Toespraak minister Dijkgraaf bij 70-jarig jubileum van de Nobelprijs voor Frits Zernike

Minister Dijkgraaf (OCW) hield op vrijdag 3 november 2023 een toespraak tijdens een symposium ter gelegenheid van het 70-jarig jubileum van de Nobelprijs voor Frits Zernike. Dit symposium vond plaats in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen.

Goedenavond,

Elke dag loop ik op het ministerie langs het bronzen beeld van Frits Zernike, dat tussen alle andere beelden van Nederlandse Nobelprijswinnaars hangt.

Maar nooit voelde ik mij zo dicht bij Frits Zernike als op dit moment, nu ik een microscoop van Frits Zernike heb ontvangen … uit handen van Frits Zernike.

Met groot plezier geleid ik de microscoop door naar het Universiteitsmuseum even verderop. Want de Nobelprijs voor Zernike was 70 jaar geleden en is nog steeds een prijs waarin de hele universitaire gemeenschap deelt.

Ik wil graag met u teruggaan naar november 1951, 2 jaar voordat Zernike de Nobelprijs kreeg. Die toekenning hing absoluut niet in de lucht, maar een bescheiden sterrenstatus had Zernike al wel. Hij maakte in het najaar van 1951 een wekenlange reis langs verschillende Amerikaanse universiteitssteden.

Hij was nog niet eens een uur terug van zijn bootreis, of in zijn huiskamer aan de Van Ketwich Verschuurlaan zat al een journalist van het toenmalige Nieuwsblad van het Noorden. Die wilde alles weten van wat Zernike had meegemaakt in de ‘Nieuwe Wereld’.

Zernike vertelt aan de verslaggever 2dingen die hem zijn opgevallen. In de 1e plaats dat de Amerikanen wetenschappelijk zeker niet vooruitlopen op Nederland en Europa. Over de Amerikanen zegt Zernike: “Er wordt ongetwijfeld ernstig en serieus gewerkt, doch ten aanzien van vele fundamentele zaken steunen zij op Europa. Ik heb optische fabrieken gezien, die nog niet mee kunnen met de Europese.” Zernike ontdekt dat de Nederlandse wetenschap, maar ook hij persoonlijk, in hoog aanzien staat bij de Amerikanen. Want op het symposium dat het National Bureau of Standards heeft georganiseerd, is hij de 1e spreker.

Er is nog iets wat hem opvalt. In Zernikes woorden: “De doorsnee Amerikaan heeft veel meer technische liefhebberij dan de doorsnee Nederlander. Vrijwel iedere Amerikaanse jongen heeft een draaibankje. In het kleinste dorpje vindt men in de ijzerwinkel allerlei fijn gereedschap en prachtige meetinstrumenten.”

Het zijn 2 observaties die de VS van de jaren '50 beschrijven, maar ook veel zeggen over wat Zernike belangrijk vond. Ik wil vandaag met u dieper ingaan op het verband tussen de ‘technische liefhebberij’ en de wetenschap, tussen knutselen en ontdekkingen doen, tussen spelen en vooruitgang.

Beste mensen,

Wat een goede keuze van de RUG en de onvermoeibare Theo Jurriëns om het platina jubileum van de Nobelprijs voor Zernike te vieren met zo veel mogelijk Groningers en andere geïnteresseerden. Morgen kunnen zij zelf door elektronenmicroscopen kijken op de Zernike Campus en door de metershoge microscopen van het UMCG.

En verspreid over de hele provincie Groningen staan morgen 70 microscopen opgesteld. Kinderen kunnen inzoomen op schimmels, haren en misschien zelfs als een echte Van Leeuwenhoek op slootwater.

Begrijp ik het goed dat Art Schouten in de zaal is? Hij is 8 jaar. In de zomervakantie maakte hij een voorbeeldcatalogus, met onder andere een insectenpoot, een legosteentje en een sok. Heel goed gedaan!

Zo gaat er morgen voor veel kinderen een wereld open. Net als er dankzij Zernikes uitvinding, de fasecontrastmicroscoop, een wereld openging voor de wetenschap. De ontdekking heeft een keten aan nieuwe ontwikkelingen veroorzaakt in de microbiologie en de medische wereld, tot vandaag toe. Eindelijk was de inwendige structuur van levende cellen goed zichtbaar en was het proces van celdeling te volgen. Cellen hoefden niet eerst gekleurd te worden met een contrastvloeistof, wat omslachtig was en de cellen bovendien doodde.

De methode van fasecontrastmicroscopie vindt nog steeds overal toepassing. Ze maakt het bijvoorbeeld beter mogelijk om soorten weefsels van elkaar te onderscheiden, wat bij kankeronderzoek heel nuttig is. Ze wordt gebruikt bij de diagnose van ivf-embryo’s en bij het opsporen van fouten in de celdeling.

Zernike verwierf zijn bekendheid en zijn Nobelprijs met een even lucide als praktische toevoeging aan een instrument dat volgens anderen wel ongeveer uitontwikkeld was. Firma Zeiss zag er in 1932 de waarde niet van in. “Als dit ook maar enig praktisch nut heeft, dan zouden we het zelf al lang geleden hebben uitgevonden”, aldus de zelfvoldane Duitse ingenieurs. Pas in 1941 werd de fasecontrastmicroscoop in productie genomen. Zernike zag om zich heen hoe zijn microscoop meteen breed werd toegepast.

De fysica die instrumenten ontwikkelt die vooral een grote sprong betekenen voor andere wetenschappen: dat was ook het geval bij de eerste Nobelprijswinnaar voor de Natuurkunde, Wilhelm Röntgen.

Naast zijn belangrijke theoretische werk is Frits altijd fröbelaar geweest. Op het laboratorium aan de Westersingel struinde hij werkkamers van collega’s af, op zoek naar onderdelen voor de apparaten en prototypes waaraan hij sleutelde. Er wordt gezegd dat Zernike daarom geen sleutel van het lab kreeg, zodat hij er ’s avonds niet alleen kon zijn.

Maar de conciërge liet welwillend een raampje openstaan, zodat Zernike toch naar binnen kon glippen. Die conciërge verdient een standbeeld!

Als kind knutselde Zernike bij gebrek aan zakgeld zelf een camera en een telescoop in elkaar. Zijn ouders stimuleerden hem daarbij. Volgens Zernike is de paperclip het belangrijkste instrument voor elk proefje. Ik voeg daar graag een glaasje water, een kaarsje en een ballon aan toe. Want de belangrijkste les die ik van mijn studenten leerde, is dat je proefjes moet kunnen doen met wat er in je keukenkastje ligt. Dat maakt wetenschap pas echt toegankelijk voor alle kinderen.

Proefjes doen is leuk en leerzaam. Een proefje maakt wetmatigheden in de natuur aanschouwelijk, controleerbaar en herhaalbaar. De belangrijkste les van proefjes is dat je kunt vertrouwen op de wetenschap, op de methode. Je weet dat een volgende keer onder dezelfde omstandigheden de resultaten hetzelfde zullen zijn. En als een proefje misgaat, leer je misschien nog wel meer, want dan kun je met elkaar analyseren waardoor dat komt.

Proefjes laten bij kinderen niet alleen het vertrouwen in de wetenschap groeien, maar ook de nieuwsgierigheid en creativiteit. De drive om de wereld te willen begrijpen en beter te maken.

Precies de menselijke krachten die de wetenschap verder brengen. We weten nu niet wat we over 50 jaar nodig hebben aan technologie en innovatie. Maar wel wat voor mensen we daarvoor nodig hebben. Mensen die kunnen veranderen, nieuwe paden durven inslaan en een ster zijn in samenwerken.

Misschien is het meisje dat morgen in Oude Pekela een broodkruimel onder de microscoop bewondert, over 40 jaar Nobelprijswinnaar.

Vorige maand mocht ik aan Bram Nauta de Stevinpremie uitreiken, zeg maar de Nederlandse Nobelprijs. Hij kreeg die voor de snelle en efficiënte schakeling die hij heeft uitgedacht. Misschien zegt deze Nautaschakeling u niets, maar u hebt er elke dag mee te maken. Doordat uw mobiele telefoon ermee werkt.

Nauta vertelde aan de media over zijn plannen. “Ik wil weer gek onderzoek gaan doen. […] Wetenschap begint bij nieuwsgierigheid, juist zonder interesse waar die nieuwsgierigheid toe zal leiden. Ik ontdekte mijn schakeling ook niet omdat ik ernaar zocht, ik vond het werk gewoon interessant, als puzzel. Ik wil weer spelen, daar komt meestal iets prachtigs uit.”

Ik zeg het Nauta na. De grootste vooruitgang komt vaak uit onverwachte hoek. Zonder het gewaagde spel van nieuwsgierige wetenschappers had onze wereld er totaal anders uitgezien. Dat is het nut van nutteloos onderzoek.

Moet dan iedere wetenschapper twee rechterhanden hebben? Nee hoor, Robbert Oppenheimer, generatiegenoot van Zernike, was bijvoorbeeld heel onhandig in het laboratorium. U hebt dat misschien in de film gezien. Maar wat Oppenheimer wel in het extreme deed, was zich een voorstelling maken van wat nog niet mogelijk en wat nog niet bekend was. Ook dat is creatief zijn en risico’s nemen. Zoals een beeldend kunstenaar zich niet laat afschrikken door het witte doek en de componist niet door de stilte.

Er zijn ook mensen die wél 2 rechterhanden hebben, maar zelf geen wetenschapper zijn. Denk aan de instrumentmakers van het Natuurkundig instituut in Groningen, die werkelijk alles konden maken waar Zernike om vroeg. Of het nu mechanisch, elektrisch of elektronisch functioneerde, uit metaal gesmeed of uit glas geblazen was. We kunnen het belang van hun bijdrage voor de vooruitgang van de wetenschap nooit overschatten. En dat geldt voor de hedendaagse wetenschap misschien nog wel sterker. Die werkt met apparatuur die zo grootschalig en complex is – die maak je niet in je eentje, in de avonduren, met wat je op het lab kunt vinden.

Ik zet mij momenteel in voor de komst van de Einsteintelescoop naar het Nederlands-Belgisch-Duitse grensgebied rond Limburg. Dat moet een gevaarte worden op enkele honderden meters diep in de grond.

Het is een driehoek van buizen van elk 10 kilometer lang, waarin laserstralen worden afgevuurd en teruggekaatst. Hiermee kunnen zwaartekrachtgolven uit de ruimte worden opgespoord. Alsof we kunnen luisteren naar de oerknal. Voor deze gigantische Einsteintelescoop zijn niet alleen wetenschappers nodig, maar juist ook hbo’ers en mbo’ers die de bouw en het onderhoud op zich nemen.

Hedendaagse wetenschap vraagt om een hele waaier aan talenten en vaardigheden. Wetenschap is teamsport. Nederland is er meester in om dingen samen slim aan te pakken. Als kennisland zijn we wereldkampioen samenwerken, ook tussen instellingen.

En daardoor blijft ook die andere waarneming van Zernike overeind, over de hoge kwaliteit van het Nederlandse onderzoek. Ik durf te zeggen dat we op elk wetenschappelijk terrein de competitie met het buitenland aankunnen en in de wereldtop kunnen blijven meespelen.

Dat is een kostbaar, maar geen vanzelfsprekend bezit. Kennis is geen natuurverschijnsel. De forse investeringen die dit kabinet doet in hoger onderwijs en wetenschap waren hard nodig. We hebben miljarden beschikbaar gesteld in de volle lengte en breedte van het onderwijs. Elke euro die we uitgeven, investeren we in de toekomst van ons land.

Beste mensen,

Wie een blik werpt in de collegezalen van dit Academiegebouw, ziet de toekomst van ons land. Of die opnieuw uitzonderlijke iconen voortbrengt als Frits Zernike? Dat weten we niet. Maar we kunnen er zeker van zijn dat Zernikes Rijksuniversiteit Groningen kennis blijft vermeerderen, mede dankzij zijn volhardend knutselen. Dat brengt ons allemaal verder en brengt vele jonge mensen dichter bij hun bestemming. Wetenschap is een prachtig spel om te spelen.

Dank u wel.