Toespraak door minister Dijkgraaf tijdens de Avond van de Wetenschap en Maatschappij

Minister Dijkgraaf (OCW) sprak bij de opening van de Avond van de Wetenschap en Maatschappij op maandag 9 oktober 2023.

Vanavond vieren wij de zachte krachten in onze samenleving: onderwijs, cultuur, onderzoek, innovatie. Ik sta hier met een dubbel gevoel, want we hebben allemaal afgelopen weekend gezien hoe de harde krachten toeslaan. We zijn in gedachten bij de mensen die in die vreselijke situatie verkeren.

Ik hoop dat we de positieve krachten kunnen blijven vieren die ons uiteindelijk verder kunnen brengen.
Daarom vraag ik u om in een tijdmachine te stappen die u 500 jaar terug in de tijd brengt. Deze laatmiddeleeuwse kerk helpt uw verbeelding vast op gang.

U komt terecht in het Leiden van 1523, dan de grootste stad van de Noordelijke Nederlanden. U vertelt de mensen daar bevlogen over een prachtige toekomst. Met smartphones en internet. Met voortreffelijke medische zorg.

Uw nieuwsgierige publiek wil natuurlijk precies weten hoe dat alles werkt. Een computer, dat is iets met transistors en elektriciteit, dat weet u nog. En er zijn antibiotica en vaccins. Maar hoe werken die en hoe maak je ze?

De Leidenaren kijken u aan alsof ze water zien branden. U krijgt het niet uitgelegd. Stamelt. Frustrerend, want u weet dat u er levens mee kunt redden en verbeteren. Helaas is er geen wifi of Wikipedia in de 16e eeuw. Had u toch maar wat beter opgelet.

Wetenschap is de zoektocht in het onbekende naar een betere wereld. Maar zelfs als je het pad al eens hebt afgelopen en weet van een aantal topbestemmingen, kun je nog behoorlijk de weg kwijtraken.

Hoe zou u de sprong van 1523 naar 2023 versnellen?

Volgens mij is er maar 1 oplossing denkbaar. Veel meer aandacht voor onderwijs en onderzoek. Ik zou in iedere stad scholen en universiteiten, bibliotheken en laboratoria oprichten.

Ik zou mensen aanmoedigen om erop los te experimenteren, rond te reizen, dieren en planten te ontleden. Ik zou ze proefjes laten doen met vuur, magneten en glas. Ik zou veel meer denk- en doekracht inzetten dan het handjevol geleerde mannen dat in de 16e eeuw de wereld probeert te doorgronden en te verbeteren. Jonge kinderen, vrouwen, mensen uit lagere sociaaleconomische klassen: ik zou ze allemaal uitnodigen om mee te doen en hun talenten te ontwikkelen. Alles om die kloof van 500 jaar te verkleinen.

Hoe zit dit in 2023? Wat zijn de krachten die ons dichter brengen bij een toekomst die wij ons nog nauwelijks kunnen voorstellen? Oprecht, ik weet ook nu niets beters te bedenken dan meer en beter onderwijs en onderzoek. De krachten die ons kennis, inzicht en vaardigheden leveren.

De grote maatschappelijke problemen van vandaag vragen allemaal om de wetenschap. Ik stel met verwondering vast dat ons kabinet nu ministers heeft met hun eigen molecuul. 1 voor stikstof en één voor koolstof, oftewel klimaat. Laat mij, met onderwijs en onderzoek in mijn portefeuille, dan maar met liefde de minister voor zuurstof zijn.

De wetenschap bepaalt de toekomst van de wereld en is van doorslaggevend belang voor de toekomst van ons land. Want let wel: Nederland heeft heel veel niet. Geen goedkope arbeid, geen ruimte in overvloed, geen aardschatten die we probleemloos te gelde kunnen maken. Onze belangrijkste natuurlijke hulpbron is onze kennis, de enige die groeit in het gebruik. Daarin investeren is wat mij betreft een no-brainer.

Waar we wel meer over moeten nadenken is de vraag of de hele samenleving profiteert van die kennis. Een blik in de achteruitkijkspiegel toont helder onze blinde vlekken.

De berm van de geschiedenis ligt vol lage verwachtingen en halve oplossingen, verhalen van uitsluiting en ongelijkheid. Het zou naïef zijn om te denken dat onze tijd daarop een uitzondering vormt.

De overtuiging dat technologie per definitie iedereen vooruithelpt is naïef vooruitgangsoptimisme gebleken. De wetenschap diende in het verleden allesbehalve alle belangen. Denk aan de milieuschade van de chemische industrie. Of de ongecontroleerde uitstoot van broeikasgassen. Of de groei van desinformatie via de algoritmes die hightechbedrijven achter  gesloten deuren ontwikkelden. Terecht vragen vele mensen zich af of wetenschap en technologie er wel voor hen zijn.

We zien nu scherper dan ooit dat ook kennis ongelijkheid en polarisatie kan vergroten. Het mooie is dat we ook dit inzicht te danken hebben aan de wetenschap. Want hoe weten we dat sommige stoffen schadelijk zijn? Door de wetenschap. Wie leert ons hoe we de belangen van natuur en mensenrechten al in de ontwerpfase kunnen meerekenen? De wetenschap. En dus is het ook de wetenschap die ons kan leren hoe kennis er voor iedereen kan zijn.

De wetenschap is al meer dan voorheen verbonden met de samenleving. Dat is zij aan haar stand verplicht. Ik doe dan ook een oproep aan alle wetenschappers. Hoe zorgt u ervoor dat wetenschap de gehele samenleving ten goede komt? Dat niet de ene mens de prijs moet betalen voor de vooruitgang van de andere? Hoe maken we het bijvoorbeeld lonend om te onderzoeken hoe iedereen gezonder kan worden? Of hoe burgers niet verdwalen in de labyrinten van de overheid?

Zo wordt steeds duidelijker hoe breed onze investering in kennis moet zijn.

Allereerst en bovenal in de vrije, fundamentele wetenschap. Die toont niet onmiddellijk haar nut, maar heeft de grootste transformerende potentie. Kijk maar naar de recente Nobelprijswinnaars Katalin Karikó en Drew Weissman. Zij bedachten de mRNA-technologie al in de jaren '80. Toen de coronapandemie uitbrak, lag hun oplossing op de plank.

Ze bleek succesvoller dan we hadden durven dromen. En nu is er gerede hoop dat er al tegen 2030 vaccins tegen kanker beschikbaar zijn met deze technologie.

Naast deze ‘kennis om de kennis’ moeten we zeker ook investeren in kennis die begint bij de vragen van de maatschappij. Bijvoorbeeld bij de grote gezondheidsverschillen binnen Nederland. Dat vraagt de bundeling van vele disciplines zoals geneeskunde, psychologie, economie, planologie en communicatiewetenschap. Want leefstijl en leefomgeving zijn minstens zo bepalend. Als mensen knel komen te zitten in de maatschappelijke pijplijnen, zoals bij de kindertoeslagaffaire, hebben we dus maatschappelijke ingenieurs nodig, zoals sociale wetenschappers en juristen, om een eerlijker stelsel te ontwerpen.

Ik spreek graag over de waaier van het vervolgonderwijs. Mbo, hbo en wo als gelijkwaardige onderwijsvormen, ieder met hun eigen sterktes die dezelfde maatschappelijke waardering en ondersteuning verdienen. We moeten ook serieus praten over de waaier van onderzoek, van praktijkgericht tot zuiver nieuwsgierigheid-gedreven. Zodat wetenschappelijke kennis overal in de maatschappij geabsorbeerd kan worden, van kleine bedrijven tot grote overheidsinstellingen, zeg van de bakker tot de Belastingdienst.

De samenleving moet ook kunnen meepraten over de richting die de wetenschap opgaat.

De Nationale Wetenschapsagenda helpt hierbij, alsook het nieuwe Nationaal Expertisecentrum Wetenschap & Samenleving. Want we hebben ook behoefte aan meer kennis over hoe we kennis overdragen en maatschappelijk engagement versterken. Wat een bijzonder genoegen dat ik straks aan een van de kwartiermakers van dit centrum, Ionica Smeets, de Irispenning mag uitreiken voor haar tomeloze en voorbeeldige inzet op wetenschapscommunicatie.

En eveneens: wat een genoegen dat ik straks de Huibregtsenprijs mag uitreiken voor een recent onderzoek met een grote maatschappelijke meerwaarde.

Beste mensen,

De reikwijdte van de wetenschap wordt alleen maar groter. We vragen steeds meer van haar. En gelukkig levert ze ook steeds meer. Toch spreekt dat laatste niet vanzelf. Toen ik aantrad, piepte en kraakte het stelsel. De werk- en prestatiedruk bij vooral jonge onderzoekers en docenten was veel te hoog. Er was te weinig geld beschikbaar voor onderzoek en je mocht al blij zijn als je een tijdelijk contract in de wacht sleepte.

Dit kabinet heeft miljarden beschikbaar gesteld in de volle lengte en breedte van het onderzoek en onderwijs. Een totaalpakket van zo’n 10 miljard voor 10 jaar. Samen met het veld hebben we een sterk samenhangend investeringspakket opgesteld met drie doelen: versterken van het fundament, ruimte geven aan divers talent, en het vergroten van de maatschappelijke impact.

De herstelwerkzaamheden zijn nog niet klaar, maar we kunnen al wel genieten van de eerste effecten.

Kijk naar de jonge docenten die dit jaar met startersbeurzen de vrijheid krijgen hun onderzoek zelf vorm te geven. Ieder hun eigen junior Spinoza- en Stevinpremie.

We liggen op koers om ons doel te halen van 1200 extra vaste posities voor jonge onderzoekers aan universiteiten. Een mooi en tastbaar resultaat van de sectorplannen. Daarin hebben universiteiten in alle wetenschapsgebieden met elkaar scherpe afspraken gemaakt. Waar werken ze samen en waar kiezen ze hun eigen rol? Zo bouwen ze samen aan één virtuele Universiteit van Nederland.

Er is ook meer geld beschikbaar voor praktijkgericht onderzoek op het hbo en het mbo. Het praktijkgerichte onderzoek staat midden in de samenleving en doet zijn onderzoek samen met maatschappelijke organisaties en bedrijven.

Samenleving en kennis bij elkaar brengen is ook het start- en eindpunt van een nieuwe pilot in het hbo: het Professional Doctorate - de hoogste graad aan hogescholen. Vorige week zijn de eerste pioniers ermee gestart. Een verrijking voor het kennislandschap in Nederland.

De zaadjes zijn dus geplant. U mag weten dat ik best bezorgd ben of ze kunnen opgroeien. Of ze straks genoeg water en voedingstoffen krijgen. Bij de investeringen telt de samenhang. Tast je 1 onderdeel aan, dan ontrafelt het hele weefsel van ons kennisland. Dan ontneem je de volgende generatie haar kansen. Dan verliest Nederland zijn positie in de voorhoede van onderwijs, wetenschap en innovatie.

Zoals de parabel van de tijdmachine laat zien, kunnen we een betere toekomst niet voorspellen, maar wel sneller dichtbij brengen. Investeringen in onderwijs en onderzoek zijn het beste equivalent van een tijdreis naar de toekomst.

Beste mensen,

Toen ik de overstap van de wetenschap naar de politiek maakte stond er een cartoon in de Volkskrant. Op een dun trapje daalde ik vanaf een ivoren toren op een kleine planeet — denk aan Le petit prince — in een groot zwart gat getiteld ‘politiek Den Haag’.

Als fysicus kan ik u zeggen dat het probleem met dat zwarte gat niet de eindige tijd is die je daarbinnen rest, noch de singulariteit van de verkiezingen die alles opslokt. Volgens Einsteins relativiteitstheorie gebeurt er ook helemaal niets als je door de horizon, de grens van een zwart gat, valt. Het gaat inderdaad prima met mij. En de kwantumtheorie leert dat je er ook weer uit kunt komen, weliswaar totaal door elkaar gehusseld.

Nee, het grote probleem van een zwart gat is dat die horizon alle signalen tegenhoudt. Je kunt niet communiceren van buiten naar binnen, noch van binnen naar buiten. Om dat op te lossen hebben we een gesprek nodig. Tussen wetenschap en politiek. Tussen wetenschap en samenleving. Zoals vanavond.

In 1956 hield Robert Oppenheimer een rede over dat dilemma. Zijn oplossing was de volgende:

“We kunnen bij elkaar aan tafel gaan. Individueel, of in gesprek met elkaar, creëren we weliswaar geen allesomvattend wetenschappelijk bouwwerk, maar wel een immens, ingewikkeld netwerk van intimiteit, verlichting en begrip. In de wereld waarin wij leven kan niet alles met alles verbonden zijn. Maar alles kan wel met iets verbonden zijn.”

Ik zeg met Oppenheimer: laten we aan tafel gaan!