Bestrijding infectieziekten versterkt met Nationaal actieplan zoönosen

Om de risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen in de toekomst verder te verkleinen, is het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid opgesteld. Zoönosen zijn infectieziekten die van dier op mens kunnen overgaan, zoals de ziekte van Lyme en COVID-19. Het plan, dat vele acties bevat voor de komende vier jaar, is vandaag op Wereld Zoönosen Dag aan de Tweede Kamer gestuurd door minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ernst Kuipers, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Henk Staghouwer en minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal.

Nederland heeft een sterk zoönosenbeleid, en in een snel veranderende wereld is het goed om dit beleid regelmatig te herijken en aan te passen. In een dichtbevolkt land met veel mensen en dieren is het noodzakelijk dat hier veel aandacht voor is. De volksgezondheid staat hierbij te allen tijde voorop.

Preventie

Het zwaartepunt van het actieplan ligt bij preventie. De kans is groot dat een volgende zoönose-uitbraak in het buitenland begint. Daarom wordt ook internationaal intensief tussen landen samengewerkt om zoönosen te voorkomen en zo effectief mogelijk te monitoren en bestrijden. Nederland deelt haar kennis over zoönosen en stimuleert andere landen om ook een actieplan op te stellen. Door bijvoorbeeld ontbossing wereldwijd kunnen mensen eerder in contact komen met wilde dieren. Het kabinet zet zich internationaal onverminderd in om ontbossing en bijkomende risico’s zo veel mogelijk te verkleinen. 

Klimaatverandering brengt ook nieuwe risico’s met zich mee, bijvoorbeeld ziekteverspreiding door teken en muggen. Als onderdeel van het actieplan richten RIVM en NVWA  een Kennisplatform op om infectieziekten die verspreid worden door bijvoorbeeld muggen nog beter te kunnen voorkomen. 

In Nederland betekent het actieplan onder meer aandacht voor het verminderen van risico’s op zoönosen in de veehouderijsector en op dierenbeurzen. Er komt meer toezicht op (illegale) handel in dieren en hun vlees. In de veehouderij wordt ingezet op extra hygiënemaatregelen en het verkleinen van de kans op overdracht van zoönosen tussen bedrijven onderling. Ook werkt Nederland intensief samen met andere Europese landen aan het mogelijk maken van verantwoorde vaccinatie van pluimvee tegen vogelgriep. Daarnaast worden de risico’s op zoönosen meegenomen in de integrale gebiedsgerichte aanpak voor stikstof, water en klimaat om waar mogelijk het risico op uitbraken met en de verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers in de veehouderij te verminderen.

Bij ontwikkelingen in het stedelijk en landelijk gebied moeten in Nederland zoönose risico’s beter worden meegewogen. Hier worden lokale overheden bij ondersteund vanuit de Rijksoverheid. Verder moeten burgers en professionals meer kennis hebben over zoönosen om rekening te kunnen houden met de risico’s daarvan. Daarom wordt ingezet op extra voorlichting en informatie over zoönosen.

Detectie

In het actieplan is ook aandacht voor een nog betere detectie van zoönosen, door het koppelen van informatie uit verschillende toezichtsbronnen. Hierbij wordt gekeken naar alles wat zich afspeelt in de driehoek van leefomgeving, dieren en mensen. Uitwisseling van gegevens over zoönosen in leefomgeving, dier en mens is essentieel om signalen snel op te pikken.

Respons

Mocht er ondanks versterking van preventie en detectie toch een uitbraak zijn, dan is een snelle en doeltreffende respons belangrijk. Om dat te bereiken gaan de responsdraaiboeken beter op elkaar aansluiten. Sowieso wordt er regelmatig met betrokken partijen een mogelijke zoönose-uitbraak geoefend, zodat iedereen weet wat te doen ten tijde van een echte uitbraak.

Pandemische paraatheid

Het actieplan is tot stand gekomen na intensieve gesprekken met deskundigen en betrokkenen en op basis van de aanbevelingen uit het rapport van de expertgroep zoönosen onder leiding van de heer Bekedam. Met dit plan draagt het kabinet bij aan een verbeterde pandemische paraatheid waardoor Nederland in de toekomst beter is voorbereid op een nieuwe pandemie. Door een goede aanpak bij de bron worden ziekte en sterfte zo veel mogelijk beperkt en raakt de maatschappij zo min mogelijk ontwricht.