Opleiding en ondersteuning medewerkers kinderopvang

Kwalitatief goede opvang staat of valt met goede medewerkers. Daarom gelden er wettelijke eisen voor scholing en ondersteuning van pedagogisch medewerkers en andersgekwalificeerde beroepskrachten. 

Pedagogisch beleidsmedewerker kinderopvang

Pedagogisch beleidsmedewerkers dragen bij aan de kwaliteit van de opvang en hebben 2 belangrijke taken. Ze houden zich bezig met de ontwikkeling en invoering van het pedagogisch beleid. En ze coachen pedagogisch medewerkers bij hun dagelijkse werkzaamheden. Er geldt:

  • De organisatie moet de pedagogisch beleidsmedewerker een minimaal aantal uren inzetten. Per kindercentrum gaat het om minimaal 50 uur beleidswerk. Bevinden de dagopvang en de buitenschoolse opvang zich op hetzelfde adres? Dan wordt dit gezien als 2 kindercentra, en geldt 2 x 50 uur. Ondernemers kunnen deze verplichte ureninzet berekenen via de rekentool ureninzet voor kinderopvang
  • Iedere pedagogisch medewerker ontvangt jaarlijks coaching. Ook tijdelijke en flexibele medewerkers. Per fulltime formatieplaats is minimaal 10 uur coaching per jaar beschikbaar. 

Kwalificatie-eisen voor pedagogisch beleidswerkers

De kwalificatie-eisen voor pedagogisch beleidswerkers in de kinderopvang staan in de cao. Ze moeten bijvoorbeeld een opleiding hebben gedaan op minimaal hbo-niveau in de richting pedagogiek. Meer informatie over onder andere de rol en het aantal inzetbare uren van een pedagogisch beleidsmedewerker staat in de brochure pedagogisch beleidsmedewerker in de kinderopvang

Andersgekwalificeerde beroepskracht

Een kinderopvangorganisatie mag op de buitenschoolse opvang een andersgekwalificeerde werknemer meetellen voor de beroepskracht-kindratio (BKR). Andersgekwalificeerde werknemers zijn mensen met een andere beroepsachtergrond, talent of expertise, die bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Bijvoorbeeld musici of sporters. Zij moeten wel een pedagogische module hebben voltooid.

Hoeveel andersgekwalificeerde beroepskrachten een kinderopvangorganisatie op een locatie mag meetellen, hangt ook af van aanwezige stagiairs en beroepskrachten-in-opleiding.

Lees meer over inzet van vaste gezichten en groepen op de kinderopvang.

Inzet beroepskrachten-in-opleiding en stagiaires in kinderopvang

Tot 1 juli 2026 geldt dat maximaal de helft van de medewerkers op een locatie beroepskracht-in-opleiding mag zijn. Daarvan mag maximaal een derde van stagiair zijn of een andersgekwalificeerde beroepskracht. Dit moet ervoor zorgen dat er voldoende gediplomeerde collega’s zijn.

Tenminste 50% van medewerkers die meetellen voor de beroepskracht-kindratio op een kindercentrum moet bestaan uit volledig gekwalificeerde beroepskrachten. Geen beroepskracht-in-opleiding, stagiair of andersgekwalificeerde beroepskracht.

Begeleidingsplan voor beroepskrachten-in-opleiding

Het is belangrijk dat beroepskrachten-in-opleiding goede begeleiding krijgen. Daarom moet de kinderopvangorganisatie vooraf een begeleidingsplan opstellen. De beroepskracht in opleiding, de praktijkbegeleider en de opleidingsbegeleider moeten daarmee instemmen en het ook in de praktijk toepassen.

Taalniveau pedagogisch medewerkers

Een goede taalontwikkeling is belangrijk voor het kind om een goede start te maken in het primair onderwijs. Pedagogisch medewerkers in de kinderdagopvang moeten daarom minimaal niveau 3F of B2 voor mondelinge taalvaardigheid hebben. Deze eis geldt vanaf 1 januari 2025.

De taaleis geldt voor beroepskrachten. De pedagogisch medewerker voorschoolse educatie moet dit niveau ook beheersen voor leesvaardigheid. De eis geldt dus niet voor beroepskrachten in opleiding of stagiairs. 

De taaleis geldt niet voor:

  • medewerkers die alleen de Friese taal spreken met de kinderen. In dat geval moeten zij aantonen dat zij het Fries beheersen op minimaal taalniveau B2 (dagopvang) of B1 (buitenschoolse opvang).
  • medewerkers die met de kinderen volledig een buitenlandse taal spreken. Bijvoorbeeld bij meertalige kinderopvang. Zij moeten wel een bewijsstuk hebben waaruit blijkt dat zij de Duitse, Engelse of Franse taal beheersen op minimaal taalniveau B2.

Ruime invoeringstermijn voor kinderopvangorganisaties

De overheid kiest voor een ruime invoeringstermijn zodat kinderopvangorganisaties voldoende tijd hebben om alle pedagogisch medewerkers te toetsen. En eventueel op te leiden. Werknemers die geen diploma of certificaat hebben, mogen vanaf 1 januari 2025 niet meer werken als pedagogisch medewerker. Tenzij zij: 

  • zijn geboren op of vóór 31 december 1964. Deze medewerkers krijgen ze drie jaar extra de tijd en moeten op 1 januari 2028 aan de taaleis voldoen.
  • tussen 1 juli 2024 en 31 december 2024 volledig afwezig zijn geweest, voor een periode van acht weken achter elkaar of langer. Bijvoorbeeld door ziekte, vakantie of ander verlof. Deze medewerkers krijgen zes maanden langer de tijd om aan de taaleis te voldoen.

Lagere taaleis voor medewerkers buitenschoolse opvang

Voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang is het minimale niveau voor Nederlandse mondeling taalvaardigheden 2F of B1. Medewerkers die een diploma hebben van een opleiding op mbo-niveau 2, 3 of 4 voldoen hier al aan. Dat geldt ook voor medewerkers met een Nederlandstalig havo-, vwo-, hbo of wo-diploma of een associate degree.

Opleidingsplan kinderopvangorganisaties

Om de ontwikkeling van medewerkers te stimuleren moet iedere kinderopvangorganisatie een opleidingsplan opstellen. De eisen aan het opleidingsplan kinderopvangorganisaties staan in de cao Kinderopvang. De oudercommissie moet instemmen met het opleidingsplan.

Werken met baby's

Per 1 januari 2025 zijn alle pedagogisch medewerkers die met baby’s werken hiervoor geschoold. Dit geldt ook voor invalkrachten en pedagogisch medewerkers op tijdelijke basis. De eisen en het scholingsaanbod voor het werken met baby’s vindt u op de website Kinderopvang-werkt.nl.