Regeringsverklaring

Minister-president Rutte heeft op 18 januari 2022 de regeringsverklaring uitgesproken in de Tweede Kamer.

Mevrouw de voorzitter,

Het afleggen van een regeringsverklaring is een speciaal moment.
Maar dit kabinet treedt aan onder een wel heel bijzonder gesternte, nu Nederland en de rest van de wereld al bijna twee jaar zuchten onder de langdurige crisis die corona is geworden.
De pandemie trekt niet alleen een zware wissel op de levens van veel mensen, maar op onze hele manier van samenleven.
En dat gaat verder dan partijpolitiek, dat is groter dan een coalitieakkoord.
Omdat het raakt aan de kracht van ons democratisch bestel, aan onze gedeelde waarden en aan de sociale samenhang die we zo hard nodig hebben.

Ik wil aan het begin van dit debat eerst dit zeggen.
We hebben al langer te maken met sluimerende onvrede en onderliggende spanningen in de samenleving.
Die waren er ook al voor corona.
Maar in deze periode komen ze nog eens extra onder een vergrootglas te liggen.
Tegenstellingen worden scherper.
Het publieke debat verhardt.
En de onderlinge solidariteit lijkt minder vanzelfsprekend te worden.
En toch….
Toch slaat het overgrote deel van de Nederlanders zich met veerkracht en verantwoordelijkheidsgevoel door deze moeilijke periode heen.
Met compassie en mildheid naar elkaar.
En ook met saamhorigheid en gemeenschapszin.
Als vrijwilliger, mantelzorger, klassenouder, of gewoon als nabij familielid, behulpzame buur of goede vriend.
Lang niet iedereen staat met de rug naar anderen.
Lang niet iedereen is alleen maar boos en pessimistisch en al helemaal niet de hele tijd.
Integendeel, de meeste mensen maken er gewoon dag na dag het beste van.
Dat is misschien minder goed hoorbaar en zichtbaar, maar juist de veerkracht van die grote stille meerderheid is hoopgevend en verdient steun.En daar ligt een grote opdracht voor de komende jaren, die niet zomaar in een beleidsvoornemen is te vatten, maar die we als nieuw kabinet wel sterk voelen.
Een opdracht eigenlijk aan de hele politiek en aan alle redelijke krachten die verantwoordelijkheid dragen, op welke plek in onze samenleving ook, om met elkaar te blijven werken aan dat sociaal verbonden land dat we nog altijd zijn, maar dat onder druk staat.
Dat land waarin mensen – inderdaad – omzien naar elkaar.
We moeten samen werk maken van verdraagzaamheid en gelijkwaardigheid, meer luisteren en minder snel oordelen, meer verbinden en minder verdelen.

‘We moeten ons verzetten tegen iedere poging om maatschappelijke spanningen doelbewust verder aan te wakkeren.’

We moeten ons verzetten tegen iedere poging om maatschappelijke spanningen doelbewust verder aan te wakkeren.
We moeten ons uitspreken wanneer harde wetenschappelijke kennis wordt afgedaan als ‘ook maar een mening.’
We moeten ons, met onze internationale bondgenoten, teweer stellen tegen iedere bedreiging van de internationale rechtsorde.
En bovenal moeten we met elkaar een harde grens trekken als onze democratische rechtstaat wordt aangevallen en moedwillig geschaad.
Want het is niet normaal democratisch genomen besluiten te ondergraven.
Het is niet normaal dat politieagenten en ambulancepersoneel met geweld te maken krijgen, dat journalisten en advocaten moeten leven met bedreigingen en dat politici en bestuurders beveiliging nodig hebben.
Sterker nog: dat is onacceptabel en we mogen dat dus ook nooit normaal gaan vinden.
En dat gaat ook om de manier waarop wij als politici met elkaar omgaan en met welke woorden we het debat met elkaar voeren, dat scherp mag zijn op de inhoud, maar wel respectvol in het persoonlijke.
We moeten, kortom, beschermen en verdedigen wat wezenlijk is en dat is een opdracht die ons allemaal aangaat, binnen de politiek en daarbuiten.

Mevrouw de voorzitter, vanuit deze gedachte wil het nieuwe kabinet er zijn voor alle inwoners van het Koninkrijk – en zeker voor die grote groep mensen die we niet altijd horen.
Het wil concrete oplossingen bieden voor concrete problemen van nu en straks.
En dat begint natuurlijk met de enorme impact van corona op het leven van mensen en met de vraag: wat is er nodig om met corona te leren leven en hoe kunnen we paraat staan voor een volgende pandemie?
Maar over deze crisis heen kijkend, zijn het vooral ook andere grote onderwerpen die in het hart liggen van het coalitieakkoord.
Want de toekomst wacht niet.
Hoe ons land en hoe ons leven er over 10, 20 of 30 jaar uitzien, kan niemand precies voorspellen, maar zeker is wel dat we voor fundamentele veranderingen staan.
Gelukkig verkeren we ook in financieel-economische omstandigheden die het mogelijk maken in die grote veranderingen te investeren en mensen te helpen die veranderingen ook mee te maken en gezamenlijk vorm te geven.
We moeten vooruitkijken naar de toekomst, dat kunnen we en dat doen we.

Vergroot afbeelding
Beeld: ©ANP / Bart Maat
Minister-president Rutte tijdens het debat in de Tweede Kamer over de regeringsverklaring. 

Kort samengevat gaat het akkoord dat VVD, D66, CDA en ChristenUnie met elkaar hebben gesloten daarom hierover.
Over een klimaataanpak waarmee Nederland Europees koploper wordt.
Een betere natuur en een goede toekomst voor de landbouw.
Over rechtvaardigheid en goede toegang tot het recht in een veilig land.
En een harde aanpak van de georganiseerde misdaad en ondermijnende criminaliteit.
Over het kunnen vinden van een goed en betaalbaar huis.
En een aantrekkelijk ondernemersklimaat en een innovatieve economie.
Een fatsoenlijk inkomen en bestaanszekerheid.
Over erbij horen en mee kunnen doen, in een samenleving waarin geen plaats is voor racisme en discriminatie.
Met goed onderwijs en gelijke kansen voor alle kinderen en jongeren.
Over hoe goede zorg ook in de toekomst beschikbaar en toegankelijk blijft.
En over de kansen en verantwoordelijkheden die er internationaal liggen voor ons land.

‘Dit is een tijd die vraagt om grote ambities, maar wel gebracht met bescheidenheid en gepaste realiteitszin. Bij alles wat er moet gebeuren, kan niet alles tegelijkertijd.’

En ja, we realiseren ons terdege: dit is een tijd die vraagt om grote ambities, maar wel gebracht met bescheidenheid en gepaste realiteitszin.
Bij alles wat er moet gebeuren, kan niet alles tegelijkertijd.
Geen misverstand: we zijn trots op het coalitieakkoord, maar het zijn alleen nog maar woorden op papier en het komt natuurlijk aan op een gedegen uitvoering.
We moeten het in de praktijk laten zien.
Dat is de grondhouding waarmee dit kabinet zich vandaag en morgen presenteert.

Mevrouw de voorzitter, ik wil in het vervolg van deze regeringsverklaring bij drie dingen stilstaan:

  • kort bij het formatieproces en de uitkomst,
  • ten tweede, bij de manier van samenwerken die ons voor ogen staat en
  • als derde op hoofdlijnen bij onze inhoudelijke prioriteiten.

Maar eerst passen mij woorden van dank.
Om te beginnen aan de bewindslieden uit het vorige kabinet.
Dank voor het harde zwoegen, de collegialiteit en alles wat we samen hebben bereikt.
Vervolgens woorden van dank aan de verkenners van het eerste uur en aan de informateurs Herman Tjeenk Willink, Mariëtte Hamer en natuurlijk Johan Remkes en Wouter Koolmees, voor hun grote inzet en eindeloze geduld.
Want dat is natuurlijk danig op de proef gesteld – en niet alleen het hunne.

En dat brengt me, mevrouw de voorzitter, bij het eerste onderwerp: het formatieproces en het karakter van dit kabinet.
Marga Klompé, de eerste vrouwelijke minister van Nederland, schreef bijna 40 jaar geleden, ik citeer:

‘De formatie van een nieuw kabinet blijkt telkenmale een uiterst moeizaam proces (…).De partijen heroverwegen hun onderlinge verhoudingen. De politiek beleeft een moment van koortsachtige opwinding en hevig geconcentreerde activiteit.’

Einde citaat.
Me dunkt, nog altijd een treffend citaat, waarin ook de nu afgeronde formatie herkenbaar is.
Want niemand zal willen ontkennen dat het een lang en moeizaam proces was.
Dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen daarin te lang een te grote rol speelden.
Of dat er regelmatig sprake was van koortsachtige opwinding en inderdaad hevig geconcentreerde activiteit.

Zoals uit het citaat mag blijken, was coalitievorming in Nederland ook in het verleden zelden een sinecure.
Maar daarmee is het nog niet goed dat er deze keer bijna 12 maanden zijn verstreken tussen het aftreden van het vorige kabinet en de beëdiging van een nieuw kabinet.
Dat is gewoon te lang.
En de opnieuw langste formatie ooit – ik zeg het u na voorzitter – vraagt een stevige evaluatie en kritisch zelfonderzoek van ons allen.

Ondertussen heeft dit bijzondere formatieproces op de keper beschouwd tot een gewoon parlementair meerderheidskabinet geleid, dat rust op een akkoord tussen 4 partijen.
En wat inmiddels ook gewoon is: de kleine parlementaire meerderheid in deze Kamer, is er in de senaat niet.

Waarmee ik bij de vraag kom: welke manier van werken staat ons voor ogen?
Een eenvoudige vraag met een eenvoudig antwoord.
Het kabinet zal samenwerken met alle positieve krachten binnen en buiten Den Haag.
Dus met de Tweede en Eerste Kamer, met gemeenten en provincies, met sociale partners, en verder met alle organisaties, groepen en mensen die ons land met hun werk, ideeën en ambities verder willen brengen.
En natuurlijk werken we binnen het Koninkrijk op basis van gelijkwaardigheid samen met de Caribische landen en Caribisch Nederland.

De volgende vraag is: hoe dan?
Er wordt immers veel gesproken over een nieuwe politieke cultuur.
Over meer transparantie, meer aandacht voor de uitvoering, meer ruimte voor politiek debat en – hopelijk daardoor– ook weer meer onderling vertrouwen en in de politiek als geheel.
Het bekende gezegde luidt dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat, dus ook hier is realiteitszin geboden.
Niet alle veranderingen kunnen met één korte klap gerealiseerd worden of door het kabinet alleen, als een van de spelers in het veld.
Maar wat we als kabinet de komende jaren kunnen doen om de politieke cultuur ten goede te veranderen, zullen we doen.
Met een uitgestoken hand, te beginnen naar alle fracties in dit huis.

‘De belangrijkste voorwaarde voor een andere manier van werken, ligt besloten in het coalitieakkoord zelf, dat niet is dichtgeregeld met gedetailleerde afspraken die met bloed zijn ondertekend.’

Ik hoop dat iets van die nieuwe manier van werken zichtbaar is in het team.
Een mix van jong en oud, bekende en nieuwe gezichten, vrouw en man, mensen met heel verschillende achtergronden en met ervaring binnen en buiten de politiek.
Maar de belangrijkste voorwaarde voor een andere manier van werken, ligt besloten in het coalitieakkoord zelf, dat niet is dichtgeregeld met gedetailleerde afspraken die met bloed zijn ondertekend.
Het laat ruimte voor politiek en maatschappelijk debat over de kabinetsplannen.
En dus voor invloed daarop.
Dat gesprek met de samenleving over de beste beleidskeuzes is wezenlijk.
Ik noem als voorbeelden het klimaatfonds en het stikstoftransitiefonds.
Twee topprioriteiten in het kabinetsbeleid, waarvoor veel geld wordt vrijgemaakt – in totaal 60 miljard euro.
De beleidsprogramma’s worden vanaf nu ontwikkeld en daarvoor gaan de verantwoordelijke vakministers hun oor te luister leggen binnen en buiten Den Haag.
Daarna komen zij met voorstellen naar het parlement, waarover zij met ieder van u in gesprek zullen gaan.
Hetzelfde geldt voor belangrijke thema’s als onderwijs, volkshuisvesting of de arbeidsmarkt.

En dan zijn er uiteraard de medisch-ethische thema’s, die meer dan welk ander onderwerp ook een gewetensvolle, zorgvuldige en respectvolle afweging vragen in een open politiek en maatschappelijk debat.
Dus laat onze boodschap duidelijk zijn.
Het politieke debat hoort hier thuis.
En dat is ook de reden voor nog een wijziging in de manier van werken, namelijk dat het vaste en uitvoerige coalitieoverleg definitief tot het verleden behoort.In bredere zin is het ontegenzeggelijk dat de democratische rechtsorde in ons land krassen en butsen heeft opgelopen die moeten worden hersteld.
Daar ligt het fundament onder onze samenleving en daarom begint het coalitieakkoord met een hoofdstuk over de relatie burger-overheid en versterking van de democratische instituties.

‘Wat we allemaal willen voorkomen, is dat mensen in hun contact met de overheid ernstig onrecht wordt aangedaan, zoals eerder rond de kinderopvangtoeslag en de aardbevingsschade in Groningen.’

De overheid moet betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig zijn.
En dat begint met een betere uitvoering, omdat mensen daar het meest direct met de overheid te maken hebben.
Want wat we allemaal willen voorkomen, is dat mensen in hun contact met de overheid ernstig onrecht wordt aangedaan, zoals eerder rond de kinderopvangtoeslag en de aardbevingsschade in Groningen.
We moeten lessen trekken en zorgen dat slachtoffers krijgen waar ze recht op hebben.
En al zien we keer op keer we hoe ongelooflijk complex dat kan zijn, zelfs de afgelopen weken nog, we mogen en kunnen niet accepteren dat sommige mensen gedupeerd zouden blijven.

Daarnaast moet, om herhaling te voorkomen, de uitvoering anders en eenvoudiger.
Zo verlagen we de drempel om een beroep te doen op het recht.
De vergoeding voor de kinderopvang gaat in stappen naar 95 procent en het is onze ambitie de toeslagen uiteindelijk helemaal af te schaffen.
Zodat mensen niet meer verdwalen in regelingen die steeds ingewikkelder worden.
Er moet in de uitvoering meer ruimte zijn voor maatwerk, want het kan niet zo zijn dat iemand die een kleine fout maakt voor eeuwig te boek staat als fraudeur.
En nieuwe wetten moeten vooraf beter worden getoetst en tijdens de rit geëvalueerd op uitvoerbaarheid, samen met de mensen om wie het gaat, zodat fouten sneller naar boven komen.
Kortom: een sterke focus op uitvoerbaarheid en de menselijke maat terug in de uitvoering – ook dat is onderdeel van een andere manier van werken die de komende jaren in de praktijk zijn beslag moet krijgen.

Waarmee ik, mevrouw de voorzitter, aan ben gekomen bij onze plannen, zoals opgenomen in het coalitieakkoord.
En schrik niet, ik zal geen poging wagen de hele tekst nog eens per hoofdstuk samen te vatten.
Liever gebruik ik dit moment om een paar rode draden te trekken en zo onze plannen te typeren.
Wat is dit voor akkoord en waar liggen de zwaartepunten?

En dan begin ik bij de constatering dat veel grote problemen niet in een paar jaar kunnen worden opgelost.
Daarom is dit allereerst een akkoord dat over 1 kabinetsperiode heen kijkt.
Bijvoorbeeld in het klimaatbeleid, door de doelstellingen voor minder CO2-uitstoot voor 2030 en daarna te verhogen, op weg naar een klimaatneutraal 2050.
Met als doel: een leefbaar land doorgeven aan volgende generaties en bijdragen aan een schone planeet.
We kijken verder vooruit door tot 2035 grote bedragen te investeren in alle veranderingen die nodig zijn om de natuur te verbeteren en de Nederlandse boeren een goed toekomstperspectief te bieden.
De transitie naar een meer duurzame landbouw en verlaging van de stikstofuitstoot is ook nodig om ruimte te creëren voor woningbouw, wegen en bedrijven.
En we kijken bijvoorbeeld verder vooruit door de langetermijndiscussie over de zorg niet uit de weg te gaan.
De grote vraag is: hoe houden we de zorg organiseerbaar, zodat goede zorg in de toekomst voor iedereen beschikbaar blijft?
Hoe houden we werken in de zorg aantrekkelijk, kijkend naar het tekort aan zorgpersoneel?
En welke prijs zijn we bereid voor goede zorg te betalen?
Het is zonneklaar dat de zorg steeds meer zal kosten, ook in deze kabinetsperiode.
En dat hebben we er in ons solidaire stelsel met elkaar natuurlijk graag voor over.
Maar de vraag is: hoeveel meer is verantwoord?
Hans van Mierlo zei ooit: ‘De begroting is net als een deken in de winter: als de één hem naar zich toe trekt, ligt de ander in de kou.’

Vooruitkijken naar de toekomst betekent ook dat mensen zich in hun eigen leven zeker kunnen voelen over hun vooruitzichten en die van hun kinderen.
Daarom is dit ook een akkoord dat mensen meer zekerheid wil geven.

Dat begint met veiligheid en een sterke rechtstaat.
Er komt elk jaar meer geld beschikbaar zodat de mensen van politie en justitie, de mensen in de frontlinie, de strijd tegen ondermijning en de georganiseerde misdaad beter kunnen voeren.
Een belangrijk aandachtspunt is dat de hoeders van onze rechtstaat – zoals rechters, advocaten, journalisten en bestuurders – adequate bescherming verdienen.
Een ander speerpunt is preventie, dus voorkomen dat jongeren de criminaliteit ingaan, onder andere door meer wijkagenten op straat en door jongeren uit de criminele sfeer te halen via opleiding en werk.
En belangrijk is de strijd tegen alle vormen van radicalisering, haatzaaien en het verspreiden van nepnieuws en desinformatie, waarbij onze privacy en andere grondrechten steeds vaker ook online bedreigd worden.
We kunnen en mogen onze samenleving hierdoor niet laten uithollen.

Zekerheid over de toekomst betekent natuurlijk ook een betaalbare woning en een fatsoenlijk inkomen.
Dat is een belangrijke basis in ieders leven.
En voor steeds meer mensen is het vinden van een goed en betaalbaar huur- of koophuis heel moeilijk.
Daarom is het onze ambitie per jaar 100.000 nieuwe woningen te bouwen en bijvoorbeeld ook leegstaande kantoren geschikt te maken voor bewoning.
Het afschaffen van de verhuurdersheffing maakt het mogelijk met woningcorporaties prestatieafspraken te maken, zodat meer mensen kunnen rekenen op een goede, duurzame en betaalbare huurwoning in een leefbare wijk.
We willen ook dat de sociale huur voor mensen met lage inkomens lager wordt.
Het woningtekort is natuurlijk niet van de een op de andere dag opgelost, maar een eigen thuis moet uiteindelijk voor iedereen binnen bereik komen.

Vervolgens moet ook een fatsoenlijk en zeker inkomen de norm zijn in ons rijke land.
De spagaat waarin we zitten, is dat nog altijd veel mensen aan de kant staan, terwijl de werkloosheid historisch laag is en veel bedrijven om personeel zitten te springen.
Daarnaast is er het grote probleem dat in Nederland te veel mensen afhankelijk zijn van tijdelijke contracten.
Het grote verschil tussen een vaste baan en een flexbaan moet kleiner worden.
Mensen die er ondanks de zeer krappe arbeidsmarkt nog steeds moeilijk tussen komen, krijgen extra steun en begeleiding.
Voor lage- en middeninkomens, werkenden en gezinnen komt er een lastenverlichting en we verhogen het minimumloon.
En niet voor niets zit er in dit kabinet een minister die zich expliciet hard gaat maken voor armoedebestrijding.
We willen zoveel mogelijk voorkomen dat kinderen en volwassenen met armoede en schulden te maken krijgen en als het toch gebeurt, moet er goede hulp zijn.

Aansluitend, mevrouw de voorzitter, is dit een akkoord dat mensen meer kansen wil geven.
Om te beginnen kansen voor al die ondernemers die ons land draaiende houden: MKB’ers en ZZP’ers, startups en het grote bedrijfsleven, maakindustrie en creatieve en culturele ondernemers.
We moeten ons goed realiseren: in alle verscheidenheid bepalen zij samen het verdienvermogen van Nederland, nu en straks.
Een van de acute kwesties is dat de coronacrisis door de lange duur veel gezonde bedrijven opzadelt met extra problemen en we zullen als kabinet doen wat in ons vermogen ligt te helpen daar oplossingen voor te vinden.
Waar we in zullen blijven investeren, is een goed en voorspelbaar ondernemers- en vestigingsklimaat.
Bijvoorbeeld met nog meer aandacht voor een lagere regeldruk en door het makkelijker te maken personeel in dienst te nemen.
Door flink te investeren in onderzoek, innovatie en de kenniseconomie via het Nationaal Groeifonds en door onze universiteiten en de wetenschap te versterken.
Door extra geld uit te trekken om de kwaliteit van onze infrastructuur op peil te houden en nieuwe woonwijken bereikbaar te maken.
En door de geweldige mogelijkheden te benutten die digitalisering ons biedt.
Nederland moet vooroplopen met overal supersnel en veilig internet.

Een dragend element in een kansrijke samenleving, is de culturele sector.
Cultuur inspireert, zet aan tot vernieuwing en brengt mensen bij elkaar.
Daarom investeert dit kabinet in de versterking van cultureel ondernemerschap en de positie van de mensen die in de sector werken.
We voeren een beleid dat cultuur dichter bij mensen brengt, met speciale aandacht voor jongeren.
En we zullen initiatieven ondersteunen die onze gezamenlijke geschiedenis beter in beeld brengen, zoals een Nationaal Historisch Museum en een Nationaal Slavernijmuseum.

En ja, wie kansen zegt, zegt ook onderwijs en kansengelijkheid.
Het zou in Nederland niet uit mogen maken in welk gezin je wieg staat – elk kind verdient een start met de wind in de rug.
Daarom is het onderwijs een van de prioriteiten waarvoor het kabinet veel extra geld uittrekt.
We investeren in de basis, zodat elk kind goed leert lezen, schrijven en rekenen en inzicht krijgt in de werking van onze samenleving.
We investeren in de mensen voor de klas en de schoolleiders.
En we investeren in voorschools onderwijs en een betere aansluiting van het basisonderwijs op het voortgezet onderwijs.
De basisbeurs komt terug, waardoor gaan studeren makkelijker wordt.

Natuurlijk begint goed onderwijs bij een veilige schoolomgeving, waar geen plaats is voor discriminatie of antidemocratische indoctrinatie.
Zoals dat voor de hele samenleving geldt.
Waar we ons als kabinet hard voor zullen maken, is dat iedereen in Nederland zichzelf kan zijn en zich in vrijheid kan ontplooien.
We zullen een actief emancipatie- en antidiscriminatiebeleid voeren, want niemand in ons land mag minder kansen krijgen op grond van afkomst, geslacht, beperking, kleur, ras, leeftijd, geloof of seksuele gerichtheid.
Bijvoorbeeld bij het vinden van een stageplek, een baan of een huis.
En daarom gaan we, samen met anderen, werken aan een meerjarig plan om alle vormen van discriminatie, haatzaaien en racisme te bestrijden.

Ik onderstreep dat die kansengelijkheid er ook moet zijn voor de nieuwkomers in ons land.
In Nederland is altijd ruimte voor mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, geweld en vervolging.
Maar dat kunnen we als samenleving alleen volhouden als mensen die geen recht hebben op asiel, ook terugkeren naar het land van herkomst.
Van arbeidsmigranten en statushouders die hier blijven, vragen we veel, maar daar staat ook veel tegenover.
Wie het recht heeft hier te blijven, moet de mogelijkheid krijgen de taal te leren, een opleiding te volgen en een baan te vinden.
Andersom mag van hen gevraagd worden dat zij de Nederlandse taal ook willen leren en dat zij de fundamentele waarden van onze democratische rechtstaat onderschrijven.
In Nederland is geen plaats voor eerwraak, huwelijksdwang of andere vormen van vrijheidsbeperking.
En ook niet voor ongewenste buitenlandse beïnvloeding.

Tot slot, mevrouw de voorzitter, wil ik aandacht vragen voor de positie van Nederland in Europa en de wereld.
We leven niet op een eiland dat zich voor alle turbulente ontwikkelingen buiten de landsgrenzen kan afsluiten en we zullen ook de komende jaren moeten inspelen op internationale ontwikkelingen die we nu nog niet kennen.
Ons land is onderdeel van de Europese Unie en intensief vervlochten met de rest van de wereld.
Dat brengt ons veel.
En de actuele dreiging rond Rusland en Oekraïne, op maar een paar uur vliegen van ons land, onderstreept nog eens hoe belangrijk die internationale inbedding en samenwerking is.
Zeker is dat de landen van de Europese Unie alleen samen succesvol kunnen zijn op het wereldtoneel, naast China, Rusland en de Verenigde Staten.
En het staat ook buiten kijf dat grote thema’s als corona, klimaat, de energietransitie, migratie en internationale veiligheid om Europese en wereldwijde samenwerking vragen.
Dat zijn natuurlijk – in alle eerlijkheid – geen nieuwe constateringen, maar ze zijn wel onverminderd urgent.

Daarom wil het kabinet in Europa een leidende rol nemen, om de Europese Unie economisch sterker, groener en veiliger te maken.
Dat omvat ook meer militaire samenwerking, want Europa moet werk maken van de eigen veiligheid.
We voeren uiteraard een actief handelsbeleid, dat Nederlandse bedrijven helpt in de wereld succesvol te zijn, op een manier die maatschappelijk verantwoord is en past bij internationale klimaatafspraken.
Met alle economische kansen die innovatief en duurzaam internationaal ondernemen oplevert.
En we nemen ook verder onze internationale verantwoordelijkheid.
Door de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking jaarlijks met een half miljard euro te verhogen.
En door fors meer te investeren in de krijgsmacht.
De vrouwen en mannen van Defensie verdienen het hun belangrijke werk goed te kunnen blijven doen en Nederland is dit ook aan zijn NAVO-partners verplicht.

En daarmee, mevrouw de voorzitter, kom ik aan het einde van deze regeringsverklaring.
In het volle besef – ik herhaal het – dat al deze woorden pas betekenis krijgen als ze in daden worden omgezet.
We weten dat er de komende jaren opnieuw verrassingen zullen komen, problemen die we nu nog niet kennen.
We kennen allemaal de bekende uitspraak ‘regeren gaat van au’, die vaak aan Joop den Uyl wordt toegeschreven en die van alle tijden is.
Daarom vandaag van ons geen harde garanties, maar wel deze belofte: dat Nederland voor de volle honderd procent op onze inzet kan rekenen.

Wat wij in het coalitieakkoord zowel in toon als inhoud hebben willen vatten, is dat politiek niet alleen moet gaan over het incident van vandaag of het concrete probleem van morgen, maar vooral ook over de toekomst van mensen.
En daarvoor moeten we als politici samenwerken en tegenstellingen overbruggen, want ogenschijnlijk makkelijke oplossingen doen nooit recht aan de complexiteit van de wereld om ons heen.
Ik heb persoonlijk goede hoop dat ons dat gaat lukken.
Want om afsluitend nog één keer Marga Klompé te citeren: ‘ik (kan) (…) getuigen dat in de Nederlandse politiek velen met grote inzet en offerbereidheid werkzaam waren en zijn voor land en volk.’
Mevrouw de voorzitter, het citaat mag na bijna 40 jaar wat plechtstatig klinken, maar ik geloof dat ook deze woorden nog altijd geldigheid hebben.
En in dat vertrouwen zullen wij aan ons werk beginnen.
Dank u wel.