Plannen kabinet om erfbelasting en schenkbelasting aan te passen
Het kabinet stelt in het Belastingplan 2026 verschillende maatregelen voor om de erfbelasting en de schenkbelasting aan te passen. De Tweede Kamer heeft de plannen goedgekeurd. De Eerste Kamer moet de plannen nog goedkeuren. Zij stemmen daarover op 16 december.
Voorstellen erf- en schenkbelasting
Het kabinet stelt voor om de aangiftetermijn die nabestaanden hebben voor de erfbelasting te verlengen van 8 naar 20 maanden. Het kabinet wil deze maatregel laten ingaan op 1 januari 2026.
Situatie nu: fouten en kosten bij aangifte erfbelasting
Op dit moment hebben nabestaanden na iemands overlijden 8 maanden de tijd om aangifte erfbelasting te doen. Daarvoor hebben nabestaanden bankafschriften nodig en een overzicht van alle bezittingen, leningen, schulden en schenkingen. Dat is in de rouwperiode een flinke klus. Dan blijkt 8 maanden voor veel mensen te kort om alles volledig en goed in te vullen.
Doen nabestaanden niet binnen 8 maanden volledig en correct aangifte? Dan brengt de Belastingdienst kosten in rekening, namelijk een belastingrente van 6,5% over de erfbelasting in 2025. Dat gebeurt ook als iemand uitstel heeft gekregen, wat leidt tot onbegrip en bezwaarprocedures.
Voorstel kabinet: tijd voor aangifte naar 20 maanden
Het kabinet stelt voor om nabestaanden meer tijd te geven voor de aangifte erfbelasting:
- nabestaanden van iemand die op of na 1 januari 2026 overlijdt, krijgen 20 maanden de tijd voor de aangifte erfbelasting;
- pas als na 20 maanden geen volledige aangifte is gedaan, gaan nabestaanden belastingrente over de erfbelasting betalen.
Voordelen langere aangiftetermijn
Nabestaanden krijgen door deze maatregel meer tijd om de aangifte goed in te vullen. Zij krijgen ook meer tijd om geld apart te zetten om de erfbelasting te betalen. Bijvoorbeeld door de verkoop van een woning uit de erfenis.
Het kabinet verwacht dat de langere aangiftetermijn erfbelasting de Belastingdienst tijd en geld scheelt door:
- meer volledige en goed ingevulde belastingaangiften;
- minder bezwaren tegen de belastingrente.
Het kabinet wil schenkingen binnen 180 dagen vóór overlijden niet langer als schenking zien, maar alleen als deel van de erfenis.
Situatie nu: schenkbelasting en erfbelasting bij schenkingen vlak voor overlijden
Als iemand een schenking doet, moet de ontvanger dat doorgeven aan de Belastingdienst. De ontvanger moet dan schenkbelasting betalen. Overlijdt de schenker binnen 180 dagen na de schenking? Dan telt de schenking ook als deel van de erfenis. En voor een erfenis geldt erfbelasting. De schenkbelasting en de erfbelasting worden met elkaar verrekend.
Voor nabestaanden is het lastig te begrijpen dat ze eerst aangifte voor de schenkbelasting moeten doen en daarna voor de erfbelasting. Ook de verrekening van schenk- en erfbelasting roept vragen op.
Voorstel kabinet: alleen erfbelasting bij schenkingen vlak voor overlijden
Het kabinet stelt voor om schenkingen die in de laatste 180 dagen voor iemands overlijden zijn gedaan alleen nog als deel van de erfenis te zien. Nabestaanden hoeven dan geen aangifte voor de schenkbelasting te doen. Het bedrag van de schenking valt alleen onder de erfbelasting.
Het voorstel is om dit te laten gelden bij overlijdens vanaf 1 januari 2026.
Geen dubbele en onduidelijke belasting meer
Het voorstel van het kabinet heeft als gevolg dat:
- nabestaanden geen aangifte schenkbelasting meer hoeven te doen;
- er geen moeilijke verrekening komt van de schenkbelasting met de erfbelasting;
- het voor de Belastingdienst makkelijker wordt om de aangiften erfbelasting te verwerken.
Het kabinet stelt voor om alle biologische kinderen gelijk te behandelen voor de schenk- en erfbelasting. Het maakt dan niet meer uit of kinderen wel of niet erkend zijn door hun biologische ouder. Het kabinet stelt voor deze gelijke behandeling vanaf 1 januari 2026 in de wet vast te leggen.
Situatie nu: alleen kinderen met officiële juridische band krijgen belastingvoordeel
Kinderen die van hun ouder een schenking of erfenis krijgen, betalen daarover het laagste belastingtarief. Dat geldt alleen bij de juridische ouder (familierechtelijke betrekking). Bijvoorbeeld omdat het kind tijdens het huwelijk van de ouders is geboren, de vader het kind erkend heeft of als het geadopteerd is. Het geldt niet voor biologische kinderen zonder zo’n juridische band, bijvoorbeeld afgestane kinderen of niet erkende kinderen.
Voorstel kabinet: belastingvoordelen voor alle biologische kinderen
Het kabinet stelt voor om biologische kinderen met en zonder een juridische band allemaal gelijk te behandelen voor de schenk- en erfbelasting. Zij hebben bij een erfenis of schenking van hun ouder recht op:
- de belastingvrijstelling bij de erfbelasting (€ 25.490 in 2025);
- de belastingvrijstelling bij de schenkbelasting (€ 6.713 in 2025);
- het lage belastingtarief bij de erf- en schenkbelasting (10% over ontvangen bedrag tot € 154.197 en 20% over bedrag daarboven, in 2025).
Kinderen moeten aan de Belastingdienst met een DNA-test bewijzen dat zij biologische kinderen van iemand zijn. Ook kunnen deze biologische kinderen zonder juridische band alleen erven als zij in het testament staan.
Gelijke behandeling
Dit kabinetsvoorstel sluit aan bij een uitspraak van de Hoge Raad. Met deze maatregel verdwijnt de ongelijke behandeling van biologische kinderen met en zonder juridische band.
Het kost de overheid € 7 miljoen belastinginkomsten per jaar.
Het kabinet wil dat echtgenoten bij het einde van het huwelijk over de helft van de gemeenschap van goederen schenk- of erfbelasting betalen. Ook als zij hun gemeenschap van goederen op papier ongelijk hebben verdeeld.
Situatie nu: minder schenkbelasting of erfbelasting door huwelijksvermogen ongelijk te verdelen
Wie in gemeenschap van goederen trouwt of een geregistreerd partnerschap aangaat, bezit automatisch de helft van de gezamenlijke bezittingen. Als partner A overlijdt en er zijn geen kinderen, erft partner B de andere helft.
Partners kunnen ook een andere verdeling vastleggen bij de notaris. Zij spreken bijvoorbeeld af: B krijgt 90% van de gemeenschap van goederen en A 10%. Als A dan overlijdt, bezit B al 90% en erft dus ‘maar 10%’. De erfbelasting over 10% is dan laag. Dat is voor sommige partners een reden om een ongelijke verdeling af te spreken, vooral als zij verwachten dat A eerder zal overlijden dan B. Ook bij een scheiding kunnen partners dit afspreken.
Voorstel kabinet: meer schenk- of erfbelasting betalen bij ongelijk verdeeld vermogen
Het kabinet wil dat huwelijkspartners over de helft van de gemeenschap van goederen schenkbelasting of erfbelasting betalen. De partner die bijvoorbeeld al 90% van de gemeenschap van goederen krijgt, en maar 10% erft, moet na overlijden van de partner over 50% erfbelasting betalen. De maatregel geldt ook voor partners die een ongelijke verdeling in hun huwelijkse voorwaarden hebben afgesproken (verrekenbeding).
De nieuwe berekening geldt voor iedereen die op of na 16 september 2025 een ongelijke verdeling heeft afgesproken. Dat wil zeggen: vanaf het moment dat het kabinet het plan bekendmaakte op Prinsjesdag. Had u voor 16 september 2025 al een ongelijke verdeling van het huwelijksvermogen vastgelegd? Dan verandert er voor u niets.
Rekenvoorbeelden oude en nieuwe situatie erfbelasting
Partner A en B hebben samen een gemeenschap van goederen van € 3.000.000. Bij een erfenis geldt in 2025 een belastingvrijstelling voor partners van € 804.698.
- Situatie voor 16 september 2025 bij gelijke verdeling
Partner A en B bezitten allebei de helft: A heeft 50%, B heeft 50%.
Als A overlijdt, erft B dus 50%. Dat is € 1.500.000. Daar gaat de vrijstelling voor partners van af, en over de rest betaalt B deels 10% en deels 20% erfbelasting. Dat is € 123.641. -
Situatie voor 16 september 2025 bij ongelijke verdeling
Partner A en B verdelen hun bezittingen ongelijk: A bezit 10% en B bezit 90%.
Als A overlijdt, erft B dus 10%. Dat is € 300.000. Dat bedrag valt onder de vrijstelling voor partners. B betaalt dus geen erfbelasting.
Dat bespaart B dus € 123.641 erfbelasting vergeleken bij een gelijke verdeling van het huwelijksvermogen (€ 123.641 tegenover € 0). -
Voorstel kabinet voor verdeling na 16 september 2025
Partner A en B verdelen hun bezittingen ongelijk: A bezit 10% en B bezit 90%.
Als A overlijdt, erft B dus 10%. Dat is € 300.000. Dat valt onder de vrijstelling voor partners en B betaalt daarover geen erfbelasting.
Maar B betaalt met het kabinetsvoorstel over nog eens 40% van het vermogen erfbelasting. Dus ook nog over € 1.200.000.
In totaal betaalt B dus erfbelasting over de helft van de gemeenschap van goederen, namelijk over € 1.500.000. Dat is € 123.641 (bij een belastingtarief van 10%).
Partners betalen minder schenkbelasting of erfbelasting dan kinderen, nichten, neven en andere nabestaanden. Maar het is niet de bedoeling dat mensen die belasting ontlopen door op papier een andere verdeling van hun gezamenlijke goederen af te spreken. De belastinginkomsten nemen door deze maatregel naar verwachting toe met € 4 miljoen.
Stand van zaken wetsvoorstellen
Deze plannen van het kabinet zijn onderdeel van het Belastingplan 2026. De maatregelen staan in verschillende wetsvoorstellen. De Tweede Kamer heeft de plannen goedgekeurd. De plannen gaan nu naar de Eerste Kamer. Zij stemmen op 16 december over het Belastingplan 2026.
Alle belastingmaatregelen voor 2026
Lees het Belastingplan 2026 en de bijbehorende stukken voor alle maatregelen die het kabinet voorstelt.