Speech staatssecretaris Arno Rutte bij rapport gijzeling Bovensmilde
Toespraak door Arno Rutte (staatssecretaris van Justitie en Veiligheid) bij rapport gijzeling Bovensmilde.
Dames en heren,
De Stille, noemt ze hem. De zwijgzame gijzelnemer die de kinderen voorlas, op schoot nam en zachtjes liedjes met ze zong. De gijzelnemer die al die tijd zijn geweer niet losliet.
Probeer dat maar eens met elkaar te rijmen, als zevenjarige.
Want Laurà was zeven jaar oud toen de vier Zuid-Molukse gijzelnemers ruim 48 jaar geleden haar lagere school binnenvielen. De Stille staat voor haar nog altijd symbool voor de angst en verwarring die haar decennialang achtervolgden.
Het verhaal van Laura is één van de vele persoonlijke verhalen van die dag.
Op 23 mei 1977 werden zij en de rest van Bovensmilde speelbal in de strijd voor een onafhankelijke Molukse staat.
De onderhuidse frustratie en ontevredenheid onder jongeren van de tweede generatie Molukkers in Nederland, kwamen hier die dag gewelddadig aan de oppervlakte.
105 leerlingen en vijf leraren zagen de schooldeuren achter zich sluiten. De Molukse leerlingen die naar huis waren gestuurd, zagen hoe hun klasgenootjes achterbleven in het schoolgebouw met de afgeplakte ramen.
Wat moet het een onzekere en zenuwslopende tijd zijn geweest, zowel binnen als buiten de muren van de school.
Binnen de geweren en handgranaten.
Buiten bezorgde vaders, moeders, buren en andere bewoners. De politie en het leger paraat.
Op dag 4 en 5 werden alle kinderen en één leraar vrijgelaten. Voor de overgebleven vier leraren bleef het nog lang ongewis. Pas op dag 20 werden zij bevrijd.
En toen, toen was het drama ineens voorbij.
Het dorp moest de draad van het gewone leven weer oppakken. Het gewone leven ..., terwijl ME en politie in grote getale aanwezig bleven en kinderen onder politiebegeleiding naar school gingen.
Er kwamen verschillende programma’s voor psychologische hulp, schoolbegeleiding en samenlevingsopbouw.
En met alle goede bedoelingen kregen ouders het advies de gijzeling af te doen als een schoolreisje dat in het water was gevallen.
Het waren immers kinderen, was toen de gedachte. Als je het niet meer over de gijzeling hebt, zouden ze het vast snel weer vergeten. Zelfs de gegijzelde leraren, die zelf doodsangsten hadden uitgestaan, moesten er in de klas over zwijgen.
Met de kennis die we nu hebben over trauma en verwerking, kunnen we ons zo’n opgelegd zwijgen niet meer voorstellen.
Woorden kunnen pijn doen, maar een oorverdovende stilte gaat door merg en been.
Die stilte symboliseerde pijnlijk het gebrek aan erkenning.
Net als het jarenlang verwaarloosde terrein waar ooit de lagere school stond.
Het gebrek aan erkenning bood ruimte voor onbegrip.
En dan zijn confronterende vragen zo gesteld.
“Het is toch allemaal goed gegaan? Er zijn toch geen doden gevallen?”
“Het is zo lang geleden, het is nu toch wel een keer klaar?”
Maar voor sommigen was en is het nog niet klaar.
Er hoeven geen doden of gewonden te vallen voor aanhoudend leed.
Eén van de gegijzelde oud-leerlingen, Cor Udding, nodigde om die reden Tweede Kamerleden uit voor de herdenking van 45 jaar na de gijzeling. Dankzij die beslissende stap, dankzij zijn buitengewone inspanningen, staan wij nu hier.
Na Kamervragen van de heer Ellian, kwam in opdracht van mijn voorganger het project ‘Erkenning en Ondersteuning Getroffenen Bovensmilde’ tot stand. En nu ligt er het even indrukwekkende, als confronterende rapport: ‘De stilte achteraf’.
Ik wil hiervoor allereerst de mensen die hun verhaal hebben gedeeld hartelijk bedanken. Dankzij uw dappere medewerking aan het onderzoek heeft Nederland - eindelijk - een goed beeld van de langetermijngevolgen van de schoolgijzeling. Daarnaast zijn er vele getroffenen die zich al jarenlang, met verschillende initiatieven, inzetten om de gevolgen van de gijzeling te verwerken. U weet wie ik bedoel. Dank u wel daarvoor.
Ook veel dank aan de projectgroep, waarin ook de medewerkers van de gemeente zitten, en aan het WODC voor de wetenschappelijke begeleiding.
En tot slot dank aan de onderzoekers van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum voor het zo zorgvuldig uitgevoerde onderzoek, onder leiding van dr. Joris Haagen. U heeft de stilte, het zwijgen weten te doorbreken.
De getroffenen, en dat zijn de oud-leerlingen, oud-leraren, naasten van toen en van nu en andere betrokkenen zijn hierdoor gehoord. Er is geluisterd naar hun verhalen, naar úw verhalen.
Verhalen van Nederlandse én Molukse getroffenen. Want ook zij dragen de last van de gijzeling tot op de dag van vandaag met zich mee. Ook hun verhalen doen ertoe.
Het rapport laat zien dat getroffenen de gijzeling en de verwerking daarvan op verschillende manieren hebben beleefd.
Zo zijn er oud-leerlingen die nog steeds last hebben van nachtmerries en angstaanvallen. Wanneer zij een ruimte inlopen, checken zij eerst de nooduitgang en staan zij altijd aan. Voor sommigen is dit zo slopend, dat zij ziek zijn, arbeidsongeschikt of moeite hebben met relaties. Voor hen zal vandaag een extra zware dag zijn.
Andere oud-leerlingen hebben na de gijzeling juist een groei doorgemaakt. Zo vertrouwen zij inmiddels meer op hun eigen vermogen om met moeilijke situaties om te gaan.
Hoe je als persoon reageert op een levensveranderende gebeurtenis, valt niet te voorspellen. De behoeften en wensen van de één, hoeven niet die van de ander te zijn. Voor de één is lotgenotencontact dé manier om ervaringen te delen, terwijl de ander daar geen behoefte aan heeft. Dit verschil mag er ook zijn.
Ik heb begrepen dat de cultuur van stilzwijgen langzaamaan wordt doorbroken. Bijvoorbeeld in het Buurtinfohuis, waar mensen samenkomen om verhalen te delen en te werken aan een gezamenlijke toekomst. Of op de Brink Baru, waar sinds 2013 een mozaïek de gemeenschappen verbindt met de woorden “Wij willen samen leven”.
In de afgelopen decennia waren er nog veel meer van dit soort initiatieven van hoop. Mooie initiatieven die elk op hun eigen wijze de veerkracht van de inwoners van Bovensmilde tonen. Initiatieven die ervoor hebben gezorgd dat de contacten tussen de gemeenschappen in het dorp sterker zijn geworden.
Het is hoog tijd dat ook de overheid tegemoet komt aan de behoeften van voormalig gegijzelden en hun naasten.
Uw geschiedenis heeft mijn volle aandacht én dat van het hele kabinet. De maatregelen die de overheid in 1977 heeft getroffen voor steun en begeleiding hebben een deel van de getroffenen niet bereikt. Daarnaast zijn er getroffenen die simpelweg meer nodig hadden en hebben. De overheid dient recht te doen aan wat hen, aan wat ú is overkomen.
De onderzoekers zijn tot heldere aanbevelingen gekomen. Aanbevelingen die door de getroffenen zelf zijn aangedragen.
Vanmiddag stuur ik een brief aan de Tweede Kamer waarin ik uitgebreid aangeef hoe ik, steeds in samenspraak met u, de aanbevelingen ga uitvoeren.
Ik noem alvast kort de belangrijkste maatregelen.
Er komt een centrale plek voor getroffenen die psychische- en psychosociale klachten hebben of praktische problemen die zij toeschrijven aan de gijzeling. Zij kunnen hier op een laagdrempelige manier terecht voor persoonlijke begeleiding naar passende zorg, steun, praktische hulp en lotgenotencontact.
Eén van de aanbevelingen van de onderzoekers is om na te gaan of een financiële compensatie mogelijk is voor bepaalde getroffenen. Een aparte regeling hiervoor ligt niet voor de hand. Wel kunnen we per persoon kijken of extra hulp nodig is. En mocht dat gewenst zijn, dan zullen we hen op weg helpen bij de aanvraag van bestaande regelingen of fondsen.
Er komt een praktische handreiking voor professionals, zoals huisartsen, GGZ en maatschappelijke organisaties. Daarnaast faciliteer ik, voor degenen die daar behoefte aan hebben, het optekenen van hun individuele verhalen.
Sommige mensen geven immers aan het moeilijk te vinden hun verhaal telkens weer opnieuw aan diverse instanties of hulpverleners te moeten vertellen.
Om het zwijgen voor eens en voor altijd te doorbreken, komt er een informatie- en herinneringspunt. Uw geschiedenis moet breed worden gedeeld binnen uw gemeenschap en met héél Nederland.
En tot slot noem ik de verdere ondersteuning van herstelgerichte initiatieven tussen de Molukse en Nederlandse gemeenschap in Bovensmilde, voor degenen die daar behoefte aan hebben. Ik ben graag bereid de gemeente hierin te ondersteunen met kennis, expertise en capaciteit vanuit de projectgroep.
Ik hoop dat de maatregelen bijdragen aan de behoefte van getroffenen aan erkenning en herstel. En weet dat ik oog heb voor de behoefte aan voortvarendheid, na 48 jaar wachten.
Een groot deel van de getroffenen heeft de gijzeling inmiddels een plek gegeven. Voor degenen die dat nog niet hebben kunnen doen, hoop ik dat dit alsnog lukt.
Laurà deed dit in 2011 op haar manier. In dat jaar besloot zij voorgoed te breken met het trauma dat haar al 34 jaar gijzelde.
In een gesprek met de Stille vond zij ruimte voor verwerking.
Die ontmoeting hielp haar de jarenlange angst en verwarring om te zetten in rust.
En die rust gun ik elk van de getroffenen die daar behoefte aan heeft.
Op een manier die het beste bij hem of haar past.
Dank u wel.