Voorstel kabinet voor belastingwijzigingen ondernemers
Het kabinet doet elk jaar voorstellen om belastingen voor ondernemers aan te passen. Er wordt gekeken naar koopkracht voor alle Nederlanders en een goed ondernemersklimaat. En of er voldoende belasting wordt opgehaald voor gezonde overheidsfinanciën. Deze maatregelen staan in het Belastingplan 2026. Op deze pagina staan de belangrijkste maatregelen voor ondernemers.
Maatregelen voor werkgevers
Het kabinet wil dat alle nieuwe auto’s die werkgevers vanaf 2027 aanbieden aan werknemers emissievrij zijn. Daarom moeten werkgevers voor auto’s op diesel en benzine extra gaan betalen. Het kabinet wil hiermee werkgevers stimuleren minder auto’s op fossiele brandstoffen te kopen. De maatregel moet de overstap naar elektrische auto’s versnellen.
Ondernemers betalen extra belasting voor auto’s op diesel en benzine
Werkgevers gaan vanaf 1 januari 2027 extra belasting betalen voor nieuwe auto’s op diesel en benzine, de zogeheten pseudo-eindheffing. Die belasting is jaarlijks 12% van de catalogusprijs van de auto. Het gaat alleen om auto’s die werknemers ook voor woon-werkverkeer en privé gebruiken.
Rekenvoorbeeld pseudo-eindheffing
De pseudo-eindheffing over een benzine- of dieselauto is 12% van de catalogusprijs per jaar. Als de auto bijvoorbeeld € 30.000 kost, is dat 12% van € 30.000 = € 3.600 per jaar. Dat is € 300 per maand.
Overgangsregeling voor benzine- en dieselauto’s
Voor benzine- of dieselauto’s die werkgevers al voor 2027 aan werknemers aanbieden, geldt er een overgangsregeling. Tot 16 september 2030 hoeven werkgevers voor deze auto’s geen extra belasting te betalen.
Emissievrije auto’s stimuleren
Met de voorgestelde maatregel wil het kabinet de overstap naar emissievrije auto’s versnellen. Dat vermindert de uitstoot van broeikasgassen, stikstof en fijnstof. En dat helpt om de afgesproken klimaatdoelen te halen.
Het kabinet wil vanaf 1 januari 2026 minder belastingvoordeel voor vergoedingen aan werknemers uit het buitenland.
Belastingvrije onkostenvergoeding vervalt
Werknemers uit het buitenland (expats, arbeidsmigranten) hebben in Nederland soms hogere kosten dan als ze in hun eigen land werken. Werkgevers kunnen de volgende kosten voor hun buitenlandse werknemers nu nog belastingvrij vergoeden:
- kosten voor levensonderhoud in Nederland;
- kosten die werknemers maken omdat ze privé met hun thuisland bellen.
Het kabinet wil dat veranderen zodat alle werknemers gelijk behandeld worden. Werkgevers moeten belasting gaan betalen over deze onkostenvergoedingen aan hun werknemers uit het buitenland. Het Nederlandse minimumloon houdt voldoende rekening met de kosten voor levensonderhoud in Nederland.
Lager loon en minder arbeidsmigratie
De maatregel kan voor werknemers uit het buitenland betekenen dat hun nettoloon omlaaggaat. Gemiddeld gaat het over € 85 over alle maanden dat werknemers in Nederland zijn (gemiddeld 18 weken). Dat komt neer op € 20 per maand.
Voor werkgevers wordt het minder voordelig om werknemers uit het buitenland aan te nemen. Voor werknemers uit het buitenland wordt het werken in Nederland minder aantrekkelijk door een lager nettoloon. Op die manier wil het kabinet de arbeidsmigratie beperken.
Klimaat en energie
Het kabinet wil de energie-investeringsaftrek (EIA) voor bedrijven en ondernemers aanpassen.
Belastingvoordeel voor energiezuinige investeringen
Bedrijven en ondernemers die investeren in bijvoorbeeld energiezuinige machines, kunnen 40% van die investering aftrekken van de winst. Hierdoor betalen zij minder belasting. Dat geldt voor investeringen tot maximaal € 151 miljoen per jaar (bedrag 2025). Bedrijven en ondernemers kunnen die investeringen doen in hun eigen bedrijf maar ook in een gezamenlijk bedrijf (bijvoorbeeld een vof). Bij elkaar opgeteld komen sommige bedrijven en ondernemers dan boven de grens van € 151 miljoen per jaar uit. Het kabinet wil dit tegengaan.
Maximumbedrag aan investeringen
Het kabinet stelt voor om bedrijven en ondernemers vanaf 1 januari 2026 hun investeringen bij elkaar te laten optellen. Voor energiezuinige investeringen in een eigen bedrijf en een gezamenlijk bedrijf geldt dan samen een belastingvoordeel over investeringen tot maximaal € 151 miljoen per jaar.
Let op: Het kabinet heeft deze maatregel op verzoek van de Tweede Kamer aangepast. De energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) kunnen worden afgetrokken tot het bedrag van de winst die een onderneming in dat jaar maakt.
Het kabinet stelt voor om iedereen over al het drinkwatergebruik belasting te laten betalen, zonder maximum. Dat levert de overheid elk jaar € 105 miljoen extra belastinginkomsten op. En de maatregel stimuleert bedrijven om zuiniger met drinkwater om te gaan.
Langzaam afschaffen maximum aan belasting op drinkwater
Voor het gebruik van drinkwater betaalt iedereen belasting. Op dit moment geldt er nog een maximum (heffingsplafond) van 300 kubieke meter per aansluiting. Dat is 300.000 liter water. Iemand die in een jaar meer dan 300.000 liter water gebruikt, betaalt door het heffingsplafond alleen belasting over 300.000 liter. Het verbruik daarboven is belastingvrij.
Het kabinet stelt voor om het heffingsplafond in 2 stappen af te schaffen:
- In 2026 gaat het heffingsplafond omhoog naar 50.000 kubieke meter water per jaar. Dat is 50 miljoen liter water. Gebruiken bedrijven meer dan 50.000 kubieke meter water, dan betalen ze over die extra kubieke meters geen belasting.
- In 2027 is er geen maximum meer. Bedrijven betalen dan belasting over al het water dat ze per aansluiting verbruiken. Dat geldt vanaf 2027 alleen voor water van drinkwaterkwaliteit. Voor water dat geen drinkwater is, hoeven bedrijven geen belasting te betalen. Bijvoorbeeld voor oppervlaktewater dat zij gebruiken om mee te koelen.
| Jaar | Waterverbruik | Kosten per m3 | Heffingsplafond | Belastingberekening per jaar | Belasting per jaar |
|---|---|---|---|---|---|
| 2025 | 100.000 m3 | 42,5 cent | 300 m3 | 300 x 42,5 cent | € 127,50 |
| 2026 | 100.000 m3 | 42,5 cent | 50.000 m3 | 50.000 x 42,5 cent | € 21.250,00 |
| 2027 | 100.000 m3 | 42,5 cent | - | 100.000 x 42,5 cent | € 42.500,00 |
Het kabinet stelt enkele uitzonderingen voor. Zo hoeven bijvoorbeeld campings zonder aansluiting op het drinkwaternet geen belasting te betalen. Deze bedrijven hebben vaak al hoge kosten omdat zij grondwater moeten oppompen, zuiveren en controleren voordat ze het als drinkwater mogen gebruiken.
Het kabinet stelt veranderingen in de afvalstoffenbelasting voor. Die maken het verwerken van afval duurder. Ook stelt het kabinet voor om de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties te verhogen. Deze maatregelen leveren de overheid samen minimaal € 567 miljoen belastinginkomsten per jaar op.
Vanaf 1 januari 2027: belasting betalen voor zuiveringsslib
Afvalverbrandingsinstallaties betalen afvalstoffenbelasting voor de hoeveelheid afval die ze verbranden. Maar dat hoefde niet voor zuiveringsslib: dat is het materiaal dat overblijft bij het zuiveren van water. Het kabinet wil dat veranderen. Vanaf 2027 moeten afvalverbrandingsinstallaties ook afvalstoffenbelasting betalen als ze zuiveringsslib verbranden. Dat levert elk jaar € 1 miljoen aan belastinginkomsten op vanaf 2027.
Vanaf 1 januari 2027: CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties omhoog
Het kabinet stelt voor om afvalverbrandingsinstallaties vanaf 1 januari 2027 meer CO2-belasting te laten betalen. De tarieven per 1000 kilo CO2-uitstoot lopen elk jaar op. Vanaf 2030 is het tarief dan € 295. Met deze maatregel wil het kabinet de afvalverbrandingsinstallaties stimuleren om minder CO2 uit te stoten. Dat is nodig voor het halen van de klimaatdoelen.
Het kabinet heeft met de sector afgesproken dat ze in het voorjaar van 2026 zelf met andere voorstellen kunnen komen om minder CO2 uit te stoten.
| CO2-heffing | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 en daarna |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Nu geldende afspraken | € 87,9 | € 100,7 | € 113,6 | € 126,4 | € 139,3 | € 152,1 |
| Voorstel CO2-heffing afvalverbrandingsinstallaties | € 87,9 | € 100,7 | € 149,3 | € 197,9 | € 246,4 | € 295 |
Vanaf 2028: afvalstoffenbelasting omhoog
De afvalstoffenbelasting gaat omhoog van € 39,71 per 1000 kilo in 2025 naar € 90,21 in 2028. En naar € 113,81 vanaf 2035.
Het kabinet heeft met de sector afgesproken dat ze in het voorjaar van 2026 zelf met andere voorstellen kunnen komen om dezelfde belastinginkomsten te bereiken.
|
Afvalstoffen- |
2025 t/m 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | 2031 | 2032 | 2033 | 2034 | 2035 en daarna |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Tarief | 39,71 | 90,21 | 92,61 | 120,71 | 109,81 | 102,71 | 98,71 | 106,21 | 113,81 |
Vanaf 2029: hogere belasting voor storten met ontheffing
Tussen 2025 en 2030 wordt het steeds duurder om afval te verbranden. Daardoor bestaat de kans dat bedrijven toestemming vragen om afval te mogen storten in plaats van te verbranden (storten met ontheffing). Om dat tegen te gaan wil het kabinet het belastingtarief verhogen voor storten met ontheffing. Dit levert € 8 miljoen aan belastinginkomsten op in 2029 oplopend naar jaarlijks € 13 miljoen vanaf 2035.
|
Storten met ontheffing |
2025 t/m 2028 | 2029 | 2030 | 2031 | 2032 | 2033 | 2034 | 2035 en daarna |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Tarief | 39,71 | 134,83 | 139,17 | 139,93 | 140,67 | 141,06 | 40,34 | 139,6 |
Hogere kosten voor verwerken afval
Als afvalverbrandingsinstallaties meer belasting gaan betalen, berekenen zij de kosten grotendeels door aan degenen die het afval komen brengen. Dat zijn bedrijven en gemeenten.
Het wordt dan aantrekkelijker voor bedrijven en gemeenten om weinig afval over te houden. Heeft een gemeente een grote hoeveelheid afval per inwoner? Dan zijn de kosten daarvoor hoog. Dat kan tot een hogere gemeentebelasting leiden van gemiddeld € 40, - per jaar per huishouden.
Het kabinet stelt voor om de CO2-heffing vanaf 1 januari 2026 te verlagen van € 87,90 naar € 78,67 per ton CO2. Dat geldt alleen voor industriële bedrijven die veel CO2 uitstoten: ETS1- en lachgasinstallaties. Ook mogen zij meer CO2 belastingvrij uitstoten de komende jaren.
Gevolgen van aanpassen CO2-heffing
De maatregel zorgt dat de grote industrie-bedrijven vrijwel geen CO2-heffing meer betalen. Dat zorgt voor een goede wereldwijde concurrentiepositie voor deze bedrijven. Het heeft negatieve gevolgen voor het klimaat, omdat de uitstoot van CO2 goedkoper wordt.
Het kabinet wil dat importeurs in heel Europa vanaf 1 januari 2026 meer gaan betalen bij de invoer van bepaalde producten van buiten de Europese Unie (EU). Die Europese maatregel geldt voor producten waarbij in het productieproces veel CO2 ontstaat. Bijvoorbeeld staal en ijzer voor auto’s, aluminium voor blikjes en kunstmest voor landbouw.
CO2-heffing voor invoer van producten naar Europa
In de EU betalen fabrieken voor hun CO2-uitstoot. In sommige andere landen hoeven bedrijven dat niet. Daardoor zijn producten van buiten de EU soms goedkoper, maar vervuilender. Bedrijven kunnen hun productie verplaatsen naar landen zonder CO2-heffing. Om dit te voorkomen geldt voor vervuilende producten van buiten de EU een extra CO2-heffing. Dat heet koolstofcorrectie aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM). Bedrijven hebben voor de productie binnen en buiten de EU dan even veel CO2-kosten.
Stand van zaken wetsvoorstellen
Deze plannen van het kabinet zijn onderdeel van het Belastingplan 2026. De maatregelen staan in verschillende wetsvoorstellen. De Tweede Kamer heeft de plannen besproken en het kabinet gevraagd sommige maatregelen aan te passen. Daarna hebben de Eerste en Tweede Kamer de Belastingplanmaatregelen goedgekeurd.
Alle belastingmaatregelen voor ondernemers
Bekijk het overzicht van de wetswijzigingen en andere plannen die gevolgen hebben voor ondernemers op Ondernemersplein.nl.
Let op: Het kabinet heeft de maatregelen over het lucratief belang en de schijfgrens van de WBSO aangepast.
Alle belastingmaatregelen voor 2026
Lees het Belastingplan 2026 en de bijbehorende stukken voor alle maatregelen die het kabinet voorstelt.