Normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs (vo)

Middelbare scholen hebben veel ruimte om zelf, in overleg met de medezeggenschapsraad, de onderwijstijd in te vullen en te spreiden. De urennormen in het voortgezet onderwijs zijn niet per leerjaar en per leerling, maar gelden voor de hele opleiding.

Urennorm per opleiding

De urennormen in het voortgezet onderwijs gelden niet per leerjaar en per leerling, maar per opleiding. Elke leerling moet een programma kunnen volgen van:

  • 3700 uur voor het vmbo;
  • 4700 uur voor de havo of
  • 5700 uur voor het vwo.

Lees meer over de toepassing van de ruimte die de wettelijke kaders voor onderwijstijd bieden.

Voordelen urennorm per opleiding

De urennorm per opleiding maakt het voor middelbare scholen mogelijk om de uren over alle leerjaren te verspreiden. Scholen kunnen zelf kiezen hoe zij hun onderwijsprogramma inrichten. Zolang zij maar elke leerling de mogelijkheid bieden een programma te volgen dat voldoet aan de wettelijke urennorm. En zolang de leerlingen maar minimaal 189 dagen per jaar onderwijs krijgen.

De urennorm geeft middelbare scholen:

  • ruimte en flexibiliteit om het onderwijs beter in te richten;
  • mogelijkheden om een aangepast programma aan te bieden aan bijvoorbeeld excellente leerlingen of leerlingen met een achterstand;
  • mogelijkheden om lesuitval op te vangen.

Veel ruimte voor maatwerk binnen urennorm

Binnen de  urennorm is veel ruimte voor maatwerk. Iedere leerling kan een programma volgen dat aan de wettelijke urennormen voldoet. Maar voor iedere leerling mogen scholen ook van de normen afwijken. Dit gebeurt alleen als dat in het belang van de leerling is.

Sommige leerlingen hebben genoeg aan minder onderwijstijd. Andere leerlingen hebben juist meer onderwijstijd nodig. Binnen normen voor onderwijstijd is daar ruimte voor. Soms heeft een leerling bijvoorbeeld genoeg aan 2 in plaats van 3 uur Nederlands of natuurkunde. Die leerling kan dan dat uur aan een ander vak besteden of bijvoorbeeld aan zelfstudie.

Er is ook veel ruimte voor de invulling van de onderwijstijd. Scholen kunnen de onderwijstijd voor gewone lessen gebruiken, maar bijvoorbeeld ook:

  • voor stages of projecten bij bedrijven of maatschappelijke organisaties;
  • om colleges of vakken te volgen aan een universiteit;
  • voor afstandsonderwijs of leerpleinen. 

Mogelijkheden voor eigen keuzes

De urennorm is vastgelegd in de Wet modernisering onderwijstijd. Er is geen gedetailleerde landelijke richtlijn die bepaalt wat scholen precies moeten of mogen binnen de urennorm. Scholen hebben daardoor veel keuzevrijheid. In een gespreksnotitie (uit 2015, maar nog steeds actueel) leest u meer over wat meetelt als onderwijstijd in het voortgezet onderwijs, en welke ruimte er is voor maatwerk. De belangrijkste regels zijn dat:

  • de school de onderwijstijd bewust moet plannen en verzorgen;
  • bekwaam personeel verantwoordelijk is voor de verzorging van de (onderwijs)activiteiten; 
  • duidelijk moet zijn welke soorten onderwijsactiviteiten de school meetelt als onderwijstijd. De medezeggenschapsraad moet hier ook mee instemmen.

Voor het vak lichamelijke opvoeding is de situatie iets anders. Bekijk de notitie 'Aantal uren lichamelijk opvoeding in het voortgezet onderwijs'.

Rol medezeggenschapsraad

De medezeggenschapsraad (MR) speelt een belangrijke rol bij de onderwijstijd. De MR moet er vooraf mee instemmen:

  • welke soorten onderwijsactiviteiten binnen de onderwijstijd vallen;
  • wat het beleid is voor lesuitval (bijvoorbeeld bij ziekte van een leraar);
  • op welke dagen de school geen onderwijs verzorgt.

Normen en de kwaliteit van het onderwijs

Eigen keuzes voor de invulling van de onderwijstijd mogen geen negatief effect hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Binnen de school houden professionals, ouders en de MR de kwaliteit van het onderwijs en de resultaten in de gaten. Daarnaast kan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) optreden als de kwaliteit van het onderwijs op de school onder de maat is.