Referentieniveaus taal en rekenen

De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen geven aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen met taal en rekenen. Scholen in het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (mbo) moeten in hun onderwijs en toetsen rekening houden met de referentieniveaus.

Referentieniveaus verplicht voor taal en rekenen

Scholen moeten de referentieniveaus voor taal en rekenen gebruiken. Dat staat in de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Wat leerlingen moeten kennen en kunnen met taal en rekenen staat vaak al in de lesmethodes en toetsen. Uitgevers en examenbureaus gebruiken de referentieniveaus taal en rekenen als leidraad voor lesmethodes en toetsen.

Scholen bepalen zelf in welke vakken ze de referentieniveaus gebruiken. Via toetsen houden ze bij hoe goed leerlingen Nederlands beheersen en kunnen rekenen. Leerlingen die hun vakken en hun einddiploma halen, voldoen aan de referentieniveaus taal en rekenen.

Referentiekader

Alle referentieniveaus samen vormen het referentiekader voor taal en rekenen. Dit referentiekader vormt de basis van het onderwijs in de Nederlandse taal en rekenen. Het referentiekader geldt voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en het mbo.

Voor zeer moeilijk lerende (zml) of meervoudig gehandicapte (zml-mg) leerlingen gelden geen referentieniveaus.

Fundamentele niveaus en streefniveaus onderwijs

Het referentiekader bestaat uit fundamentele niveaus en streefniveaus. Het fundamentele niveau (1F-niveau) is de basis die zo veel mogelijk leerlingen moeten beheersen. Het streefniveau (1S-niveau) heeft iedereen nodig om in de maatschappij mee te kunnen doen.

Voor leerlingen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en mbo gelden de volgende eindniveaus:

  • (speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs: rekenen 1F en 1S en taal 1F en 2F;
  • praktijkonderwijs: rekenen 1F en taal 1F
  • vmbo: rekenen 2F en taal 2F;
  • havo: rekenen 3F en taal 3F;
  • vwo: rekenen 3F en taal 4F;
  • mbo niveau 1/entreeopleiding, mbo niveau 2 en niveau 3: taal 2F (het onderdeel fictionele, narratieve en literaire teksten uitgezonderd) en rekenen 2F;
    Let op: Het is de entreeopleidingen ook toegestaan om onder niveau 2F te examineren. 
  • mbo niveau 4: taal 3F (het onderdeel fictionele, narratieve en literaire teksten uitgezonderd) en rekenen 3F.

In de brochure Referentiekader taal en rekenen staat meer uitleg over de niveaus.

Referentieniveaus Nederlandse taal

De referentieniveaus taal hebben 4 hoofdonderwerpen (domeinen):

  • Mondelinge taalvaardigheid (gesprek voeren, luisteren en spreken).
  • Leesvaardigheid (onder andere zakelijke en literaire teksten lezen).
  • Schrijfvaardigheid (bijvoorbeeld een opstel of sollicitatiebrief schrijven).
  • Begrippenlijst (bijvoorbeeld kennis van begrippen als klinker, zelfstandig naamwoord of spreekwoord) en taalverzorging (taal correct toepassen).

Referentieniveaus rekenen

De referentieniveaus rekenen hebben 4 hoofdonderwerpen (domeinen):

  • Getallen.
  • Verhoudingen.
  • Meten en meetkunde.
  • Verbanden.

Beter onderwijs door referentieniveaus

Referentieniveaus helpen scholen om hun onderwijs in taal en rekenen te verbeteren. Voordelen van de referentieniveaus zijn:

  • Referentieniveaus omschrijven duidelijk welke vaardigheden leerlingen op bepaalde momenten moeten hebben. Scholen kunnen zo beter hun doelen stellen en hun onderwijs hierop afstemmen. 
  • Scholen kunnen de leerprestaties van hun leerlingen beter meten en bijsturen. 
  • Het onderwijs van de verschillende schooltypen sluit beter op elkaar aan. 
  • Als een leerling naar een andere school overstapt, is duidelijk welk niveau hij heeft op het gebied van taal en rekenen. De nieuwe school kan bijvoorbeeld zien of de leerling extra hulp nodig heeft.