Toespraak minister–president Rutte bij toekenning Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon

Toespraak van minister–president Rutte  in Kasteel Duivenvoorde te Voorschoten, bij de postume toekenning van de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon aan Jan Zwartendijk. Deze vond plaats op 14 september 2023.

Dames en heren,

Beste Edith en Rob,

Ik ben blij u hier vandaag te ontmoeten.

Deze bijeenkomst had natuurlijk veel en veel eerder moeten plaatsvinden. Maar laten we vandaag vooral blij zijn dat het zover is. En dat zeg ik ook als historicus.


Als historicus is het je taak om de geschiedenis te bewaren. Om te vertellen over wat er is gebeurd en wie welke rol daarin speelde.

Dat levert de bekende verhalen op, die alle middelbare scholieren kennen. Het zorgt er ook voor dat sommige namen in ons collectieve geheugen zijn gegrift.

Willem van Oranje. Thorbecke. Anne Frank. Prominente mensen, met een prominente plek in onze geschiedenisboeken.

Maar als er iets is wat ik heb geleerd, als historicus en als mens, is het dat het ook heel vaak mensen op de achtergrond zijn die het uitzonderlijke doen. Die het verschil maken. Soms voor 1 persoon. Soms voor een hele groep.

Zij zijn het, die bepalen hoe onze geschiedenis eruit ziet. Terwijl zij zelf meestal niet in de geschiedenisboeken belanden.

Jan Zwartendijk was zo iemand. Toen hij voor Philips in Litouwen terechtkwam, had hij geen idee van wat de toekomst voor hem in petto had. Hij deed zijn werk, en hij deed dat goed. Zo goed, dat gezant Leendert de Decker er alle vertrouwen in had toen hij Zwartendijk benoemde als waarnemend consul in Litouwen in mei 1940. Terugkijkend is het haast een profetische benoeming.

Jan Zwartendijk werd aangesteld om zo goed en zo kwaad als dat ging, het werk van het consulaat voort te zetten. Niemand had daar op dat moment hooggespannen verwachtingen van. Maar Zwartendijk zag wat in de zomer van 1940 nog lang niet door iedereen werd gezien. Hij hoorde het idee van Nathan Gutwirth over de verstrekking van visa. En hij besloot te handelen.

U weet wat volgde. Het is de reden dat we hier vandaag zijn.

Op eigen gezag, en in heel korte tijd, verstrekte Jan Zwartendijk minstens 2345 visa. Of eigenlijk: redde hij minstens 2345 levens.

Een enorm aantal. En mogelijk zijn het er nog meer. Want op 1 visum konden meerdere personen worden geschreven.

Dat we het precieze aantal verstrekte visa, of geredde mensen, nooit zullen weten, is eveneens aan Zwartendijks loepzuivere inschatting te danken. Opnieuw nam hij een beslissing met verstrekkende gevolgen.
Bij zijn vertrek uit Kaunas vernietigde hij het archief van het consulaat, zodat de sporen naar hen die hij redde, werden uitgewist.

Wrang genoeg werden die sporen ook voor hemzelf uitgewist. Het onzekere lot van de mensen die hij hielp vluchten, bleef tot zijn dood in 1976 aan hem knagen. Zijn kinderen vertelden biograaf Jan Brokken dat hun vader altijd gevreesd heeft dat de meesten van hen in de Goelag terecht zijn gekomen. Een sombere gedachte, die zijn weerslag op hem had.

Wat had Jan Zwartendijk graag geweten wat wij nu weten. Dat meer dan 90% van de mensen die hij hielp, het overleefd had. Dankzij hem. Dankzij Jan Zwartendijk. En zijn moed om op het juiste moment, het juiste te doen.

In het hier en nu klinkt dat misschien heel logisch. Maar wie dat denkt, gaat voorbij aan de grauwe realiteit van de Joodse vluchtelingen die aanklopten bij het consulaat van Zwartendijk.

Arlette Liwer-Stuip, kleindochter van Abraham Liwer en hier vandaag aanwezig, schreef over de vlucht van haar familie. Het visum dat het gezin van haar opa kreeg van Zwartendijk, zorgde ervoor dat zij deel uitmaakten van de 3% Joodse overlevenden uit het Poolse Bedzin. 25.000 andere Joden werden vermoord. Onder wie 69 familieleden van Abraham.

Het is slechts 1 huiveringwekkend verhaal. Van heel veel andere overlevenden weten we niet meer dan dat zij de oorlog overleefd hebben. En dat het visum van Jan Zwartendijk daarin een sleutelrol heeft gespeeld.

Zwartendijk wist dat hij met zijn acties een groot persoonlijk risico liep. De mensen die hij hielp, hadden vaak geen enkele band met Nederland. Hij was hen niets verschuldigd. Toch bleef hij slijpen aan Nathan Gutwirth’s idee. En plaatste hij zijn handtekening. Zeker 2345 keer.

Waarom? Omdat hij vond dat je mensen in nood moest helpen. Of, zoals hij zijn kinderen leerde: Ieder mens moet voor zichzelf een aantal normen en waarden opstellen waaraan hij trouw moet blijven, onder alle omstandigheden.
Toen zijn dochter Edith hem vroeg wat er gebeurde als je je daar niet aan zou houden, zei hij:
 

Dan houd je op een waardig mens te zijn.

Aan dat morele kompas bleef hij trouw tot het eind. Lange tijd was dat misschien wel het enige waarop hij kon bogen. Hij werd in 1956 weliswaar tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau benoemd, maar dat was voor zijn werk voor Philips. Niemand kende het verhaal over zijn visumverlening in volle omvang. En daarmee bleef erkenning uit. In Nederland tenminste.

Elders werden Zwartendijks daden al veel eerder op waarde geschat. Holocaust-herinneringscentrum Yad Vashem verleende hem in 1997 postuum de titel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren.’ In datzelfde jaar werden in zijn geboortestad Rotterdam 14 zilverlinden als monument voor hem geplant.

In 2018 onthulden Rob en Edith Zwartendijk in Kaunas een monument voor hun vader, in aanwezigheid van de koning. En in datzelfde jaar verscheen de biografie van Jan Brokken, waarmee zijn naam eindelijk bij een breder publiek bekend werd.

Het is het zoveelste bewijs dat onze blik op de geschiedenis per definitie subjectief is. En dat lang niet iedereen die een plek in de geschiedenisboeken verdient, die ook daadwerkelijk krijgt.

Daarom ben ik blij met de oproep van alle Tweede Kamerfracties onder leiding van Sjoerd Sjoerdsma eerder dit jaar, om Jan Zwartendijk postuum voor te dragen voor de hoogst mogelijke Koninklijke Onderscheiding.

Een onderscheiding die passend is voor de uitzonderlijke prestatie die hij geleverd heeft. Zo uitzonderlijk, dat de ministerraad is teruggekomen op haar besluit uit de jaren ’50 om geen mensen meer te decoreren voor daden tijdens de Tweede Wereldoorlog. En hoewel er nuances zijn in dit verhaal, is aan dat besluit altijd vastgehouden. Tot nu.

De Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon kent een bronzen, zilveren en gouden uitvoering en wordt toegekend aan ‘hen die een menslievende daad hebben verricht die de kenmerken draagt van moed, beleid en zelfopoffering.’ De daden van Jan Zwartendijk hebben het allemaal in zich. Moed; omdat hij iets deed dat anderen nalieten of niet durfden. Beleid; omdat hij weldoordacht en daadkrachtig heeft opgetreden. En zelfopoffering; omdat hij met zijn werk een persoonlijk risico nam. En hij wist dat.

Dames en heren,

Het verhaal over Jan Zwartendijk is veel te lang niet gehoord. Zijn werk veel te lang niet gezien.

Vandaag willen we dat rechtzetten. Of eigenlijk willen we vandaag recht doen.

En ik ben blij dat ik dat mag doen ten overstaan van zijn kinderen, Edith en Rob Zwartendijk, door te zeggen dat het Zijne Majesteit de Koning heeft behaagd om Jan Zwartendijk postuum de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon in goud toe te kennen. En ik mag u de daarbij behorende versierselen overhandigen.