Herstel van de balans voor werken met en als zelfstandige(n)

Het kabinet wil de balans herstellen als het gaat om het werken met zelfstandigen en als zelfstandige. Voor de zomer zijn hier langs drie lijnen maatregelen voor aangekondigd, inmiddels zijn deze verder uitgewerkt. Zo zijn er stappen gezet om te zorgen voor een gelijker speelveld, onder andere door de financiële verschillen te verkleinen. Onder meer de zelfstandigenaftrek is sneller en sterker verlaagd. Ook wordt er gewerkt aan de juridische verduidelijking van de regels rond de vraag wanneer iemand in dienst is. Tot slot wordt ook ingezet op handhaving door de Belastingdienst. Op korte termijn wordt dit gedaan door het versterken en verbeteren van de handhaving binnen de wettelijke kaders die nu gelden. De komende 2 jaar wordt gewerkt aan maatregelen en plannen om uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op te heffen. Dat schrijven minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat en staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Tweede Kamer in de voortgangsbrief.

Veel zelfstandigen kiezen bewust voor het ondernemerschap, onder meer vanwege grip op werken en leven en de mogelijkheid om snel in te springen op kansen. Zelfstandig ondernemerschap levert zo een belangrijke bijdrage aan de economie waar ook in de toekomst ruimte voor moet zijn. Naast de voordelen die het werken met en als zelfstandigen biedt, is er ook een keerzijde aan de snelle groei van zelfstandigen. In de diverse en groeiende groep zzp’ers bevinden zich ook werkenden die niet voldoende beschermd zijn tegen inkomensschokken door werkverlies en ziekte. Er is sprake van, soms gedwongen, schijnzelfstandigheid. Dat kan leiden tot oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden op de werkvloer en tussen bedrijven. Ook macro-economisch zijn er zorgen. Als grote groepen werkenden niet meedoen aan het sociale zekerheidsstelsel neemt het bereik daarvan af en kan het moeilijker worden om ook kwetsbaarder werkenden voldoende bescherming te bieden.

Maatregelen

Er bestaat niet één simpele oplossing voor deze complexe problematiek. Het kabinet kiest er daarom voor om tegelijkertijd langs drie lijnen maatregelen te nemen:

  • Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.
  • Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden.
  • Het versterken en verbeteren van de handhaving en in voorbereiding op afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

Voor de eerste lijn is in het Belastingplan 2023 onder andere de versnelde afbouw van de zelfstandigenaftrek en uitfasering van de fiscale oudedagsreserve opgenomen, om de fiscale prikkel te verkleinen. Daarnaast wordt in de brief de voortgang gemeld op de invoering van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers, de mogelijkheden voor collectief onderhandelen voor zelfstandigen en de versterking van de positie van zelfstandigen in Sociaal Economische Raad (SER).

Met de tweede lijn wil het kabinet de regelgeving verduidelijken. Dit is niet alleen gericht op het bieden van bescherming van diegenen die daarop recht hebben, maar ook om echte zelfstandigen meer duidelijkheid te geven over de ruimte om te ondernemen. De wettelijke norm om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden is een open norm ‘werken in dienst van’ (gezag), die door rechterlijke uitspraken (jurisprudentie) is ingekleurd. Om de praktijk voortaan meer duidelijkheid en houvast te bieden, wil het kabinet de regels vanuit de jurisprudentie overzichtelijk bijeen brengen en structureren door de drie hoofdelementen uit de jurisprudentie in regelgeving vast te leggen:

  1. Worden er instructies gegeven en wordt toezicht gehouden op het werk? (ook wel aangeduid als materieel gezag)
  2. Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgevende?
  3. Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie? Dit biedt een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

De drie hoofdelementen worden de komende tijd nog verder ingevuld en uitgewerkt met de betrokkenen. Het kabinet wil daarin een balans vinden tussen de drie hoofdelementen waarmee in de praktijk gewerkt kan worden. Voor de zomer zal het concept-wetsvoorstel voor internetconsultatie voorliggen. Begin 2024 gaat er een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer met de uitgewerkte wijzigingen.

Verder wordt op dit gebied gewerkt aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief, zoals ook voorgesteld in het MLT-advies van de SER. Dit rechtsvermoeden is vooral gericht op het versterken van de positie van werkenden met minder onderhandelingsmacht en voor wie het daardoor extra lastig kan zijn hun rechten op te eisen. Het rechtsvermoeden zorgt ervoor dat als iemand zich beroept op een werkgever-werknemer relatie en de werkgevende het bestaan daarvan ontkent, de werkgevende moet bewijzen dat hij geen werkgever maar opdrachtgever is.

Het versterken en verbeteren van de handhaving

Ook heeft het kabinet de ambitie om op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium volledig op te heffen. Hiervoor worden diverse acties opgezet om burgers en bedrijven hierop voor te bereiden. Zo gaat de Belastingdienst actief samenwerken en hulp bieden aan partijen die willen en kunnen voldoen aan de fiscale en sociale verplichtingen. Ook komt er meer aandacht voor dossiers waar onzekerheid over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie bestaat. Uiteindelijk doel is dat burgers en bedrijven zoveel mogelijk uit zichzelf regels gaan naleven. Daarbij besteedt de Belastingdienst actief aandacht aan dossiers waar onzekerheid is over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.

Tenslotte gaat het kabinet via een werkprogramma aan de slag met de specifieke problematiek in sectoren als kinderopvang, onderwijs en de zorg. Onder meer de werkdruk in die sectoren kan mensen ertoe bewegen om zelfstandige te worden, en tegelijkertijd zien we dat er daarmee nog meer werkdruk kan ontstaan voor werknemers in dienst. Daarnaast zijn er zorgen over de daarmee gepaard gaande oplopende kosten. Het kabinet zal daarom voor deze sectoren de samenhang tussen de generieke maatregelen en de sectorspecifieke maatregelen voor onderwijs, zorg en kinderopvang nadrukkelijk bewaken. Waar nodig worden aanvullende maatregelen genomen, waarbij uiteraard ook oog is voor het belang van goed werkgeverschap in die sectoren.

Het kabinet wil bij het verdere uitwerken van zowel de verduidelijking als bij het verbeteren van de handhaving de komende tijd belanghebbenden nauw betrekken. Dit om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de markt weet welke regels gelden en daarmee kan werken.