te vangen. Maar een 2e? Jongeren krijgen later een vaste baan, blijven langer bij hun ouders wonen, krijgen later kinderen. Of helemaal niet. Een uitgesteld leven.

Breuklijnen ondermijnen sociale cohesie

Dat hebben we met zijn allen de afgelopen 15 jaar laten gebeuren. Dat is gevaarlijk. Want deze ondermijnen ons toekomstperspectief. Van u, van mij, van ons allemaal. Óók als u tot de gelukkige 40% behoort.

Die breuklijnen ondermijnen onze bereidheid om samen te werken, om ergens de schouders onder te zetten. Of het nu om klimaatverandering gaat, of om een veilige en leefbare buurt. Die breuklijnen ondermijnen onze bereidheid om offers te brengen, voor onze vrijheid en voor elkaar. Ze gaan ten koste van onze bereidheid om ons aan iets groters dan ons eigen ik te wijden.

Hierdoor winnen makelaars in radicale oplossingen en extreme krachten aan terrein. Zij leggen de vinger op de zere plek, maar komen niet met oplossingen. Hun strategie: tegenstellingen vergroten,

wantrouwen voeden, zondebokken aanwijzen. En die strategie slaat aan.

De komende Europese verkiezingen zijn de belangrijkste van onze generatie. Ook in Nederland krijgt polarisatiepolitiek de overhand. Wordt genormaliseerd. Onze democratie en rechtsstaat staan zo onder druk, dat ze tijdens de formatie expliciet op papier gezet moeten worden.

Maar laten we realistisch zijn. Deze partijen kunnen ook groeien, omdat de problemen van kiezers, hun zorgen, reëel zijn. Te vaak hebben wij als bestuurders, heeft de overheid níet geleverd, te vaak voelen mensen zich níet gehoord, hebben ze het eigenlijk een beetje opgegeven. Vragen zich af: is dit nog mijn land?

Sociaal rentmeesterschap

Daarom is het onze opdracht om de zorgen van mensen serieus te nemen, om ze bovenaan de politieke agenda te zetten, en perspectief en hoop te bieden. Een visie op de toekomst van ons land. Zo’n visie geeft richting. Voor mij is sociaal rentmeesterschap de rode draad om die toekomst vorm te geven. We zijn een samen-leving, geen verzameling individuen.

Dat is wat mij motiveert. Als CDA-politica, als kleinkind van Frieda, als dochter van Jos, als moeder van vier dochters, en zéker als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Naar een eerlijker arbeidsmarkt

Daarom heb ik met werkgevers en werknemers afspraken gemaakt over meer zekerheid voor werkenden én meer wendbaarheid voor ondernemers. Het wettelijk minimumloon is verhoogd. Zodat werken meer loont.

We draaien malafide uitzendbureaus de duimschroeven aan zodat nette bedrijven geen gekke Henkie zijn als ze de mensen die onze tomaten plukken en pakjes bezorgen wél fatsoenlijk behandelen.

En wat had ik graag verteld over de wet die discriminatie bij sollicitaties moest terugdringen. De Eerste Kamer heeft die wet helaas niet aangenomen. Ontzettend pijnlijk. Vooral voor de mensen om wie het gaat. Die staan te popelen om hun talenten in te zetten. Maar die Mohammed heten in plaats van Jan. Of Karien met een kinderwens,

in plaats van Jan, die we nooit naar zijn ambities op het vlak van gezinsuitbreiding zouden vragen. Of die oudere neef van Jan, met zijn brede ervaring, maar voor 1970 geboren en dus ‘te oud’. 

Er is in Nederland zoveel talent. Talent dat we zo hard nodig hebben. En dat talent vraagt maar één ding: geef mij een eerlijke, gelijkwaardige kans.

Een eerlijke arbeidsmarkt vraagt ook om Europese samenwerking. Daarom hebben we zo hard gewerkt aan goede Europese regels voor Platformbedrijven. De Deliveroos, de Übers. Na 2 jaar impasse is het gelukt. Bedrijven moeten transparant zijn over hun algoritmes. Het is duidelijk wanneer je werknemer bent, en dus recht hebt op pensioen en een arbeidsongeschiktheidsregeling. Mensen kunnen niet meer via een app worden ontslagen. Europa is met deze afspraken een voorloper in hoe je met modern werk kunt omgaan. Met deze afspraken laten we zien dat bescherming voor werknemers én ruimte voor innovatie en ondernemerschap heel goed samen kunnen gaan. In een groene en sociale markteconomie.

Grip op groei bevolking

Maar we staan, los van Europa, als land ook voor een meer fundamentele keuze. Die we te lang voor ons uit hebben geschoven, maar die we wel moeten maken.  

De staatscommissie demografie was helder. Nederland wordt de komende decennia veel drukker, grijzer en diverser. Zonder bewust beleid, kan Nederland in 2050 zomaar 23 miljoen inwoners tellen. Dan neemt de druk op onze samenleving sterk toe. Op de woningmarkt, op de fysieke en milieu-ruimte, op de sociale cohesie. Terwijl het nú al knelt.

Met bewust beleid kunnen we én onze welvaart én de sociale samenhang én onze publieke voorzieningen wél behouden. Maar alleen als we nú ingrijpende en pijnlijke keuzes durven maken. Niet alles kan tegelijk.

Neem, arbeidsmigranten, met afstand de grootste groep nieuwkomers. Zij blijven nodig om onze economie en publieke voorzieningen draaiende te houden. Dat hoef ik in Brabant niemand uit te leggen. Maar we moeten die migratie veel bewuster sturen. De lusten zijn nu te vaak voor de werkgever, de lasten voor de rest van de samenleving, ongelijk verdeeld over ons land. We hebben echt een probleem als het voor een werkgever goedkoper is om 3 medewerkers uit Bulgarije te halen, dan te investeren in een plukrobot.

Ook kijken naar maatschappelijk rendement

Dus de vraag die we moeten beantwoorden, is: welke economie, welke samenleving willen we zijn? En welke banen horen daar dan bij? Willen we echt door op de weg naar Nederland als lage lonen land? Of kiezen we voor die hoogwaardige kenniseconomie? Of een combinatie?

Het is onontkoombaar dat we de schaarste in ons land aan mensen, aan ruimte, aan publieke voorzieningen, veel gerichter gaan verdelen. Door niet alleen te kijken of een economische activiteit geld oplevert, maar ook of die opbrengst in verhouding staat tot het beslag ervan op schaarse bronnen. Dán kun je bepalen of het maatschappelijk rendeert. Dat lukt alleen als je weet wat je belangrijk vindt als samenleving.

Dat vergt een grote omslag in ons denken. Je kunt het niet, zoals de afgelopen 15 jaar, overlaten aan de markt. De markt lost het stikstofprobleem niet op. De markt bouwt geen seniorenwoningen. De markt krijgt geen grip op migratie. De markt maakt zich niet per sé druk om een sociaal Europa.

Nieuwe balans samenleving, overheid, markt

Economische welvaart leidt niet automatisch tot maatschappelijk welzijn. Maar het kán wél! Wij kunnen samen de balans herstellen tussen samenleving, overheid en markt. Met minder ik en meer wij. En met een meer aanwezige overheid. Die normen durft te stellen en de koers uit kan zetten. 

Ik wil een land overdragen aan mijn dochters waar we inzetten op technologische innovaties, op groene groei, robotisering, automatisering, en op kunstmatige intelligentie. Waar goed werkgeverschap de norm is en

sociale innovaties ruim baan krijgen. En met werknemers die hun kennis en vaardigheden continu bij kunnen spijkeren. Geen lage lonen land, met groeiende breuklijnen, maar een samen-leving, waar iedereen aan bij kan dragen, ook vrouwen, senioren, nieuwkomers en hun kinderen. Zo’n land gun ik mijn dochters.

Dus: wat vinden we met zijn allen belangrijk? Het antwoord kan niet van de overheid alleen komen. En al evenmin alleen van de markt. Dat antwoord is aan ons allemaal, zonder uitzondering. Politiek, werkgevers, werknemers, onderwijs en wetenschap, maatschappelijke organisaties en verenigingen, de hele brede samenleving.

Betrokken burgers

Ook u hier in deze kathedraal. Juist u. Die hier zit en die tot de gelukkige 40% behoort. Door iets voor uzelf én voor elkaar te doen, in wederkerigheid. Door het lef te hebben om een betrokken burger te zijn. Bijvoorbeeld door niet die junior versie van jezelf die opdracht, stage of baan te gunnen, maar juist iemand die niet op je lijkt. Die 50-plusser met een berg aan ervaring, die jonge vrouw met een kinderwens, of met een hoofddoek, of allebei. Want die samenleving, dat zijn wij allemaal.

Wij zijn nog steeds dat land van gemeenschapszin, verantwoordelijkheid nemen en ondernemerschap.  Ik zie het dagelijks bij de grote stille meerderheid. Die niet hard schreeuwt, maar bereid is te luisteren en zich in de ander te verplaatsen. Ook als het schuurt. Ook als het over stikstof gaat of vaccinaties of over Gaza. We putten nog steeds uit die rijke bron van Veefondsen, boerinnenbonden en sociaal betrokken ondernemers. 

Maar we moeten wel de basis weer op orde krijgen. Onze opdracht – zoals Martinus Cobbenhagen, priester en mede-oprichter van de Tilburgse Universiteit het zei – economie en ethiek weer met elkaar verbinden. In het besef dat we geen verzameling individuen zijn, maar een gemeenschap. Verbonden door waarden die Brabant, die Nederland, die Europa, groot hebben gemaakt. Nieuwe wegen, vaste waarden.

Kathedralenbouwers van de toekomst

Dus stel, onze kleinkinderen kijken in het jaar 2100 terug op vandaag. Zoals Jack Liemburg op zijn schilderij terugkeek op 100 jaar Brabant. Hoe beoordelen zij onze keuzes? Wie zetten ze op het schilderij?

Dat is aan ons. Als kathedralenbouwers van dit mooie land. Waar we het lef hebben de toekomst te omarmen én omzien naar elkaar. Die spirit blijft springlevend en relevant.

Nederland kan wel wat meer Brabant gebruiken. Want de basis is en blijft: het gaat pas goed met Nederland als het met iedereen goed gaat.

Dank u wel.