Toespraak minister Bijleveld-Schouten, ter gelegenheid van de ceremoniële vlaggenoverdracht na einde missie Afghanistan

Toespraak van minister Bijleveld-Schouten (Defensie) bij de ceremoniële vlaggenoverdracht  na het einde van de missie in Afghanistan.

Goedemorgen,
Collega-minister Kaag,
Generaal Eichelsheim,
Ridders,
Commandanten,
Veteranen,
Aanwezigen hier in Soesterberg en thuis.

A special welcome to you, Mr Ambassador Rahimi. 
I will continue in Dutch, as you will have a translation at your dispos
al.

Geachte aanwezigen,

We herinneren ons allemaal nog waar we waren. 9/11.

En we herinneren nog hoe we ons voelden. Boos, angstig, verdrietig en vooral: geschokt. 

Artikel 5 van de NAVO werd ingeroepen. Ook Nederland schoot te hulp. Want het is belangrijk om een betrouwbare bondgenoot te zijn. We wilden ervoor zorgen dat Afghanistan geen safe haven meer zou zijn voor terroristen. Daarnaast gingen we er naartoe om de Afghanen te helpen om zelf hun land te verdedigen.

We waren er tijdens 3 verschillende missies, met verschillende mandaten en verschillende doelen, waar de commandant der strijdkrachten zo dieper op in zal gaan.

Bij elkaar zijn we bijna 20 jaar in Afghanistan geweest, met bijna 30.000 militairen. Een militaire aanwezigheid die zelfs generatie-overstijgend is. 

Zo ken ik een gezin waarbinnen meerdere mensen zijn uitgezonden. Kolonel bij de Landmacht Henk Morsink leidde de Deployment Task Force die in 2006 naar Uruzgan ging om ISAF voor te bereiden. Vanuit het niets heeft hij met zijn team kampen opgebouwd. 

2 van zijn zonen zijn later uitgezonden naar Afghanistan. Zijn oudste zoon vertrok in 2008, als plaatsvervangend commandant naar het door de Deployment Task Force gebouwde Tarin Kowt. Vlak voor zijn vertrek kwam diens jongere broer Rob naar dit kamp en hebben ze met elkaar over de missie gesproken, zittend aan de rand van het kamp dat hun vader had gebouwd, uitkijkend over de vallei.

Beiden maakten ze een heftige tijd mee. Terugblikkend zegt Generaal b.d. Henk Morsink over zijn uitgezonden zonen: pas toen besefte ik hoe heftig zoiets voor het thuisfront is. Ik vind het bijzonder dat binnen één gezin twee keer het stokje over is gegeven. 

In 2018 bezocht ik zelf de basis Mazar-e-Sharif met Generaal Richard Oppelaar, die toen Directeur Operaties was. Wij werden begeleid en beveiligd door de BSB: de Brigade Speciale Beveiliging, een speciaal team van de Koninklijke Marechaussee. Zij zorgen ervoor dat wij veilig van de ene naar de ander locatie komen, in welk land dan ook.

Die dag ontmoette ik drie Afghaanse vrouwen die dienden in hun krijgsmacht. Zij werden door onze militairen getraind en bijgestaan door onze genderadviseur, majoor Marion Meesters. Ik weet nog dat de Afghaanse vrouwen verbaasd toekeken hoe ik, als vrouw en als burger, informele grapjes maakte met generaal Oppelaar. En even verbaasd waren ze toen ik wees naar de vrouwelijke Opperwachtmeester, die toen de teamleider van de BSB was en samen met haar team zorgde voor mijn veiligheid.

Ik snapte hun verbazing, want in Afghanistan is het al een uitzondering dat meisjes en vrouwen naar school mogen… En dus is het zeker een uitzondering wanneer vrouwen militair zijn. Het feit dat zij daar stonden getuigt dus van veel moed en lef. Zij deden hun werk met enorme inzet en wilden graag leren. 

Juist omdat zij wilden strijden voor de toekomst van hun kinderen. Wij spraken met elkaar, ook als moeders, die alles zouden doen voor hun kinderen. Met als verschil dat ik hierna weer terug kon keren naar mijn veilige vaderland. Dat maakte indruk.

We hebben ook militair altijd aandacht gehad voor de positie van vrouwen in Afghanistan. We hebben 11 genderadviseurs gehad die zich een slag in de rondte werkten om vrouwen een plaats in de Afghaanse veiligheidsdiensten te geven. Want wij geloven dat een diverse krijgsmacht een sterke krijgsmacht is, waar ook ter wereld. We hopen dat we deze vrouwen een kans hebben kunnen bieden. 

Want ook al vertrekken we met gemengde gevoelens, we hebben een aantal generaties Afghanen kansen kunnen geven. We hebben geprobeerd lucht te geven aan een land dat werd bekneld door de houdgreep van de Taliban, Al Qaida, en later ook IS. 

Samen met Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken hebben we de geïntegreerde benadering opgezet. Op zo’n gelijkwaardige manier samenwerken, dat hebben we hiervoor niet zo gedaan.

Om een voorbeeld te geven: in 2009 was generaal Tom Middendorp de commandant van Task Force Uruzgan. BZ stuurde de civiel vertegenwoordiger Joep Wijnands.  Samen werden zij ook wel ‘de tweeling’ genoemd. Ik wil BZ bedanken voor deze nauwe samenwerking. We hebben elkaar echt versterkt.

En ik wil hier ook de inzet van de politie noemen. In de Europese politiemissie EUPOL werd tussen 2011 en 2014 het Afghaans hoger politiekader getraind door Nederlandse politieagenten. En kwam er met hun hulp een trainingscentrum met het accent op de training van vrouwelijke politieagenten. Het was mooi om te zien hoe blauw en groen elkaar hier aanvulden. 

Er is in 20 jaar hard gewerkt. De krijgsmacht heeft veel gegeven, en het heeft ons ook veel gekost. Ik denk aan de maanden dat onze mannen en vrouwen weg van huis waren, het thuisfront dat hen moest missen. Ik denk aan iedereen die fysiek of mentaal gewond is geraakt. En de militairen die nooit meer terugkwamen. 

Er zijn in 20 jaar Afghanistan, 25 Nederlandse militairen omgekomen. Een van de jongste was soldaat Azdin Chadli uit Uden, gesneuveld bij een raketaanval op Kamp Holland in 2009. Hij was toen 20 jaar. Vandaag staat hier in de zaal een lege stoel, die symbool staat voor het gemis van al onze 25 militairen die zijn omgekomen.

Ook wil ik graag met u allen een minuut stilte in acht nemen. Voor onze militairen, voor de vele Afghanen die zijn omgekomen en voor de omgekomen militairen van onze bondgenoten.

[…]

Dank u wel. Laten we aan al deze collega’s blijven denken en hun verhalen blijven vertellen.

We zullen in de toekomst nog vaak spreken over onze tijd in Afghanistan. We gaan, zoals ik zei, weg met gemengde gevoelens. We zien de berichten over de oprukkende Taliban, het groeiende geweld, ook in de gebieden waar wij hebben gezeten.

Er is veel bereikt, maar we moeten ook realistisch zijn: de resultaten zijn niet onomkeerbaar. De veiligheidssituatie is zorgelijk en het risico bestaat dat een deel van de vooruitgang verloren gaat. Dit hangt af van de ontwikkelingen in Afghanistan. Militair is er geen oplossing voor conflict, die moet aan de onderhandelingstafel worden gevonden. Hoe dan ook blijft de NAVO betrokken, met bijvoorbeeld out of country training van de Afghaanse veiligheidsdiensten.

Ik weet dat veel veteranen de situatie in het land nauwlettend volgen. Want de missies hebben een enorme invloed gehad op onze krijgsmacht. Onze militairen. Op de Nederlandse politiek.

Het laatste woord over Afghanistan is nog lang niet gesproken. Zo zijn we druk bezig met het terughalen van de Afghaanse tolken die voor ons gewerkt hebben; inmiddels zijn er 82 tolken met gezinnen teruggekomen.

Maar wat er ook wordt gezegd over Afghanistan: ik ben trots op onze militairen. Zij waren 100% trouw, aan Nederland, hun kameraden en aan de opdracht die zij kregen. Hen is door de regering gevraagd om te gaan, en zij gingen. Ze hebben nooit geweigerd of geprotesteerd. Elk van hen heeft familie en vrienden, een thuisfront dat met smart wachtte op hun terugkeer.

Die bereidheid om op te staan en te strijden voor iets dat groter is dan henzelf, die moeten wij koesteren. We kunnen niet zonder. Ik heb er diep respect voor. Beste militairen en veteranen: bedankt voor jullie inzet.

Dan zal ik nu de vlag overhandigen die de CDS en ik hebben meegenomen vanuit Mazar-e-Sharif tijdens ons laatste troepenbezoek. Meneer van Vlijmen, mag ik u de vlag aanbieden?