Toespraak van minister Van der Steur 2e Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering

Toespraak van minister Van der Steur (VenJ) op het 2e congres Modernisering Wetboek van Strafvordering op 15 oktober 2015 in Amersfoort.

Dames en heren,

Welkom op het 2e congres Modernisering wetboek van strafvordering. Velen van u waren ook aanwezig op het eerste congres een jaar geleden. De Rijtuigenloods is ondertussen ingrijpend herzien. Het goede is behouden, obstakels zijn weggenomen. Er zijn – zoals dat heet - betere zichtlijnen gecreëerd. Er zijn 5 zogeheten wachtkamers, die allemaal beschikken over de nieuwste audiovisuele techniek. De wagons waarin u straks de workshops hebt, beschikken nu over airco. Er is een ruimte gekomen die men de zandstraalcabine noemt. Wat daar gebeurt of vroeger gebeurde, laat ik aan uw fantasie over.

De verbouwing van de Rijtuigenloods en de modernisering van het Wetboek van Strafvordering hebben wel iets gemeen. Tijden veranderen. De eisen veranderen. Techniek verandert. Dat was in de periode vóór 1926 ook zo. In dat jaar trad het huidige wetboek in werking. Bastiaan Ort was daar zeer van doordrongen. De voorzitter van de Staatscommissie had 64 vergaderingen nodig om tot een ontwerp te komen. Minister Theo Heemskerk baseerde zijn wetsvoorstel van 1921 grotendeels op Orts ontwerp. 5 jaar later werd de Nieuwe Wet op de Strafvordering ingevoerd. Ort was van 1913-1918 minister van justitie.

Waarom werd tot een ingrijpende herziening besloten? De gezaghebbende rechtsgeleerden Blok en Besier commentariëren in hun Het Nederlandsche Strafproces uit 1925: 'Zonder te willen tekort doen aan den grooten invloed, die de beschaving heeft op de wijze, waarop men mag optreden tegenover personen, van wie men overtuigd is, althans vermoedt, dat zij zich aan de wetten van de Staat hebben vergrepen, zouden wij meenen, dat hier ook in hooger mate samenhangt, de waarde welke men aan de persoonlijkheid en aan de Staat in hunne onderlingen verhouding toekent.' Met andere woorden het wetboek kon niet meer 'opgelapt' worden. De verhoudingen in de samenleving en de ideeën over de positie van burgers en overheid waren te zeer gewijzigd.

Groenhuijzen en Knigge stelden eind vorige eeuw eigenlijk hetzelfde vast in 'Het onderzoek ter zitting'. Zij pleitten voor een nieuw Wetboek van Strafvordering dat veel preciezer de posities van de procesdeelnemers beschrijft en beter rekening houdt met nieuwe ontwikkelingen en inzichten. De wetgever bouwde in 1926 voort op het wettelijk stelsel zoals dat was neergelegd in het oude, uit 1838 stammende Wetboek van Strafvordering. Dat op zijn beurt in grote lijnen een kopie was van de daarvoor geldende Code d' Instruction Criminelle. Ook wij bouwen voort op de uitgangspunten en beginselen van het strafprocesrecht, maar doen er alles aan tot een modern, toegankelijk en hanteerbaar nieuw wetboek te komen.

Dames en heren. Wat is er sinds het vorige congres gebeurd?

  • Het wetsvoorstel herziening Boek 5 over de tenuitvoerlegging is gereed voor plenaire behandeling door de Tweede Kamer.
  • Het wetsvoorstel digitale processtukken is ook klaar voor plenaire behandeling.
  • Het wetsvoorstel internationale rechtshulp in strafzaken kan in de ministerraad worden besproken.

Er is nog een aantal grote wetsvoorstellen dat ik graag met u wil bespreken de komende maanden. Dan heb ik het over de wet heimelijke bevoegdheden, inbeslagneming, de regeling van het hoger beroep en in het voorjaar de Boeken 1 en 2. De uitdaging bij deze voorstellen is steeds het vinden van evenwicht tussen het doeltreffend functioneren van de strafrechtketen en de bescherming van vrijheden van burgers. Tegen deze context sluit me graag aan bij de woorden van 19e-eeuwse rechtsgeleerde Jeronimo de Bosch Kemper, die opmerkt: 'De (...) hoofdvereischte der strafvordering vloeit voort uit hare bedoeling, om de persoonlijke vrijheid te beschermen tegen willekeur, overijling en onkunde, welke in het vervolgen der misdrijven zoude kunnen plaats hebben.'

En! De contourennota, die ik twee weken geleden samen met het advies (de “voorlichting”) van de Raad van State, naar de Eerste en Tweede Kamer heb gestuurd.

In de Contourennota staat luid en duidelijk het einddoel van de hele operatie. Ik kan hier uitvoerig stilstaan bij de zegeningen die het gemoderniseerde wetboek allemaal in zich zal hebben. Maar ik verklap alvast, aan het eind van mijn verhaal, wordt in nog minder dan 3 minuten helder wat ik in een uur of wat zou moeten uitleggen. Wat u zegt: het is de nieuwe tijd!

Overigens. Het is kennelijk ook in andere landen tijd om het Wetboek van Strafvordering te herzien. Zo is ook mijn Belgische collega Koen Geens er mee bezig. Ik heet hier graag welkom professor Rozie die mede betrokken is bij het Belgisch project. Met wie we ook al van gedachten hebben gewisseld over de keuzes waar we voor gesteld worden. Wij blijven graag over dit project met u en uw collega's in gesprek!

Dames en heren. Zowel bij de politie als OM en ZM wordt al gewerkt aan verbetering van de prestaties van de strafrechtketen. Het gaat hier om de verbeterprogramma’s van het grote Programma versterking prestaties strafrechtsketen, maar ook om eigen verbeter- en innovatieprogramma’s van de politie, het openbaar ministerie en de rechtspraak zelf.

Voorbeelden:

  • Verbetering kwaliteit van de processen-verbaal.
  • Politiemensen werken (digitaal) op straat met een smartphone (MEOS): directe verbinding met databanken.
  • Betere organisatie van de zitting door introductie van de zogeheten verkeerstoren. OM en rechtspraak beoordelen gezamenlijk of de zaak logistiek volledig en tijdig gereed is.
  • Bij het OM komt een vaste zaaksofficier (van de opsporing tot en met de zitting).
  • Meer regieruimte voor strafrechter in hoger beroep: Agenda Innoverende Hoven 2020.

Dames en heren, ik kom bij een belangrijk punt: De implementatie. Een geslaagde invoering van het wetboek in de praktijk staat of valt met een zorgvuldige implementatie. Om mij daaraan te houden heb ik een ijkpunt gekozen. Op de gang van mijn ministerie hangen portretten van alle ministers van justitie tot nu toe. Met enige jaloezie kijk ik naar die van Cornelis van Maanen. Hij was minister van justitie van 1815 tot 1842. Dat is 27 jaar; dan kun je wel wat fiksen. Lekker veel tijd om zaken af te ronden. Zoveel tijd hebben we niet, maar we nemen zo lang als nodig is voor een zorgvuldige implementatie.

Van Maanen was overigens tegen de ministeriële verantwoordelijkheid en vóór regeren per decreet. Ik zie dat u zich schrap zet. Vrees niet. Ik ben ook zeker niet van plan om per decreet te gaan regeren. Dat zou zich niet verhouden tot het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel.

Zoals u weet wordt de laatste wet uit dit omvangrijke wetgevingsproces in december 2018 in het Staatsblad gepubliceerd. De opleidingen, aanpassing van de werkprocessen, de ICT zullen nog wel een periode daarna tijd en energie in beslag vergen. Zorgvuldigheid staat voorop. En we willen dat alle betrokkenen op een redelijke manier de overstap zullen maken. Mijn voorganger Ivo Opstelten heeft al in gang gezet dat er - lang voordat de echte implementatie plaatsvindt - wordt gekeken welke extra inspanningen er op bepaalde momenten en plekken nodig zullen zijn. Proactief scenario’s maken, noem je dat geloof ik.

Dames en heren. Op u allen wordt door ons een groot beroep gedaan bij het opnieuw opzetten van het wetboek en bij het doordenken en doorrekenen van de gevolgen in de praktijk van die keuzes. Dat moeten we ook vandaag doen. De wisselwerking tussen wetgeving en praktijk vraagt van ons een voortdurende vertaalslag bij de keuzes die de strafwetgever moet maken. Het doet mij daarom bijzonder veel genoegen dat het College van Bestuur van de Universiteit Leiden – mijn Alma Mater - vorige week heeft besloten een hoogleraar strafwetgeving te benoemen. Hij is hier in ons midden: Marc Kessler, die zich in het bijzonder zal bezig houden met onderwijs en onderzoek op het gebied van deze modernisering van het Wetboek.

Ik kom tot een afronding. Onze wet trad - zoals al gememoreerd - in werking in 1926.

Het jaar waarin in Den Haag een filiaal van het warenhuis De Bijenkorf wordt geopend. Als 1e in Nederland beschikt de winkel over een roltrap. In Berlijn wordt de 1e draadloze telefoon gedemonstreerd.

Arnold Hogg – geen rechtsgeleerde maar een pianist bij stomme films - maakt in 1926 een foto van zichzelf en zijn vrouw Helen. Is dat nu zo bijzonder? Hij doet het met een selfiestick. U ziet, ieder jaar heeft zo zijn nieuwigheden. Laat 2015 het jaar zijn waarin we opnieuw een goede stap nemen op weg naar een modern en toegankelijk Wetboek van Strafvordering.

Ik wens u een goed en vruchtbaar congres toe, waarvan de resultaten net als op het 1e congres – onder dankzegging - wederom worden meegenomen in de verdere uitwerking van de wetgeving en de implementatie van het nieuwe Wetboek van strafvordering.