Toespraak bij reservistenwerkgeversdiner

Staatssecretaris Tuinman (Defense) hield deze speech in het Nationaal Militair Museum op vliegbasis Soesterberg.

Beste mensen,

Goed om jullie te ontmoeten.

Wat mooi dat jullie de moeite hebben genomen om te komen. Als reservistenwerkgevers en reservisten zijn jullie belangrijk voor ons. En daar spreken we vanavond graag onze waardering voor uit.

1 van de reservisten hier aanwezig is majoor Ruben Meulenkamp. Wil je misschien even je hand opsteken Ruben?

Ruben is al ruim 12 jaar een zeer gewaardeerde reservist. Met al zijn ervaring is hij opgeklommen tot de S3 van zijn eenheid met zo’n 75 reservisten. Dat betekent dat hij onder meer verantwoordelijk is voor zaken als opleiding, training en de inzet van zijn mensen.

Al jong had Ruben interesse in Defensie. Maar zijn moeder zei: ‘Ga eerst maar studeren, het leger kun je altijd nog in’. En naar onze moeders luisteren we natuurlijk altijd…

Ruben kwam uiteindelijk terecht bij SWECO Nederland als adviseur afvalwatertechnologie. De interesse voor Defensie bleef gelukkig. Toen een Defensiemedewerker aangaf dat we zijn specialisme goed kunnen gebruiken, was hij niet veel later reservist.

In die 12 jaar heeft Ruben onder andere 101 Geniebataljon geadviseerd.
Toen de VN met vragen kwam over de afvalwaterzuivering in kamp Castor, kreeg hij bovendien de gelegenheid om 2 weken naar Mali te gaan. Omdat er op het kamp op dat moment niemand was met de juiste kennis hierover.

Dat schetst perfect de meerwaarde van onze reservisten. Het gaat niet alleen om extra handjes, maar juist ook om die specialistische kennis en ervaring.

En we blijven onze reservisten hard nodig hebben. Begin november verscheen er een rapport van de Finse oud-president Sauli Niinistö.

Hij schreef dat op verzoek van de Europese Raad. Daarin gaf hij aan dat de EU zich gereed moet maken om een totale en langdurige oorlog in Europa af te wenden. In zijn rapport klinkt luid en duidelijk de urgentie om Europa’s civiele en militaire weerbaarheid daarom omhoog te brengen.

En iedere dag zien we wel iets voorbij komen dat de noodzaak onderstreept om ons als krijgsmacht, als samenleving, te versterken. We zitten op dit moment in de fase tussen oorlog en vrede. En het gaat niet de goede kant op.

We zitten in de opmaat naar een grootschalig conflict. We doen er uiteraard alles aan om dit te voorkomen. Maar het is goed om hier bewust van te zijn.  En dat we ervoor zorgen dat onze afschrikking en weerbaarheid op orde is.

Niinistö betoogt in zijn rapport dat een sterkere civiel-militaire samenwerking de EU weerbaar maakt. Daar geloof ik zeer in.

In de Defensienota die ik in september samen met minister Brekelmans gepresenteerd heb, noemen we dit de whole of society-aanpak. Bij oplopende spanningen – en bij een mogelijk grootschalig conflict - houdt de krijgsmacht het alleen vol als de samenleving robuust is en bijdraagt.

Concreet betekent dit dat we een schaalbare defensieorganisatie nodig hebben. Om zo in te kunnen spelen op de toenemende kans op een Artikel 5-scenario.

Reservisten spelen daarbij een essentiële rol. Op dit moment zijn er zo’n 8000 reservisten. Dat aantal groeit gestaag.   Maar de ambitie is om te groeien naar 20.000 reservisten.

We leggen de lat dus hoog. Maar de weg daar naartoe kent de nodige ups-and-downs.

Ik noemde al even 101 Geniebataljon. Bij deze eenheid zie je zowel de voordelen als de uitdagingen met het werken met reservisten. 

Zo is 101 Geniebataljon net in het Caribische gebied geweest. Ze zijn daar ieder jaar in het orkaanseizoen om de civiele autoriteiten te ondersteunen en bijstand te verlenen als zo’n orkaan veel schade aanricht.

Dit jaar waren er ook een aantal reservisten mee. Daar waren zowel de beroepsmilitairen als de reservisten zeer enthousiast over. Ze vonden het geweldig om kennis en ervaring uit te wisselen. Er was echt een ‘klik’ en de kameraadschap was geweldig.

Alleen, het ging hier om technisch werk. Als het gaat om het ‘groene’ werk, dan vinden de eenheden het een stuk lastiger om reservisten in te passen.
101 Geniebataljon is op dit moment erg druk met het uitwerken en beoefenen Hoofdtaak 1.

Het gaat dan om hun rol in een grootschalig gevecht. Je ziet dan opeens dat het kader iets vindt van de reservist. Want een beroepsmilitair traint zo’n 150 dagen per jaar voor dit werk. Maar een reservist hooguit 3 of 4 weken. Dan komt bij een commandant al snel de vraag naar boven: 'Kan ik wel voor 100% bouwen op een reservist als het op vechten aankomt?'

De 1e reactie is dan dat ze liever geen reservisten meenemen. Ik snap de gedachte, maar juist reservisten kunnen met al hun expertise van meerwaarde zijn in het gevecht. Daar zullen we dus een weg in moeten vinden.

Een 2e uitdaging is de beschikbaarheid van reservisten. Bij 101 Geniebataljon gaat het zonder uitzondering om mensen met een technisch specialisme.

We weten allemaal dat er een enorm tekort is aan technisch personeel, dus lenen bedrijven hun mensen niet zo graag uit. Heel begrijpelijk, maar voor deze eenheid én voor Defensie is dat een probleem.

101 Geniebataljon heeft dit nu opgelost door hun pool met reservisten uit te breiden. En het positieve nieuws is dat er best veel animo is om reservist bij deze eenheid te worden. Maar ideaal is natuurlijk anders.

Als het gaat om de beschikbaarheid van reservisten, dan is daar recent onderzoek naar gedaan. Dat is uitgevoerd door luitenant-kolonel Leoni Hahné als onderdeel van de Hogere Defensie Vorming. Zij is hier ook aanwezig; zou je even willen gaan staan?

Leoni, mooi dat je erbij bent. Jouw onderzoek is zeer lezenswaardig en met jouw toestemming deel ik daar kort iets over. Omdat ik denk dat het een geschikt gesprekonderwerp is voor tijdens het diner.

Met haar onderzoek wilde Leoni achterhalen hoeveel reservisten beschikbaar zijn voor Defensie gedurende een Artikel 5-scenario. En dat blijkt een probleem te zijn.

Bijna 1000 personen vulden een vragenlijst in. Dat maakt het een heel representatief onderzoek.

In het kort kwam er uit dit onderzoek dat 60% van het reservistenbestand beschikbaar is als we in een Artikel 5-situatie terecht komen. De andere 40% van het bestand werkt in een vitale sector en is niet beschikbaar.

Bij vitale sectoren kun je denken aan het elektriciteitsnetwerk, gasleidingen en het wegennet. Tijdens de COVID-19-crisis werden ook sectoren als onderwijs, openbaar vervoer en media en communicatie als vitaal gezien. Reken je deze ook mee, dan daalt de beschikbaarheid naar 40%.

Wat verder opvalt aan het onderzoek is dat veel van de reservisten zelf een heel ander beeld hebben van de vitaliteit van de sector waarin ze werken.
Mogelijk omdat ze niet aan het primaire proces deelnemen en daardoor toch beschikbaar zijn in een Artikel 5-scenario. Daarover willen we graag met werkgevers in gesprek.

En die vraag wil ik ook voor vanavond meegeven:

In welke mate zijn jullie reservisten beschikbaar als Artikel 5 in werking treedt? En zou een opkomstplicht voor reservisten een oplossing zijn om de beschikbaarheid te verhogen? Wat zou dat voor jullie bedrijfsproces betekenen?  

Ik ben erg benieuwd naar jullie gedachten hierover. En ik zou jullie graag willen aanmoedigen om zoveel mogelijk werknemers de kans te geven reservist te worden. Zelf heb ik onlangs een bericht naar al onze burgermedewerkers gestuurd met de uitnodiging om reservist te worden.

Tenslotte wijs ik jullie graag op de motie van het Kamerlid Boswijk waarin hij werkgevers oproept om hun reservisten 1 dag per jaar in uniform naar het werk te laten komen. Dat kan ook een manier zijn om het mooie en goede werk van onze reservisten onder de aandacht te brengen. Ik ben benieuwd hoe jullie hier tegenaan kijken.

Tenslotte wens ik jullie een mooie avond. Dank voor jullie betrokkenheid bij het werk van Defensie.