Sylvia Hartman genomineerde Shakingtree Award 2020

Sylvia Hartman, huiskamerbegeleider Vrederust west, vertelt:

Met 18 jaar ben ik begonnen in de salons, als kapper, en doorgegroeid naar bedrijfsleidster. 
Dat vond ik superleuk.
Ik mocht ook leerlingen trainen.
Heel erg leuk, aansluiten op wat ze op school deden en wat ze in de salon gingen doen.
Ik vond het onderwijs zo leuk dat ik daar ben ingestroomd: Onderwijs in de beauty-branche, dus make-up, grime, kapper. Superleuk.

Toen ik dat niet meer zo leuk vond... ben ik doorgestroomd als ambulant kapper, dus helemaal voor mezelf begonnen.
Maar ik miste nog iets, een stukje creativiteit.
Klanten die in de zorg werkten, zeiden tegen me: Syl, huiskamerbegeleider is echt iets voor jou.
Nou, totaal niet wetende wat dat precies inhield, ben ik er toch ingestapt... en ziehier, ik zit er nu een jaar en ik vind het superleuk.
Ik wil hier niet meer weg.

Hier zitten mensen met zogenaamde somatiek: Mensen met een lichamelijke beperking door een niet-aangeboren hersenafwijking.
Dan moet je denken aan mensen die een beroerte hebben gehad, of MS, of een TIA... en daardoor niet meer zelfstandig thuis kunnen wonen.
Als dat eenmaal afgesloten is, dat eigen huis weg, gaan ze zich hier hopelijk wat meer thuis voelen...
en daar hoop ik een hele leuke rol in te kunnen en mogen spelen.

Sommige dingen ben ik gewoon gaan doen.
Ik heb een Volkswagentje, dat is een soort boxje met Spotify eraan... en ben ik bij die mensen gaan zitten: Waar heb je zin in?
Wat voor muziek zou je willen luisteren?
En dan krijg je dus hele leuke... 'O, ik zou die wel willen horen, en die.'

Dan zoek ik dat op, en als het dan uit zo'n flikkerend autootje komt, is het van: huh?
De nieuwe tijd eigenlijk een beetje hier in huis brengen. Ja, superleuk.
Dan zie je de mensen ook echt genieten. Meezingen.

De uitdagingen die ik tegenkom zijn mensen die bijvoorbeeld wel heel erg op hun kamer blijven... en die je er toch uit probeert te trekken.
Met die man ben ik zeker drie maanden bezig geweest...
zo van: ooit gaan wij een keertje dammen samen.
'Ah, ik kan niet dammen.'
Ik zeg: Ik ga het u leren.

Iedere keer vroeg ik weer: Zullen we gaan dammen?
'Nee. Nee.' Tot hij zelf kwam: Zeg, wanneer ga je me nou leren dammen?
Ik denk: o, wacht. Ik zeg: nu. Ik heb gelijk het damspel neergezet, we zijn gaan zitten...
en die man bleek een fantastische dammer te zijn, alleen kon hij het niet goed meer zien.
Dat was de handicap, en daar moest hij aan wennen.

Ik denk dat dat een hele mooie is geweest: Hem toch te blijven triggeren... dat het niet uitmaakt of je minder ziet of hoort.
Dat moet niet uitmaken.
Ik ben er voor hem.
Het is belangrijk om sfeer te hebben op een afdeling.
Die sfeer maak ik niet, die maken de mensen.
Alleen: zij vertellen, ik doe.
Ik ben in dat geval hun handen en een stukje brein...
maar zij vertellen wat ze missen en dat probeer ik hier aan te vullen.

Als ik kijk naar hoe ik hier binnenkwam en naar nu... dan denk ik dat mijn aanwezigheid hier de mensen wakker heeft gehouden. Ik ben al een stukje van de familie aan het worden, en ik hoop dat nog heel lang te mogen blijven hier.