Toespraak staatssecretaris Tuinman bij symposium ‘Kennis in de keten’

Dames en heren, collega’s,

Stel u zich een ochtend voor waarin de stilte plots wordt doorbroken door het geluid van vliegtuigen.
Aan de oostgrens van Europa breekt een conflict uit. Onze eenheden ontplooien. In korte tijd vallen de eerste gewonden.

In de scenario’s waarmee we nu rekening houden, schatten we dat er in de eerste dagen van het gevecht veel gewonden kunnen vallen.

Kameraden in het veld verlenen eerste hulp, medics en gewondenhelpers stabiliseren, ziekenauto’s brengen de eerste slachtoffers naar een veldhospitaal.
Even later worden ze verzameld in een hub, en uiteindelijk komen ze in Nederland terecht, waar civiele ziekenhuizen klaarstaan om hen op te vangen.

Dat is het scenario waarop wij ons moeten voorbereiden. En precies daarover gaat deze dag: over de zorgketen die dat mogelijk maakt.
Over hoe we die keten nog sterker, nog robuuster, nog meer kunnen verdikken.

We hebben in de afgelopen jaren veel bereikt. Er staat een stevige basis, de samenwerking met onze civiele partners groeit, en er ligt een duidelijke roadmap met investeringen.
Maar eerlijk is eerlijk: de keten moet dikker.
Niet alleen qua materieel, maar ook qua mensen en afspraken.

Ik zie de geneeskundige keten echt als een cruciaal onderdeel van onze gevechtskracht. Die kracht heeft 3 componenten.

De eerste is de fysieke: gewondentransportmiddelen, vliegtuigen, veldhospitalen, beademingsapparatuur, bloedvoorraden, medische gebruiks- en verbruiksartikelen en de logistiek die het allemaal mogelijk maakt.
Zonder die middelen red je geen levens.

De tweede component is de conceptuele: het nadenken over hoe we optreden, hoe we spreiding organiseren, hoe we werken als evacuatie niet volgens plan verloopt.
Duidelijke concepten en afspraken zorgen dat iedereen weet wat hij moet doen, waar en wanneer.

En dan is er als derde de mentale component. Zorg gaat niet alleen over techniek, maar ook over het moreel.
We sturen mensen het gevecht in, waar doden en gewonden kunnen vallen. En toch gaan ze, omdat ze weten: er wordt voor mij gezorgd.

Die zekerheid maakt dat ze durven handelen, dat ze risico’s nemen en het eigen belang ondergeschikt maken aan de missie en daarmee aan het grotere belang voor Nederland.

In Afghanistan heb ik dat zelf ervaren.
De wetenschap dat er achter je een keten van zorg staat, geeft rust en vertrouwen om te knokken en om goede besluiten te nemen.

De oorlog in Oekraïne laat zien hoe belangrijk dat is. Daar worden gewonden soms pas laat afgevoerd, onder moeilijke omstandigheden en met dreiging van drones of beschietingen.
En het komt ook voor dat gewonden te laat en soms helemaal niet worden afgevoerd.

We zien het verschil tussen legers die hun gewonden achterlaten en legers die er alles aan doen om ze terug te halen.
Dat verschil zegt alles over beschaving, over morele kracht. En het leert ons dat niet alleen de voorkant belangrijk is, maar de hele keten: van eerste hulp tot en met revalidatie.

En vandaag hebben we ook iemand in ons midden die die werkelijkheid van dichtbij kent: majoor (bd) Olha Ostapchuk [FON: Os-táp-tsjoek], hoofd van de medische eenheid van de 100ste Brigade uit Oekraïne.

Major Ostapchuk [Os-táp-tsjoek], we are honoured by your presence here today.
What you and your colleagues are doing under the most difficult circumstances commands deep respect.
We are eager to learn from your experience. From your courage, your improvisation, and your ability to keep the medical chain going even under fire.
Please know that everyone here feels connected to you and your team.

De aanwezigheid van majoor Ostapchuk herinnert ons eraan dat wat wij hier bespreken geen theorie is, maar dagelijkse werkelijkheid aan de oostgrens van Europa.

Dames en heren,

We moeten ook eerlijk zijn over het begrip van de golden hour. In moderne conflicten is het te verwachten dat het niet lukt om binnen een uur bij specialistische zorg te komen.
Daarom moeten we nieuwe afspraken maken en anders werken.

Medics en gewondenhelpers moeten meer kunnen doen aan de voorkant, terwijl achterliggende schakels beter voorbereid zijn op een langere opvang en afvoer.

Daar werken we concreet aan. Tijdens een oefening afgelopen augustus testten we de keten in realiteit: van triage in het veld tot vervoer per Chinook-helikopter naar een Role 2 veldhospitaal.
Ongeveer 120 ‘gewonden’ werden geëvacueerd. Omdat onze Boxer-ambulances bij massa’s gewonden tekortschieten, sprong GMCenter uit Vaassen bij met civiele ziekenwagens.
Zo oefenen we nu ook de samenwerking met de civiele keten onder echte druk.

Daarnaast investeren we in lucht-evacuatiemiddelen: het gaat dan om medische containers, pallets en dragers die in transportvliegtuigen kunnen worden ingebouwd.
Daarmee kunnen we gewonden sneller en over grotere afstanden verplaatsen, bijvoorbeeld vanuit een NAVO-hub in Zweden of Litouwen.

En met de oprichting van het Geneeskundig Commando versterken we de regie, de normering en het strategisch vervoer in de gehele keten.
Zo bouwen we aan een organisatie die niet alleen kan reageren, maar kan volhouden.

En omdat mensen de sleutel blijven, zet Defensie ook stevig in op werving om de vulling van de medische keten te verbeteren.
Want we kunnen alles plannen en kopen wat we willen, maar zonder goed opgeleid personeel blijft elk systeem slechts een doos met potentie.

Wat vraag ik vandaag van u?

Allereerst: leer elkaar kennen. Niet alleen elkaars rang of functie, maar elkaars werkpraktijk.
Medics, verpleegkundigen, artsen, beleidsmakers, civiele collega’s: weet wat de ander nodig heeft.
Dat maakt de keten sterk in de praktijk.

Ten tweede: oefen samen. Realistisch, met civiele partners, met VWS, met ziekenhuizen.
De oefeningen en table-tops die we al hebben gedaan, hebben laten zien hoe snel kennis en begrip groeien zodra mensen elkaar ontmoeten.

En ten derde:
help om nieuwe mensen te werven en vast te houden. Onze grootste uitdaging is niet techniek, maar personeel.
Vertel het verhaal van uw werk.
Laat zien hoe betekenisvol het is om zorg te bieden aan degenen die voor onze veiligheid hun leven riskeren.

Aan onze civiele partners wil ik zeggen: we hebben elkaar nodig.
Als het echt misgaat, liggen de ziekenhuizen vol, en dan is de hele samenleving nodig om de zorg overeind te houden.
Door nu samen te oefenen, plannen te maken en elkaar te leren kennen, kunnen we straks snel schakelen als het erop aankomt.

Beste mensen,

Wij sturen mensen naar het front in situaties waar doden en gewonden vallen.
Zij doen dat met het vertrouwen dat er voor hen wordt gezorgd.
Laten wij dat vertrouwen waard zijn.
Laten we samen werken aan een keten die niet alleen gesloten is, maar ook sterker, dikker en veerkrachtiger.
Klaar voor elke dreiging.

En tot slot: een woord van waardering.
Aan iedereen die zich inzet voor de gezondheid, de veiligheid en het herstel van onze militairen – in het veld, in het ziekenhuis of achter de schermen – u bent de stille kracht die het verschil maakt: dank u wel.