Van Nieuwenhuizen: BSO-bus mag op openbare weg

De BSO-bus wordt op korte termijn toegelaten tot de openbare weg. Dat schrijft minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) vandaag aan de Tweede Kamer. De minister is dat voornemens op basis van rapporten van de RDW en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

In oktober 2019 verscheen een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) naar aanleiding van het ongeluk met een Stint in Oss in september 2018 waarbij vier kinderen om het leven kwamen. Een van de aanbevelingen van de OvV was dat bij de toelating van nieuwe voertuigen, onafhankelijke experts de ruimte moeten krijgen om hun beoordeling te doen. De minister besloot daarop dat de RDW en SWOV een bindende adviesrol krijgen, totdat er een onafhankelijke keuringsinstantie is aangewezen die beslist over de toelating van voertuigen op de weg.
 
Nadat de fabrikant in oktober 2019 een aanvraag deed voor toelating van de BSO-bus, de opvolger van de Stint, heeft de RDW naar de veiligheid van het voertuig en de kwaliteit van het productieproces gekeken. De SWOV beoordeelde op haar beurt de risico’s bij het gebruik van het voertuig in het verkeer.
 
De RDW concludeerde dat de BSO-bus aan alle eisen voldoet, behalve dat het maximum aantal van acht passagiers wordt overschreden. Op verzoek van de Tweede Kamer is hier echter eerder een uitzondering voor gemaakt, nadat er met de kinderopvangsector een convenant is gesloten met afspraken over het veilig gebruik van de BSO-bus. In dat convenant staat onder meer dat de BSO-bus zoveel mogelijk gebruikt wordt op vrij liggende fietspaden of in 30 km/u zones. Ook wordt de BSO-bus alleen gereden door bestuurders die een rijvaardigheidstraining hebben gevolgd.
 
De SWOV geeft in haar rapport een overzicht van de risico’s waarmee rekening moet worden gehouden bij de beslissing om de BSO-bus al dan niet op de openbare weg toe te laten.
 
Op basis van alle rapporten is de minister voornemens om de BSO-bus toe te laten op de openbare weg. Risico’s die de SWOV signaleert, zijn voor een deel inherent aan het gebruik van lichte voertuigen in het verkeer en daarmee onvermijdelijk, zo schrijft de minister aan de Kamer. Daarnaast heeft de RDW ook nadrukkelijk naar sommige van deze risico’s gekeken.
 
Voor toekomstige beoordelingen van dit type voertuigen heeft de minister de RDW gevraagd om definitief de rol van onafhankelijke toelatingsinstantie op zich te nemen. Dit is een taak die de RDW nu ook al uitvoert voor de toelating van bijvoorbeeld personenauto’s. In de beoordeling van de RDW wordt dan ook een risico-inventarisatie, zoals die van de SWOV, meegenomen.
 
De minister maakte eerder al bekend dat het toezicht op de categorie voertuigen waar de BSO-bus onder valt, is belegd bij Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de RDW. De naleving van de afspraken met de kinderopvangsector worden gecontroleerd door een onafhankelijke commissie.