Functiemix (voortgezet onderwijs)

Leerkrachten kunnen carrière maken voor de klas en in de school. Dit kan met de functiemix. Daarvoor hebben de sociale partners verschillende functieschalen met doorgroei- en salarismogelijkheden afgesproken.

Verschillende functies in het voortgezet onderwijs (vo)

In het vo kan een leraar benoemd worden in een LB-, LC-, LD- of LE-functie. Er bestaan streefpercentages voor het aantal LC- of LD-functies. In de Randstadregio’s zijn de streefpercentages hoger dan daarbuiten, vanwege het lerarentekort en de grootstedelijke problematiek. Scholen in deze regio’s krijgen hier extra geld voor.

Deze functieschalen kunnen de ambities van leraren concreet maken. En met een invulling die past bij het lerarenteam en de visie van de school. Zo kan elke leraar doen waar hij of zij goed in is, met meer tevredenheid en een effectievere taakverdeling.

Rol schoolleiders en schoolbestuur

Schoolleiders kunnen onderscheid maken in functies. En met het schoolbestuur strategisch personeelsbeleid vormgeven. Hiermee stimuleren ze leraren zich verder te ontwikkelen.

Medezeggenschap in personeelsbeleid

Schoolbesturen formuleren een duidelijke ambitie voor de ruimte die wordt gecreëerd voor hogere salarisschalen. De medezeggenschapsraad heeft inspraak in de ruimte die in het personeelsbeleid wordt gemaakt voor inschaling  van leraren in verschillende functies. De medezeggenschap kan ervoor zorgen dat het personeelsbeleid en de invulling van de functies op de agenda staan bij de bespreking van de school- en beleidsplannen.

Streefpercentages kunnen verschillen

De streefpercentages kunnen per school verschillen. In de functiemix-database staan zowel de streefpercentages per school of bestuur als de daadwerkelijke inschaling van onderwijspersoneel in de verschillende functieschalen. Als een school of bestuur met de  medezeggenschap maatwerkafspraken over streefpercentages gemaakt heeft dan zijn ook deze percentages in de database opgenomen. De mogelijkheid om met maatwerkafspraken te kunnen afwijken van de landelijk vastgestelde streefpercentages resulteerde uit overleg met de sociale partners in de vo-sector. Het werd duidelijk dat voor sommige scholen en/of besturen de streefpercentages financieel niet haalbaar waren. Met maatwerkafspraken kon de doelstelling op basis van het budget en de kosten op schoolniveau worden bijgesteld.